Tekstweergave van BTB_1970-01_008
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Naar
aanleiding
van
bovenstaande
brief
van
de
heer
Van
Wijk
willen
we
gaarne
het
volgende
op
merken:
1.
In
het
artikel
is
uitgegaan
van
reële
gegevens
van
een
bestaand
bedrijf.
De
oppervlakte
be
plant
met
Benoni
op
het
bedrijf
van
de
heer
Leeuwis
omvat
25
are.
Dit
is
een
oppervlakte
die
gerust
mag
worden
omgerekend
tot
de
op
pervlakte
van
1
ha,
waarmee
de
praktijk
als
regel
rekent.
2.
Het
artikel
had
uitsluitend
de
bedoeling
prak-
tijkgegevens
over
het
ras
Benoni
bekend
te
ma
ken.
Het
was
niet
bedoeld
als
een
verslag
van
een
rassenvergelijkingsproef.
De
plaats,
die
Be
noni
„in
gedachten”
inneemt
kan
ook
worden
verkregen
door
vergelijking
met
opbrengsten
op
het
eigen
bedrijf.
3.
Uiteraard
was
het
niet
het
doel
van
het
artikel
om
aan
te
geven
hoeveel
ha
Benoni
in
Neder
land
geplant
kan
worden
voordat
de
prijs
in
elkaar
zakt.
Zoals
de
heer
Van
Wijk
zelf
al
schrijft
zal
de
aanplant
geremd
worden
door
de
bewerkelijker
teeltwijze.
4.
Het
komt
ons
voor,
dat
bij
toename
van
het
aanbod
van
Benoni
de
vraag
naar
dit
ras
zal
stijgen.
De
keuze
tussen
Benoni
en
andere
zo-
merrassen
lijkt
ons
voor
de
consument
niet
zo
moeilijk.
5.
Het
feit,
dat
men
bij
de
aanplant
in
dit
sei
zoen
tot
1973
of
1974
moet
wachten
tot
de
boomgaard
rendabel
begint
te
worden,
geldt
voor
alle
rassen.
6.
De
mogelijkheden
om
met
Benoni
tot
goede
resultaten
te
komen,
waarbij
we
o.m.
denken
aan
beheersing
van
groei
en
vruchtdracht
met
behulp
van
chemische
middelen,
zijn
nog
niet
uitputtend
onderzocht.
7.
De
rassenkeuze
is
het
grootste
teelttechnische
probleem
in
de
hedendaagse
fruitteelt.
De
plaats
voor
zomerrassen
is
beperkt
geworden,
maar
aanplant
hiervan
is
toch
niet
geheel
af
te
raden.
Uit
oogpunt
van
arbeidsverdeling
kan
op
het
kleinere
fruitteeltbedrijf
en
daar,
waar
losse
arbeidskrachten
moeilijk
te
krijgen
zijn,
een
bepaalde
hoeveelheid
zomerrassen
aantrek
kelijk
zijn.
Met
name
kan
worden
genoemd
het
ras
Benoni
met
daarnaast
Mantet,
Tydeman’s
Early
en
eventueel
James
Grieve
(uit
het
bin
nenkort
verschijnende
rapport
„de
Fruitteelt
in
Gelderland”).
8.
Totaal
genomen
zijn
wij
er
door
de
brief
van
de
heer
Van
Wijk,
voor
welke
reactie
wij
hem
overigens
erkentelijk
zijn,
niet
van
overtuigd
dat
het
Benoni-lampje
zo
gauw
gedoemd
is
om
uit
te
gaan.
redactie
Stoken
van
glasaardbeien
Omstreeks
10
januari
wordt
bij
de
vroege
teelt
begonnen
met
stoken.
Tot
nu
toe
is
niet
zoveel
bekend
over
de
optimale
temperatuur
voor
glas
aardbeien.
Met
ingang
van
dit
seizoen
wordt
hier
naar
onderzoek
verricht
in
speciaal
daarvoor
in
gerichte
kasjes
op
de
proeftuin
in
Zaltbommel.
In
voorgaande
jaren
is,
weliswaar
onder
gebrekkige
omstandigheden,
wel
wat
aan
temperatuuronder-
zoek
gedaan.
Interessant
waren
de
proeven
van
1969.
Daarbij
werden
enkele
afdelingen
die
op
verschillende
ma
nieren
werden
verwarmd,
met
elkaar
vergeleken.
Afdeling
I
was
op
de
bekende
wijze
gestookt
van
minimaal
10-15°
C
resp.
nacht-
en
dagtempera
tuur.
In
afdeling
II
werden
de
temperaturen
aan
gepast
aan
de
weersomstandigheden.
Anders
ge
zegd:
bij
zonnig
weer
werd
de
temperatuur
hoger
opgevoerd
dan
bij
donker
weer.
Bij
donker
weer
werden
gedurende
het
gehele
seizoen
temperatu
ren
van
10-15°
C
aangehouden
en
bij
helder
weer
werd
vanaf
10
januari
tot
31
januari
de
tempera
tuur
overdag
op
20°
C
afgesteld.
Vanaf
1
februari
tot
aan
het
einde
van
de
oogst
is
bij
helder
weer
overdag
een
minimumtemperatuur
aangehouden
van
25°
C.
Voor
deze
vergelijking
is
het
ras
Glasa
gekozen
waarbij
tevens
wit
plastic
is
gelegd.
De
resultaten
daarvan
waren
omgerekend
per
m
2
als
volgt:
afd.
I
2.07
kg
voor
f
15,08
m.o.
18/4
afd.
II
2.17
kg
voor
f
18,97
m.o.
12/4
Deze
gegevens
verschaften
wel
de
indruk
dat
harder
stoken
dan
tot
nu
toe
gebruikelijk
is
onder
de
omstandigheden
van
1969
niet
schadelijk
was
voor
de
produktie.
Voor
sommige
kwekers
kan
het
wellicht
aantrekkelijk
zijn
om
wat
harder
te
sto
ken.
Desnoods
zou
dit
een
gering
produktieverlies
mogen
geven
omdat,
zoals
bij
deze
proef
het
geval
was,
meestal
financieel
wordt
gecompenseerd
door
een
oogstvervroeging.
Ten
overvloede
wordt
erop
gewezen
dat
de
gegevens
betrekking
hebben
op
een
één-jarige
proef
bij
gunstige
weersomstandig
heden.
Houden
bij
het
oude
Begrijpelijk
is
echter
dat
het
niet
de
bedoeling
is
dat
iedere
tuinder
harder
gaat
stoken
dan
hij