Tekstweergave van BTB_1967-01_008

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Fruitteler zijn en fruitteler blijven Nadat het gedurende vele dagen zeer ongunstig weer was geweest voor het verrichten van buiten ­ werkzaamheden, was het op maandag 19 dec. j.1. zeer goed werkbaar weer. Dit was misschien de voornaamste reden waarom het aantal aanwezigen op de voorlichtingsmiddag die de N.F.O. te Gel- dermalsen organiseerde beneden de verwachtingen bleef. Het is niet alleen daarom dat we op deze bladzijden op de behandelde onderwerpen terug ­ komen, maar omdat het goed is enkele hoofdge ­ dachten uit de beide inleidingen te onderstrepen. Want het is een ervaring dat daardoor de gegeven adviezen en het meegegeven denkmateriaal een grotere nawerking hebben. Twee soorten bedrijven De heer Spoor maakte eerst enkele algemene opmerkingen voordat hij kwam tot het onderwerp: Economische aspecten van de jonge fruitaanplant. Wisseling in bedrijfsresultaat tussen de verschil ­ lende jaren is er in de fruitteelt steeds geweest. Ook zijn er steeds optimisten en pessimisten. De optimisten zeggen het wordt beter, want na 1945 is dit het derde dieptepunt in het economisch le ­ ven. Wie fruitteler wil blijven zal dus moeten blij ­ ven investeren. Wie stil blijft staan zet er een streep onder. De heer Spoor staat aan de zijde van de optimisten. Maar, daar liet hij het niet bij. Uit de vele gegevens van fruitteeltbedrijven blijkt dat er twee soorten bedrijven zijn: aflopende bedrijven en bedrijven die nog jaren vooruit moeten en dit ook willen. Voorheen ging het om de resultaten in een be ­ paald jaar. Nu gaat het om de bedrijfsresultaten in de toekomst; om het behoud van de kans op winst. Dit is het moderne en noodzakelijke be ­ drijfsbeleid. Wie er niets meer in ziet moet er een aflopende zaak van maken en houdt tenslotte grond over. De fruitteelt heeft wel perspectief maar er is niet voor alle fruittelers perspectief. Niet minder dan 25% Een zwak punt in de fruitteelt is dat een aan ­ plant betrekkelijk snel veroudert. Dit geldt het sterkste voor een appelaanplant. Indien 20-25% van de oppervlakte niet meer mee kan wat betreft produktie en kwaliteit, is men aan de rode streep. Bij een hoger percentage is het zeer moeilijk met normale financiële middelen het bedrijf op peil te houden. Daarbij gaat het om verschillen van ge ­ middelde netto-inkomsten van f 1.000 tot f2.000 per ha. Voor een gespecialiseerd fruitteeltbedrijf van 6 ha gaat het dan reeds om bedragen van f6.000 tot f 12.000 per jaar. Daarom zei de heer Spoor: Wie fruitteler wil blijven zal moeten blijven investeren. Dit moet zo vertaald worden: moet zorgen dat het sortiment en de produktie op peil blijven. Niet rationele produktie Reeds een aantal jaren geleden heeft de heer Spoor in zijn voordrachten gewezen op de nood ­ zaak van tijdig vernieuwen van (een gedeelte) van de plantopstand. Men heeft daar niet steeds zoveel waarde aan gehecht omdat de goede en minder goede jaren elkaar afwisselden. Het wordt anders nu enkele jaren het gehele prijsniveau daalt en de minder goede rassen en kwaliteiten slecht betaald worden. Een niet rationele produktie blijft nl. ren ­ dabel bij een laag loonpeil, vooral t.a.v. het loon ­ peil in buurlanden wanneer het exportprodukten betreft. Door de loonontwikkeling van de laatste jaren is een andere situatie ontstaan. Wanneer vernieuwen Uit onderzoek is gebleken dat vooral de oudere bedrijven grote verschillen vertonen in opbrengst. In de ongunstigste gevallen is geen reserve meer voor vernieuwing. Hoeveel (vreemd) vermogen men mag investeren om weer rendabel te kunnen werken is niet te zeggen omdat dit afhangt van de produktie en kwaliteit. Bovendien heeft het rooien van een gedeelte van een aanplant tot gevolg dat men opbrengst derft waarmee kosten kunnen wor ­ den bestreden. Na herinplant maakt men de eerste jaren kosten die investeringen (moeten) zijn. Gebrek aan economisch inzicht bij veel fruit ­ telers had tot gevolg dat men niet geloofde dat men aan rooien toe kan zijn als een bestaande aanplant nog f 1.500 overschot geeft maar een moderne aanplant, rekening houdende met alle investeringen, het dubbele of nog meer overschot oplevert. Drie eisen Wie gaat inplanten of vernieuwen moet daarom snel in produktie zijn, de gevraagde rassen aan ­ bieden en van goede kwaliteit. Als een aanplant door minder goede verzorging een jaar later in produktie komt kost dit minstens f 2.500 per ha. In wezen kost het veel meer omdat de gehele aanloopproduktie wordt vertraagd. Een dergelijke aanplant wordt immers ook niet ouder.