Tekstweergave van BTB_1941-1942-01_003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Tenslotte moet nog worden gewezen op de rol, «lie de bijen spelen bij het o ver brengen van het ^stuifmeel. Slechts wanneer voldoende insecten hetzij bijen, hetzij wilde insecten in den boom- .gaard aanwezig zijn, zal de gewenschte kruisbe ­ stuiving tot stand kunnen komen. De bijen vormen ■dàarom een onmisbare schakel bij het tot stand komen van de kruisbestuiving. Ir. J. D. Gerritsen Grondonderzoek De Ring Betuwe van de B.O.G. organiseert dit onderzoek, dat dan tegen sterk gereduceerde prijs in Groningen wordt verricht. Nu de kunstmeststoffen zijn gedistribueerd, moet men, meer nog dan vroeger, üitkijken op welk perceel de nog beschikbare kunstmeststoffen zpllen worden uitgestrooid. HNatuurlijk heeft men aan de hand van zijn otvaring daarvoor wel aanwijzingen. Men weet Wel, welke perceel en men in afgeloopen jaren zwaar heeft bemest en welke wat minder ontvingen ; njen weet ook wel, welke perceelen altijd zware '«wassen opbrengen en dus waarschijnlijk met weinig voedingsstoffen toekunnen. Maar die er ­ varingen zijn slechts kleine aanwijzingen en ‘het zou goed zijn nog meer en zoo mogelijk nog betere aanwijzingen te hebben over de voedsel ­ voorraad van den grond. Die meerdere en betere aanwijzingen geeft het .grondonderzoek. In de laatste jaren is veel grondonderzoek ge ­ beurd ; ook veel volledig grondonderzoek in boom ­ gaarden. We krijgen door dit onderzoek een goeden kijk op de voedselvoorraad van den grond en de resultaten, die bereikt worden, wanneer de aan ­ wijzingen worden opgevolgd, die bij den uitslag van het grondonderzoek worden gegeven, zijn buitengewoon gunstig. Toch is er nog een, bijna belangrijker reden, •om grondonderzoek te doen verrichten, Het kalk- .gehalte van den grond kan men zónder grond ­ onderzoek niet bepalen. Het komt dikwijls voor, ■dat de grond kalkarm is, terwijl men denkt, dat or kalk genoeg in zit; maar ook hef omgekeerde, dat men meent, kalk noodig te hebben, terwijl het grondonderzoek uitwijst, dat er kalk genoeg in den bodem zit, komt voor. j^^^jdat geval kan men dus bezuinigen. Ons is ^^H^^prbÀeld bekend, dat iemand al twee wagons en dat het grondonderzoek uit- éf ^ëei} kalk behoefde gestrooid te worden. SHB^^prsoogÿreQg dus een belangrijke be zuiniging I ook, hfetgeeh wij zéggen, wanneer kfltivoordt : ,,Ja, maar het grondonder- '^ uur - kost i per monster < ejfeaisaten. moet toch eigenlijk van eiken boomgaard wefrfeen Wzonderlij k monster nemen en dan nog . liefst twëcWnonstefs n.1 een bovengrondmonster van de laag van O—20 cm en een ondergrond- monstervan de laag 20—40 cm diep.” Inderdaad als men beide monsters volledig laat onderzoeken (wat veel aanbeveling verdient) kost dat f 9,—, maar dan kan men ook doelmatig bemesten. Soms spaart men een grooter bedrag uit b.v. aan kalk, hetgeen wij met het bovenstaande voor ­ beeld hebben verduidelijkt. Ook kan men uit het grondonderzoek leeren, op welke perceelen de meststoffen moeten worden uitgestrooid. Wij zullen ook daarvan een voorbeeld geven. Het moeilijkst te verkrijgen zijn dit jaar de fosforzuur- meststoffen. Nu isjiet een gelukkige omstandig ­ heid, dat veel gronden vrij rijk zijn aan fosforzuur. | Niet alle, sómmige zijn zelfs bijzonder arm aan I fosforzuur. Wijst nu het grondonderzoek uit, dat I de boomgaard of fruittuin rijk is aan fosforzuur (wij herhalen: hetgeen dikwijls voorkomt) dan kan men de fosforzuurmeststoffen, die men nog krijgt, gebruiken voor hét bouwland of grasland. Over bouwland, en grasland te schrijven ligt niet op onzen weg, maar behoort tot de taak van Ir. Huizinga, maar de aanwijzing^ die men krijgt over de fosforvoorraad van den boomgaard, is toch waardevol, ook voor het gras- en bouwland, f Daarbij verkeeren we in de gelukkige omstandig- ! heid, dat vruchtboomen naar verhouding weinig ’fosforzuur ophemen. In boomgaarden zal het kaligehalte als regel minder bevredigend zijn. Het is dus erg gelukkig, dat er vrij voldoende kali beschikbaar is en dus ook vrij veel kalibonnen . worden beschikbaar gesteld. Wij zijn het niet eens met hen, dié beweren dat grondonderzoek duur is. Maar het kan toch goedkooper. De Ring Betuwe van de B.O.G. heeft besloten grondonderzoek te organiseeren in de heele Betuwe. Zoowel monsters van bouwland, grasland als boomgaarden of groenteland kunnen hierbij worden opgezonden. Wanneer vrij veel monsters worden genomen kan men gebruik maken van het z.g.n. ùitgesteld grondonderzoek. De kosten bedragen dan sléchts 2 / 3 van den gewonen prijs. De monsters moéten dan vóór 1 April naar Groningen xzijn opgezonden, en de uitslag wordt vóór September bekend gemaakt. Doet dus allen mee aan dit ondérzoek. Men kan zich opgeven bij de leden van de afdeelingen der B.O.G. Neemt du? allen deel aah dit onderzoek. Aan ­ wijzingen' over de monsterijame worden door Besturen van de B.O.G. gegeven.*In de verschil ­ lende plaatsen zijn monsternemers benoemd, die tegen een geringe vergoeding de monsters voor U nemen. Ir. Joh. Bos Fruitteelt en Bijenteelt Het is nu reeds eenige jaren geleden, dat door de Vereeniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland in het Fruitteelt gebied tusschen Rijn en Waal een krachtige actie werd ingezet om bij de fruitkweekers meer belangstelling voor de bijen- houderij te wekken. Er werden voor de fruit- kweekers speciale cursussen gegeven in bijenteelt, benevens praktische lessen. Bijenfilms werden vertoond, lezingen gehouden propaganda- en contactcommissies ingesteld. De. bijenmar kt in Tiel kwam. Daar zou de imker in contact komen met de kweekers, daar zou hij zijn volken aan voeren, die hij wilde ver- koopen of verhuren. In Land- en Tuinbouwbladen bijenteelt-, week- en dagbladen verschenen arti ­ kelen over de beteekenis van de bijenteelt voor de fruitteelt. De Rijksbijenteelt consulent kwam met een nieuw model kast, de fruittelerskast, die speciaal geschikt zou zijn voor het bijenhou- den door den fruitkweeker, een kast, ^ie eenvou ­ dig in behandeling was, minder tijd vroeg, ge ­ makkelijk zelf te maken wi^s, en niet duur. Tal van fruitkweekers schaften bijenvolken aan, dik ­ wijls vol enthousiasme, welfden lid van een Bijen- teeltvereeniging. De Pomölogische Vereeniging hield een wintervergadering, die geheel gewijd was aan ,,de beteekenis vap de imkerij voor den fruitteeler”, afdeelingen van de Pomologische Ver. steunden nu mee de propaganda, die tot dien tijd grootendeels yas gevoerd dopr de Bijen ­ teelt vereenigingen. Ook iu anidere deelen van ons land o.a. in Zeeland z^g men hetzelfde ge ­ beuren. Het ging de goedé kant op; in imkers- kringen kreeg men wéér fhoop, dat er voor de imkerij weer betere tijden gouden aanbreken nu de fruitkweekers steeds méér belangstelling toon ­ den voor het houden of plaatsen van bijen in hun fruitaanplantingen. En als wij nu de balans eens opmaken, na eenige jaren van propaganda in onze streek, dan moeten we erkennen, dat de resultaten niet zijn, zooals we indertijd weT verwachtten. Wel meenen wij, dat bij vele fruitkweekers reeds het besef is doorgedrongen, dat bijen voor den fruitkweeker onmisbaar zijn^ doch mq^het zelf houden, van bijen door den kweeter is het niet gegaan, zooals wij gehoopt hadden. Zijn ’/ij dan tekort gescho ­ ten in onze propaganda ? LVij meenen van niet. De oorzaak of oorzaken mópten wij ergens anders zoeken. Ie De angst om de bijen t<‘ behandelen, die velen maar niet kunnen overwiiraen, zelfs al zijn ze géwapend met kap en handschoen. 2e Met succes bijen houden is voor den beginne ­ ling nu niet *diréct gemakkelijk. Men meent dik ­ wijls na het volgen van een cursus volleerd imker te zijn, doch in practiji valt dat dan meestal tegen. Practijk en routine spelen een groote rol bij het imkeren. 3e Çe strenge nachtvorsten in 1938, die de fruitoogst vernietigden : weinig of geen inkomsten van hét fruit, wel uitgaven voor de bijen. Men zou hiertegen kunnen inbipngen. Ja, maar voor bemesting, snoei en bespuiting was toch ook veel uitgegeven en dit werd in' 1939 toch ook weer uitgevoerd. Doch dan bedenke men, dat zelfs bij een misoogst bemesting-, snoei- en bespuitings- kosten toch niet geheel verloren zijn, (betere groei- en betere knopvorming voor het volgend jaar!) terwijl de resultaten^ van deze 3. factoren in de fruitteelt nog steeds sterker spreken dan de factor bestuiving i.c. hét bijenhouden. Daarop volgden de strénge winters 1938-39 en 1939-40, die vele stallek decimeerden, ja van sommige bijenstanden niette in leven lieten. Het werd een groote schadepost; de moed ging er uit. 4e De slechte voorjaars- en zomerdracht gedu ­ rende eenige jaren maakte' het noodzakelijk, dat veel moest worden gevoerd, ook in den voorzomer. Dat kostte tijd en geld : (werd bij menigeen ver ­ zuimd met als gevolg, slechte ontwikkeling der volken). 5e Een goede fruitoogst vraagt ook in het na ­ jaar, September en October, .veel arbeid. Het opvoeren der bijen, de in wintering, schiet er dan meestal bij in, wordt te laat (in November) uit ­ gevoerd, wat zoo goed als steeds leidt tot een slechte in wintering. Dat gééft zwakke volken in den bloeitijd en die zijn voor den fruitkweeker van weinig beteekenis. Hij moet in het voorjaar juist zeer sterke volken hebben. Nu de toekomst voor de fruitteelt er thans beter uitziet, dan in vele jaren het geval is ge ­ weest en er vooral zoo groot mogelijke oogsten prima fruit noodig zullep zijn, meenen wij, dat het vraagstuk van: het plaatsen van bijenvolken tijdens de bloei in de boomgaarden en frùittuinen. zeker van nog meer beteekenis gaat worden. Wij hopen hierop in het volgend nummer verder in te gaan. Omdat het 2e nummer van dit blad eerst uit ­ komt, als de bijen zoo ongeveer al in de fruit ­ aanplantingen moeten staan, wilden wij reeds nu alle goede fruitkweekers de raad geven: Zorg, zeker ook dit voorjaar, tijdens den bloei, vol ­ doende bijenvolken in Uw aanplant te hebben, d.w.z. minstens 5 volken, krachtige volken, per ha. Voorzie U er bijtijds van. Het aantal goede volken, dat beschikbaar is, is niet heel groot. (Wordt vervolgd) Rr. Zoo noodig, beperkte ziektebestrijding De tijdsomstandighedén kunnen in het a.s. sei ­ zoen oorzaak worden, dat niet alle bespuitingen in de fruitteelt uitgevoerd kunnen worden. Zoowel gebrek aan bestrijdingsmiddelen als aan benzine kunnen op een gegeven moment de fruitkweekers vóór de vraag stellen, welke bespuitingen zijn het meest noodzakelijk? Hoé kan men met een gering aantal bespuitingen, toch een zoo groot mogelijk resultaat bereiken ? Naast de vele sproeischema’s, die zoo volledig mogelijk zijn, kan het thans zijn nut hebben een sproeischema samen te stellen, waarin alleen de meest noodzakelijke bespuitingen zijn opgenomen. Komt het inderdaad zoover, dat we ons in het uit voeren der bespuitingen moeten beperken, dan trachten we in ieder geval de volgende bespuitingen uit te voeren: Appels: 1. Carbolineum 6 %• Januari-Maart. 2. Bord, pap 3 / 4 °/ 0 , half April, (indien Bord, pap niet voorradig dan ± 2 Q / Q Calif, pap). . 3. Calif, pap. ± l°/ 0 direct na den bloei. 4. Calif, pap ± 3 / 4 % en 0,3 % calciumarsenaat of 0,4% kiezelfluoor barium, half Juni. Peren: 1. Bord. pap. 1 % en 0,3 % loodarsenaat kort voor den bloei. . 2. Bord, pap 3 / 4 % of 1 % Calif, pap direct na den bloei. 3. Calif, pap % % en 0,3 % calciumarsenaat of 0,4 % kiezelfluoorbarium (half Juni). Kersen: 1. Carbolineum (Februari-Maart) 2. Bord, pap 1 %, kort voor den bloei. (Indien geen carbolineum-bespuiting is toegepast-, dan Bord, pap en maaggift. Pruimen : 1. Kleurstoffen 1 %. (Elgêtol of Etimolbsf of 6 % Shell W.U. 117. (of een gelijk waardig product) in Maart.. Bij de aanschaffing van bestrijdingsmiddel^ __________ zal men er rekening mee me eten houdén, bovengenoemd aantal bespuitingen wel een uiterst^^^^^H grens van bezuiniging is. Wil men den oogst voo3|||HMII ernstige schade vrijwaren; dan is dit wel he^g minimum aantal bespuitingen. Op bijzondere plagen van b.v. appelzaagwesp en spint is daarbij niet gerekend. Ter vervanging van loodarsenaat wordt in boven ­ staand schema calciumarsenaat of kiezelfluoor ­ barium aangegeven. Deze beide middelen komen thans naar voren nu een tekort aan loodarsenaat mogelijk is. Een voordeel van deze vervangings ­ middelen is, dat ze met Calif, pap gemengd ver ­ spoten kunnen worden. Verder wordt voor peren geen carbolineümbe- spuiting genoemd. In verband met wintervlinder- beschadiging, die ook vorig jaar in het algeméén op peren vrij ernstig is geweest, verdiént het .aan ­ beveling door Bord, pap bespuiting voor den bloei een der genoemde maagvergiften te verspuiten Met het achterwege laten van de carbolineum- bespuiting op kersen staat het eenigszins anders. Op kersen bestrijden we met carbolineum naast wintervlinder ook het kersenbloesemmotje en op zwarte kersen ook bladluizen. Vooral de schade door het kersenbloesemmotje is in vele gevalle% niet onbelangrijk. Alleen uiterste noodzaak kto® 37 aanleiding zijn om kersen niet met carbolineuSH te bespuiten. Zoo de omstandigheden dit echter ® noodig maken, gébruiken we op kersen in plaats S van carbolineum in ieder geval een maagvergift ® door de Bord. pâp. Voor pruimen wordt 1 o/ o kleurstof of 6 % B Shell W.U. 117 aanbevolen. De kleurstoffen ver*jj vangen hier de carbolineumbespuiting met h^t voordeel, dat niet zoo gemakkelijk knoppen bé-'^ schadigd worden. Komen.op pruimen ook spint- eieren voor, dan gebruike men een kleurstof en minerale olie. Deze combinatie komt in den handel voor onder de namen Shell W.U. 117, Ovomort, e.a. Alleen de omstandigheden zullen ons er toe kunnen dwingen om een zoo*n beperkte ziekten- bestrijding toe te passen. Toch zal een beperking, als bovengenoemd, ons meer voldoening geven, dan dat men zonder éenig overleg gaat bezuinigen door b.v. op appel of peer de bespuiting voor den bloei achterwege te laten en eerst eens af te wachten of er wel fruit komt. Een dergelijke ziektenbestrijding is van te voren een mislukking. v. D, Abonneert U op dit blad!