Tekstweergave van BTB_1969-01_005
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
mede
de
concurrentiepositie.
Hierin
neemt
Ne
derland
een
middelmatige
positie
in.
Een
belangrijk
punt
in
de
inleiding
van
de
heer
Gijsberts
was
ook
de
kwaliteit
van
de
Nederlandse
fruitproduktie.
Met
nauwelijks
20-25%
van
de
appelproduktie
kan
worden
geconcurreerd
tegen
het
buitenland.
Dit
is
onze
zwakke
positie
in
de
komende
jaren.
Het
houdt
ook
in
dat
alleen
de
struktureel
beste
en
de
best
geleide
bedrijven
(on-
dernemerscapaciteiten)
het
kunnen
uithouden.
Gedetailleerd
cijfermateriaal
gaf
spreker
over
de
kosten
van
produktie
en
afzet.
Wat
betreft
de
transportkosten
naar
de
consumptiegebieden
neemt
Nederland
een
gunstiger
positie
in
dan
een
aantal
andere
landen.
Na
een
overzicht
van
het
overheidsbeleid
ten
aanzien
van
investeringssubsidies,
teelt
en
afzet,
rooipremies,
vaststelling
van
prijzen
en
import-
beperkingen
te
hebben
besproken
kwam
de
heer
Gijsberts
tot
de
slotsom
dat
de
overheid
in
de
meeste
landen
mede
schuldig
is
aan
de
toeneming
van
de
produktie.
Met
de
tot
nu
toe
gevoerde
E.E.G.
politiek
gaan
we
dezelfde
kant
uit.
Veel
te
weinig
is
de
overheidsinvloed
gericht
op
ver
betering
van
de
kwaliteit.
Ideaal
zou
zijn
als
in
alle
landen
een
rooipremie
tot
stand
kwam.
De
heer
Gijsberts
eindigde
met
hetgeen
we
als
opschrift
gebruikten
boven
een
samenvatting
van
de
fruitteeltdag
in
het
vorige
nummer:
We
staan
aan
het
begin
van
een
harde
strijd.
WAAROM
RECONSTRUCTIE?
In
aansluiting
op
hetgeen
werd
gezegd
over
de
concurrentiepositie
van
het
fruit
sprak
de
heer
Spoor
over
de
concurrentiepositie
van
het
bedrijf.
In
de
jaren
1959-1964
toen
de
bedrijfsresulta
ten
heel
wat
beter
waren,
is
er
veel
blijven
zitten.
Het
zijn
juist
deze
bedrijven
die
nu
zwak
staan.
Zes
jaar
geleden
bleek
uit
een
rentabiliteitsbere-
kening
dat
bedrijven
die
minder
dan
25%
ver
ouderde
beplanting
hadden
40%
winst
maakten
gerekend
van
de
kosten.
Voor
bedrijven
die
méér
dan
25%
verouderde
plantopstand
hadden
was
dit
plm
10%.
In
geld
was
het
verschil
per
ha
ca
f
3.000,—.
Hetgeen
toen
reeds
te
zien
was,
komt
nu
zeer
duidelijk
naar
voren.
Voor
hen
die
in
die
jaren
hebben
verzuimd
te
moderniseren
is
het
inhalen
van
een
achterstand
thans
zeer
moeilijk.
Recon
structie
had
toen
moeten
gebeuren.
Vervolgens
ging
de
heer
Spoor
de
ontwikkeling
na
in
de
achter
ons
liggende
jaren.
Tussen
1960-
1963
was
de
rentabiliteit
van
de
goed
geleide
be
drijven
112.
In
de
volgende
vier
jaren
was
dit
gedaald
tot
98.
Na
enkele
cijfers
te
hebben
toegelicht
betref
fende
het
rentabiliteitsverloop,
de
invloed
van
de
loonkosten
op
de
produktiekosten
en
het
reeële
inkomen
kwam
de
heer
Spoor
bij
het
thema
pro
duktie
en
kwaliteit.
Aan
de
fruitteler
worden
bedrijfseconomisch
hoge
eisen
gesteld.
Alleen
zij
kunnen
stand
hou
den
die
daaraan
kunnen
voldoen.
Uit
jarenlang
produktieonderzoek
is
gebleken
dat
de
gemiddelde
produktie
op
de
hierbij
be
trokken
bedrijven
te
laag
is
n.1.
24.000
kg
per
ha
in
1968
met
een
kostprijs
van
41
ct/kg.
Een
laag
gemiddelde
bewijst
dat
er
weinig
bedrijven
zijn
met
een
hoge
en
veel
met
een
lage
produktie.
Concurrentiepositie
van
de
Betuwe
In
de
periode
1964-1968
werd
in
toenemende
mate
arbeid
vervangen
door
kapitaal
waardoor
rationeler
kan
worden
geproduceerd
d.w.z.
min
der
man-uren
per
1000
kg
fruit.
In
een
moderne
beplanting
ligt
de
kostprijs
bij
40
ton
per
ha
op
28
ct/kg.
Het
zou
niet
nodig
zijn
somber
te
zijn
gestemd
over
de
toekomst
als
het
niet
zoveel
kostte
re
constructies
in
de
bedrijven
aan
te
brengen.
Aan
de
hand
van
cijfers
werd
verband
gelegd
tussen
het
ras,
beplantingsdichtheid,
de
produk
tie
en
de
daaruit
resulterende
kostprijs
in
ver
schillende
produktiegebieden.
Daarbij
had
de
Be
tuwe
geen
gunstige
plaats
in
de
rangorde.
Boven
dien
blijkt
dat
het
fruit
uit
de
Betuwe
gemiddeld
wat
kleiner
van
maat
is
dan
in
andere
gebieden.
Dit
is
niet
steeds
een
nadeel
maar
wel
een
feit.
Een
reconstructie
in
die
zin
dat
men
in
wat
ruim
opgezette
beplantingen
door
minder
te
snoei
en
tracht
een
gunstiger
beplantingsdichtheid
te
krijgen
leidt
niet
tot
betere
resultaten.
Wel
is
het
tegendeel
gebleken
n.1.
wel
meer
vruchten
maar
niet
meer
produktie;
een
achteruitgang
in
kwali
teit.
De
slag
gaat
om
kwaliteit,
kostprijs
en
pre
sentatie.
Daarbij
is
de
kleine
boomvorm
in
het
voordeel
ondanks
de
hogere
stichtingskosten
om
dat
bij
het
gebruik
van
matig
sterke
onderstam
men
na
12
jaar
de
kwaliteit
niet
op
een
hoog
niveau
kan
worden
gehandhaafd.
Ten
opzichte
van
andere
gebieden
is
de
kost
prijs
van
het
Betuws
fruit
gemiddeld
hoger
door
te
ruime
beplantingen
en
te
lage
produktie.
Inten
sivering
van
bestaande
beplantingen
leidt
in
de
meeste
gevallen
niet
tot
de
gewenste
resultaten.
De
beplanting
moet
van
opzet
goed
zijn.
Objectiviteit
maakt
het
noodzakelijk
tot
deze