Tekstweergave van BTB_1941-1942-01_002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Voor
de
vruchtzetting
van
een
plant,
dus
ook
van
eén
vruchtboom
is
het
noodzakélijk,
dat
stuifmeelkorrels,
gevormd
in
de
meeldraden,
terechtkomen'
op
de
stamper
van
een
bloem.
De
meeldraadkorrels,
die
door
iiisecten
worden
overgebracht,
kiemen
in
het
stempelvocht
en
groeien
door
de
stijl
heen
het
vruchtbeginsel
binnen.
Daar
aangekomen
vereenigen
zij
zich
met
de
eicellen
van
de
eitjes,
die
in
het
vrucht
beginsel
aanwezig
zijn.
Dit
aantal
bedraagt
bij
de
appel
tien
en
zoo
kunnen
na
volledige
be
vruchting
10
zaden
ontstaan.
Het
blijkt
dus,
dat
vruchtvorming
door
het
uitgroeien
van
het
vruchtbeginsel
alleen
mogelijk
is,
wanneer
be
vruchting,
dus
versmelten
van
stuifmeelkorrel
en
eicel,
heeft
plaatsgevonden.
Het
is
hierbij
niet
noodig,
dat
alle
10
eicellen
worden
bevrucht;
reeds
wanneer
er
2
'óf
3
zijn
bevrucht,
kan
het
vruchtbeginsel
een
vrucht
vormen.
Nu
doen
zich
in
de
natuur
verschillende
mogelijkheden
voor,
waarvan
de
voornaamste
zijn:
1.
het
stuifmeel
van
een
bepaalde
variëteit
y
komt
pp
een
bloem
van
dezelfde
variëteit.
Men
spreekt
dan
van
zelfbestuiving.
2.
het
stuifmeel
van
een
variëteit
komt
op
een
bloem
van
een
andere
variëteit.
Dit
noemt
men
kruisbestuiving.
De
belangrijke
ontdekking
van
den
Amerikaan-
schen
onderzoeker,
welke
Prof.
Sprenger
voor
Limburg
naging,
was
nu
deze,
dat
er
variëteiten
zijn,
die
inet
eigen
stuifmeel
geen
vruchten
kunnen
vormen,
maar
steeds
stuifmeel
van
andere
variëteiten
behoeven.
Dergelijke
variëteiten
worden
zelfsteriel
genoemd,
terwijl
daarentegen
^^variëteiten,
die
met
eigen
stuifmeel
wel
vrucht
■zetten,
zelf
fertiel
heeten.
Dit
bleek
de
oplossing
te
zijn
van
de
onvrucht-
j.
baarheid
van
verschillende
Limburgsche
kersen-
■[variëteiten.
De
Bastaarddikke
was
zelfsteriel.
■rLatèr
bleken
deze
verschijnselen
ook
bij
pruimen,
H
appels
en
peren
een
rol
spelen.
Bij
kersen
is
het
verschijnsel
der
zelfsteriliteit
■wel
het
meest
verbreid.
Men
denke
slechts
aan
“
variëteiten
als
Variksche
Zwarte
en
Early
Rivers,
welke
ieder
voor
zich
kruisbestuiving
eischen.
Is
dit
verschijnsel
der
zelfsteriliteit
nu
ook
de
verklaring
van
de
geringe
vruchtbaarheid
van
"jonge
Goudreinetten
?
Ja
en
neen
!
De
onder
zoekingen
der
laatste
jaren
bewijzen
eenerzijds,
dat
de
vruchtbaarheid
van
Goudreinette
bij
kruisbestuiving
beslist
toeneemt;
anderzijds
kan
met
worden
ontkend,
dat
hier
andere
factoren
éen
rol
spelen
en
de
kwestie
niet
zoo
eenvoudig
.
*
s
-
^Terwijl
iedere
fruitteler
in
zijn
omgeving
on-
'ta'Uchtjbarg;
Gfandtoinetfeboonisaarden.
weef
te
■
vinden*,
welke
dour
gemis
aan
kruisbestuiving
slecht
dragen,
kent
hij
ook
boomgaarden,
welke
■
j
uitsluitend
uit
Goudreinetten
bestaan
en
deson-
danks
regelmatig
vruchtbaar
zijn.
Daarnaast
is
het
echter
een
feit,
dat
er
tegenover
vele
Goud-
^reinetteboomgaarden,
die
door
gebrek
aam
kruis
bestuiving
slecht
dragen,
nauwelijks
één
Goud
reinette
boomgaard
is
te
vinden,
die
niettegen
staande
de
aanwezigheid
van
goede
kruisbestui-
vers
geen
vruchten
voortbrengt
-
verwaarloosde
perceelen
buiten
beschouwing
gelaten.
In
iéder
geval
mogen
wij
hieruit
concludeeren,
dat
gebrek
aan
stuifmeeel
van
andere
varië
teiten
één
der
redenen
van
de
onvruchtbaar
heid
van
vele
Goudreinetten
kan
wezen.
Voorts
is
echter
van
belang
er
op
te
wijzen,
dat
ook
de
voedingstoestand,
waarin
de
boomen
verkeeren
een
groote
rol
speelt.
Een
rijke
■
bemesting,
niet
in
het
minst
met
stikstof,
heeft
een
gunstige
invloed
op
de
vrucht-
,
zetting.
Wanneer
aan
het
gras
te
zien
is,
waar
de
kustmest
is
gestrooid,
is
het
geen
wonder
dat
de
boomen
te
kort
komen.*
In
de
derde
plaats
is
het
ondubbelzinnig
een
feit,
dat
de
mate
van
groei
en
de
leeftijd
van
de
boomen
invloed
hebben.
Naarmate
de
groei
meer
tempert
en
de
boomen
ouder
worden,
schijnt
de
vruchtzetting
makkelijker
te
verloopen.
'
Beslist
zèlfsteriel
kunnen
wij
de
Goudreinette
■dan
ook
niet
noemen,
hoewel
kruisbestuiving
de
g
vruchtzetting
sterk
begunstigt.
Over
de
voornaamste
voorwaarde
voor
een
11
goede
vruchtzetting,
de
bestuiving
met
vreemd
■
stuifmeel,
willen
wij
hier
schrijven.
Bij
den
aan-
8?
leg
van
boomgaarden
moet
bij
het
opmaken
van
een
beplantingsplan
met
een
j
uiste
kruisbestuiving
rekening
worden
gehouden.
En
wanneer
men
een
boomgaard
heeft,
welke
uitsluitend
uit
Goud
reinetten
bestaat,
moet
men
maatregelen
nemen,
opdat
de
bestuiving
in
orde
komt.
Men
kan
daartoe
bijplanten
of
boomen
omenten.
De
laatste
oplossing
geeft
meestal
de
beste
resultaten,
om
dat
omgeënte
boomen
eerder
bloemen
dragen,
terwijl
bijgeplante
boomen
pas
na
een
aantal
jaren
gaan
bloeien
en
gewoonlijk
geen
gunstige
plaats
krijgen.
Soms
vindt
men
het
jammer
om
mooie
Goud
reinette
om
te
enten
en
ent
men
hier
en
daar
een
tak
af
met
den
bedoelden
bestuiver.
Bijna
.
zonder
uitzondering
loopt
deze
methode
op
een
mislukking
uit,
daar
gewoonlijk
de
enten
door
de
Goudreinette
worden
overgroeid
en
na
ver
loop
van
jaren
zijn
ze
verdwenen.
g
De
vraag,
jwaar-het
Wm#
fp
aankb.mt,
is
nu
deze:
„Welkt
en
het
beste
stuif
¬
meel
voor
de
bebfuchUng
vah^de
Goudreinette
?’’
Verschillende
onderzoekers
hebben
zich
met
dit
probleem
beziggehouden
en
kunstmatige
bestui
vingen
teweeggebracht.
Een
overzicht
van
de
tot
nu
toe
behaalde
resultaten
wordt
gegevén
in
Mededeeling
no.
32
vin
het
Laboratorium
voor
Tuinbouwplan
tenteelt
tte
Wageningen,
getiteld:
„Handleiding
bij
de
jkeuze
van
fruitvariëteiten
voor
het
gebruik
in
boomgaarden
in
verband
met
bevruchtingsmogelijkhfeéen”,
uitgegeven
door
de
Ned.
Heide
Mij.
te
Arijhem.
Van
de
in
de
Betuwe
bekende
variëteiten
worden
als
goede
bestuivers
voorde
Goudreinette
ginoemd
de
variëteiten
Cox’s
Orange
Pippin,
Kesidck
Codlin,
Përzikroode
Zomerappel,
Present
’van
Engeland
en
Yellow
Transparent.
-
Voorts
wordt
er
op
gewezen,
dat
waarschijnlijk
alle
appelvariëteité^rfl^^êmkrachtig
stuifmeel
hebben
en
gelijk
m^iêM^ondreinette
bloeien
als
stuifmeelleverancie®MqS&t>ijn.
Dus
twee
eischen
worden
gesteld
:
kiem.prachtig
stuifmeel
en
ge
lijke
bloeitijd.
Onderzoekingen
|b^jb’
iiej
*
1
2
&iemkracht
van'
het
stuifmeel
van
onze
^pJ^yaÇfeteiten
vonden
onder
meer
te
Breda
plans'
peh^sa
menvatting
van
de
resultaten
is
neergéfegd
in
Mededeeling
no.
15
van
denTuinbouwvoorjichtingsdienst
:
„
Stuifmeel-
onderzoek
bij
vruc^tlàagu^.’
’.
In
deze
publicatie,
welke
verkrijgbaafeW;
hijgde
Algemeene
Lands
drukkerij
te
’s
Gr^^j^^worden
o.m.
de
vol
gende
appels
genoenjd,
welke
slecht
kiemend
stuifmeel
zouden
leveren:
Bramley’s
Seedling,
Fransche
Zure,
Lemjienappel,
Notarisappel
en
Zoete
Ermgaard.
Het
spreekt
vanzelf,
dat
ge
noemde
variëteiten,
waarvan
het
stuifmeel
slechts
voor
een
klein
percentage
(10
à
20%)
kiemt,
niet
als
beste
bestuiv^j^^mnde
Goudreinette
zijn
te
beschouwen.
Dan
de
gelijktijdige
bloei.
In
sommige
jaren
bloeien
vele
appelva^kteifen
vrijwel
tegelijk,
in
andere
jaren
is
errpéi'"
gw®t
verschil
in
bloeitijd
tusschen
de
soortet}”pn»ier^.hg
en
kan
het
gebeuren,
dat
de
Goudreinet^Æijwsirs
uitgebloejd,
voordat
de
meeste
soorteA
Wibl^jjkomen.
Wanneer
de
fruitteler
goede
befW^m^voor
de
Goudreinette
uitzoekt,
doet
hij
dusigoed
ook
op
den
bloeitijd
te
letten.
De
volgende
Variëteiten
bloeien
gewoon
lijk
ongeveer
gelijk
met
de
Goudreinette
:
Keswick
Codlin,
Manks
Codliii
Transparent
de
Croncels,
Yellow
Transparent,
Zigeunerin
:
iets
later
bloeien
Early
Victoria^Jon^iau^Lgxton's
Superb,
Lun-
tersche
PippeW,^
■jfpgtW&Qk
de
tweede
reeks
variëteiten
za
1
als
bes
IP
de
Goudreinette
in.
hebben
zoo
dus
eemgé
kefesç.....p
i,
-
:
Toch
voldoerM-óns-tteZé-gègeVens
als
fruitteler
nog
niet
geheel^
Zijn
ifu
de
vatir
teiten,
die
goed
stuifmeel
hebWtw
Heh’jkWfift
de
Goudreinette
bloeien,
ook
inderdaad
geschikt
?
Is
dit
in
de
practijk
gebleken
?
Hierop
kan
geantwoord
worden,
dat
vooral
de
waarde
van
de
variëteiten
Yellow
Transparent
in
de
practijk
naar
voren
is
gekomen.
Om
één
voorbeeld
te
noemen
:
schrijver
van
dit
artikel
is
een
boomgaard
bekend,
waarin
om
de
andere
Goudreinette
en
Yellow
Transparent
als
hoog-
stammen
zijn
geplant.
Vanaf
het
twaalfde
jaar
hebben
de
Goudreinette
regelmatig
een
goede
oogst
gegeven.
.
Om
echter
de
verschillende
daarvoor
in
aan
merking
komende
variëteiten
nader
te
kunnen
beoordeelen,
zijn
in
hét
voorjaar
van
1939
en
in
het
voorjaar
van
1940
in
een
boomgaard
te
Deil
een
aantal
bestuivingsproeven
genomen.
In
1939
werden
hiervoor
twee
Goudreinetteboomen
uitge-<
kozen,
in
1940
.werden
alle
proeven
op
één
boom
genomen.
De
bloemen
werdeni
voor
het
in
bloei
komen
ENTHOUT
Verkrijgbaar
op
de
Fruitteelt-
school
te
Geldermalsen
een
groote
partij
gekeurd
enthout,
voorzien
van
't
loodje
der
V.O.F.G.
o.a.
APPELEN:
Laxton
Superb
Goudreinette
Jonathan
Cox's
Orange
Pippin
Mank's
Codlin
Roode
Culeman
Notarisappel
Ÿçllow
transparent
Present
van
Engelard
KERSEN:
Beyerlander
Variksche
zwarte
Wijnkers
PEREN:
Conférence
Zwijndrechtsche
Wijnpeer
Gieser
Wildeman
Emile
d'Heyst
Winterjan
Provisiepeer
Legipont
Comtesse
de
Paris
PRUIMEN:
Reine
Victoria
Reine
Claude
d'Oullins
Reine
Claude
d'Althan
Zoete
Kwets
ingehuld,
daarna
werden
om
zelfbestuiving
te
voorkomen
de
meeldraden
weggeniïien
en
toen,
de
bloemen
in
de
zakjes
openging
n,
werd
stuif
meel
van
andere
variëteiten
op
de
stemoels
sre-
bracht.
De
resultatén
van
de
vruchtzeti
ng
zijn
in
de
volgende
tabel
vastgelegd:
Stuifmeelleverancier
Groninger
Kroon
Princesse
Noble
Yellow
Transparent
Manks
Codlin
Jonathan
Ellisons
Orange
Cox’s
Orange
Pippin
Gamersche
Zure
Present
van
Engeland
Transparent
de
Croncels
KaneelzuUr
Laxton’s
Superb
James
Grieve
Culeman
Early
Victoria
Glorie
van
Holland
Notarisappel
1939
(aantal
bloemen
bestoven
aantal
vruchten
(Goudreinette)
410
0
59
0
173
3
352
3
21
0
63
1
116
0
65
0
84
2
244
2
33
0
170
0
140
0
25
0
69
86
62
64
80
91
28
46
95
45
70
76
0
7
4
3
1
0
1
1
0
1
1
6
0
5
3
1
1
i
3.5
1
.9
1.5a
0
f
3.57;
1
w
0
2.5
1
1
2.5
0
0
Hieruit
kunnen
de
volgende
conclusies
worden
getrokken:
1.
De
beste
stuifmeelleverancier
voor
de
Goud
reinette
zijn
dé
variëteiten
Princesse
Noble
Yellow
Transparent,
Jonathan,
Early
Victoria,’
Laxton's
Superb
en
misschien
de
Present
van
Engeland.
2.
Weinig
of
geen
waarde
voor
de
bevruchting
van
de
Goudreinette
bezit
het
stuifmeel
van
de
Gamersche
Zure,
Kaneelzuur,
Glorie
van
Holland,
Notarisappel
en
Groninger
Kroon.
Van
de
zes
geschikte
stuifmeelleveranciers
bloeit
alleen,
de
Yellow
Transparent
gelijk
met
de
Goudreinette;
de
andere
variëteiten
bloeien
iets
later.
Mogelijk
zal
iemand
opmerken,
dat
in
het
alt
gemeen
de
bereikte
vruchtzetting!
zper
gerjng
is.
Dit
is
echter
niets
bijzonders,
want%3k
'in
dé
vrije
natuur
komt
maar
ee®
gering
:
■aaMaï
viwenxtB
-tot
uaac
iwiiT
«ft
f»
ftvt
aantiri
appels
van
een
rijkdragenden
boom
intgëd?ukt
;!
iïrpfb-
centen
van
het
aantal
bloerntëS^ptpffr*
gering
Bovendien
zal.
beschadiging
vanSfe"’
geslachtsor
ganen
bij
het
verwijderen
van
cffi'meeldtadën
èn
het
bestuiven
van
de
stampers
gemakkeliik
(4>-
treden.
Het
zal
echter
ieder
duidelijk
zijn,
dat
deze
gegevens
aanvulling
behoeven
en
dat
nauwkeurig
onderzoek
over
meerdere
jaren
gewenscht
is.
Voor
het
oogenblik
geven
de
vermelde
cijfers
belangrijke
aanwijzingen
en
de
vraag,
welke
varië
teiten
we
moeten
kiezen
voor
de
bestuiving
van
de
Goudreinette,
kan
nu
worden
beantwoord.
De
Yellow
Transparent,
Laxton’s
Sùperb,
Prin
cesse
Noble
en
Early
Victoria
zijn
uitstekende
stuifmeelleveranciers.
De
laatstgenoemde
variëteit
is
als
vrucht
echter
zoodanig
van
kwaliteit,
dat
meerdere
fruittelers
haar
niet
zullen
planten.
De
Goudreinetten
.
ontstaan
na
bestuiving
met
Jonathan-stuifmeel
bevatten
slechts
looze
pitten,
zoodat
de
waarde
van
de
Jonathan
mo
menteel
nog
niet
te
hoog
mag
worden
aangeslagen.
Bovendien
groeit
de
Jonathan
als
hoogstam
on
voldoende
en
blijven
de
vruchten
te
klein,
zoodat
deze
variëteit
als
hoogstam
voor
de
bestuiving,
van
de
Goudreinette
zeker
niet
kan
worden
aan
bevolen.
Met
Present
van
Erigelend
bestoven
heeft
de
Goudreinette
slechts
één
vrucht
gegeven,
zoodat
meerdere
bestuivingsproeven
gewenscht
zijn.
Onze
conclusie
is
dus,
dat
de
variëteiten
Yel
low
Transparent,
Laxton's
Superb
en
Prin-j
cesse
Noble
het
beste
stuifmeel
voor
de
Goud
reinette
leveren.
Het
zijn
bovendien
variëteiten
1
die
waardevol
fruit
voor
den
handel
leveren.
In
struikvormaanplantingen
zijn
deze
drie
soor-*
ten
zeker
op
haar
plaats.
In
verband
met
de
vatbaarheid
voor
kanker
kan
dë
aanplant
van
i
Yellow
Transparent
echter
op
sommige
gronderr
moeilijkheden
ontmoeten.
Op
hoogstam
groeien
de
variëteiten
Yellow
Transparent,
Laxton’s
Superb
en
Princesse
Noble
slechts
matig.
Er
is
echter
geen
andere
keuze
en
bij
het
vaststellen
van
den
plantafstand
kan
hiermede
rekening
worden
gehouden.
Waarschijn
lijk
is
de
Princesse
Noble
nog
de
krachtigste
van
de
drie.
In
geval
men
wijzigingen
in
een
volwassen
boomgaard
wil
aanbrengen,
kan
men
enkele
hoog-
stammen
met
Princesse
Noble
of
Laxton’s
Superb
omenten.
Alleen,
wanneer
de
hoogstammen
zeer
gezond
zijn,
is
de
Yellow
Transparent
voor
dit
doel
geschikt.