Tekstweergave van BTB_1963-1964-24_011

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
BEDRIJFSBEËINDIGING Het bestuur van het „Ontwikkelings- en Sa- neringsfonds voor de Landbouw” heeft over ­ eenstemming bereikt over de grote lijnen van een regeling inzake bedrijfsbeëindiging. In de thans reeds verschenen memorie van antwoord voor de Eerste Kamer bij het wets ­ ontwerp tot wijziging van de landbouwbe ­ groting-1963 (f 25 miljoen voor het fonds) geeft minister Biesheuvel nader inzicht in de door het bestuur van het fonds voorgestelde regeling inzake de bedrijfsbeëindiging. Wel zullen verschillende onderdelen van deze regeling nader moeten worden uitge ­ werkt in een voor de besluitvorming vatbare vorm met nauwgezette formulering voor de vele detailpunten. Het gaat immers over een zaak, die voor de betrokken boeren en tuin ­ ders en hun gezinnen van zeer grote beteke ­ nis is en die voor een lange reeks jaren ge-, volgen zal hebben. Het streven is er met gro ­ te kracht op gericht deze arbeid op korte termijn te volbrengen, aldus de minister van landbouw. Regeling bedrijfsbeëindiging Volgens de memorie van antwoord staat het bestuur de volgende regeling voor ogen. Om voor beëindigingsvergoeding in aanmer ­ king te komen, zal de ondernemer het hoofd ­ beroep in de land- of tuinbouw moeten heb ­ ben en sedert een bepaalde peildatum als zo ­ danig ook zelfstandig ondernemer zijn ge ­ weest. Zijn inkomen moet de laatste jaren gemiddeld een bepaald maximum (gedacht wordt aan f 6.500,—) niet hebben overschre-, den. Aan de grootte van zijn bedrijf en van zijn eventueel vermogen zal geen grens wor ­ den gesteld. Het bedrijf moet liggen buiten een uitbreidingsplan, waarbij de grond een niet-agrarische bestemming heeft verkregen. Hij zal zijn bedrijf definitief moeten opheffen en de land- en tuinbouw niet meer bedrijfs ­ matig gaan uitoefenen. De vrijkomende grond zal een verantwoorde bestemming moeten krijgen (ofwel door toevoeging aan bestaande bedrijven ofwel een niet-agrarisch gebruik) en de bedrijfsgebouwen zullen hun agrarische bestemming moeten verliezen. Voor de bedrijfsvergoeding wil het bestuur voorshands in aanmerking doen komen onder ­ nemers van 55 jaar en ouder, die aan de voorwaarden voldoen en hun bedrijf onder afstoting van de bij hen in gebruik zijnde grond willen beëindigen. De hoogte van de vergoeding zal afhankelijk zijn van de leeftijd van betrokkene. Naarmate een onder ­ nemer nog jonger is, zijn de mogelijkheden immers om na de bedrijfsbeëindiging een ze ­ ker inkomen te verwerven, groter. Het be ­ stuur denkt de hoogte van de vergoeding uit te drukken in een bepaald percentage van het op het moment van de uitkering geldende landarbeidersloon. Regeling vrijkomende grond - Buiten ruilverkavelingsgebieden zijn on ­ dernemers, die hun bedrijven beëindigen, vrij gegadigden te zoeken voor de vrijkomen ­ de grond. Dit echter onder goedkeuring van het bestuur, daarbij geadviseerd door een provinciale commissie. Binnen ruilverkave ­ lingsgebieden wordt gedacht aan overdracht uitsluitend aan de Stichting Beheer Land ­ bouwgronden (SBL) tegen verkeerswaarde, met beroep t.a.v. de prijs op het bestuur, we ­ derom geadviseerd door een provinciale com ­ missie. De reden waarom voor de vrijkomende gronden verschil is gemaakt, ligt in de om ­ standigheid dat in ruilverkavelingsverband een weloverwogen opzet kan worden ge ­ maakt voor de kavelindeling en de bedrijfs- vergroting, waarbij het van belang is over een zo groot mogelijke „grondpot” te be ­ schikken. Buiten ruilverkaveling is dit niet, althans in veel mindere mate het geval, zo ­ dat men daar de vrijheid van de eigenaar om over zijn eigen grond te beschikken, zo min mogelijk heeft willen beknotten. Grondprijzen Zolang de regeling voor bedrijfsbeëindiging nog niet is uitgewerkt, kan de minister geen verantwoorde raming opstellen van de kosten voor de eerste tien jaren. Een door de Eerste Kamer verondersteld aantal van 4000 jaar ­ lijkse beëindigingen onder de regeling is enigszins hoger dan de eerste globale schat ­ tingen van het bestuur. Voor de grondprij ­ zen moet men uitgaan van de consequenties van het standpunt, ingenomen bij het niet verlengen van de Wet Vervreemding Land ­ bouwgronden. Dit houdt in dat een grond-, prijsregulatie ook door de SBL niet plaats heeft. Deze stichting zal aankopen tegen de verkeerswaarde, maar er daarbij wel scherp op toezien, dat zij niet prijsopdrijvend te werk gaat.