Tekstweergave van CC_1933-01-01_001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No
.
1
ZONDAG
1
JANUARI
1933
74ste
Jaargang
ULEMBORCSCHE
COURANT
Algemeen
Nieuws
-
en
Advertentieblad
-:
Ejy
OAISTREKEBS
Abonnementen
en
Advertentiën
worden
aangenomen
door
alle
BOEKHANDEIIJAREiN
POSTDIREGTEUiRElN
en
BRIEVBNGAIARDEIRS
.
Voor
DaüscMand
door
do
H.H
HAASENSTEIiN
&
VIOOLIER
en
DAUBE
&
Co
.,
M
.
B
.
IH
.
te
Berlijn
.
'
De
Comp
.
générale
de
publicité
Etrangère
JOHN
F
.
JONES
te
Parijs
,
Landen
,
Frankfort
alM
.,
Berlijn
,
Weenen
.,
Zurich
,
enz
.
De
H.H
.
NUGH
&
VAN
DlfTlVLVR
,
te
Rotterdam
en
Amsterdam
,
ROUMA
&
Co
.,
te
Amsterdam
;
VIANEN
in
den
VIAINBNSCHEN
BOEKHANDEL
en
Advertentie
-
bureau
„
HOLLANDIA
",
Den
Haag
.
ADM
.
en
REDACTIE
Telef
.
Interc
.
No
.
87
.
De
prijs
der
Advertentiën
is
van
een
tot
zes
regels
M
cent
,
voor
lederen
regel
daar
-
boven
15
cents
,
gr~^tere
letters
naar
de
plaatsruimte
welke
ziJ
beslaan
.
VRAAG
E!N
AANBOD
k
contant
ƒ
8.80
.
CSefllnstreerd
Zondagsblad
van
de
Culemborgsche
Courant
.
Kost
per
3
mnd
65
et
.
Proefnos
.
gratis
op
aanvraag
.
PB
mZENDIKtt
VAN
ADVERT
.
KAN
GESCm
SDEN
BESTEMD
:
VOOR
POST
-
EN
STADS-EDITIE
TOT
VRIJDAgSM
.
12
UUR
;
YOOR
STAPS-EDITIE
(
ZiLTERDAGMORGEN
)
TOT
VRIJDAGAVOND
.
OUDEJAARS
MIJMERING
,
YOOB
DE
8TAD
De
uitgave
heeft
plaata
eiken
ZATBRDAOMOROEN
.
Brieven
,
Advertentién
,
leniz
.
franco
te
zenden
aan
den
Uitgever
A
.
T
.
ViBRSCHDOR
v/h
.
firma
Blom
&
Olivierse
,
t
«
Culemborg
.
Abonnementsprijs
65
cent
per
3
maanden
;
per
jaar
f
2.80
.
Franco
per
post
:
per
3
maan
-
den
f
0.80
;
per
jaar
f
i29
(
met
verhooging
van
diisposltie
-
kosten
).
.
L«we
nommen
S
emit
NIEUWJAAR
.
Weer
kom
;
e«n
nieuwe
jaarkinng
aangegleden
,
Als
schakel
in
de
keten
van
den
tijd
,
■
Die
vöor
ons
het
reeds
afgelegd
verleden
,
Verbindt
met
de
toekomstige
eeuwigheid
.
■
'
W-at
'
t
oude
jaar
ons
geven
mocht
aan
vreugde
,
■
In
oiize
heriTin'ring
garen
we
'
t
bijeen
,
En
wat
'
t
ons
aan
rampspoed
gaf
te
dragen
,
Daar
zetten
wij
ons
nu
maar
over
he«n
.
Zoo
gaan
wij
weer
met
frissctoen
moed
beginnen
,
^:::'~'
De
nieuwe
i>hasé
van
den
levensstrijd
.
."
mmii
"
Al
hopend
,
da:t'het
nieuwe
jaar
ons
brenge
,
Naast
inoeite
en
zor
^
ook
iets
,
.
dat
ons
verblijdt
.
,
.
J-Gelukkig
Nieuiwjaar
"
klinkt
nu
allerwegen
;
'„
Gelukkig
Nieuwjaar
"
gaat
van
mond
tot
mond
,
„
Gelukkig
Nieuwjaar
"
wenacht
ook
de
Redactie
,
Aan
alle
lezers
in
deez
'
nieuwe
stond
'.
OP
DE
GRENS
.
■
Bij
de
jaarwisseling
kan
men
naar
het
verle
en
naar
de
toe
-
komst
zien
;
Wij
hébben
reeds
zoo
dikwijls
voornamelijk
naar
het
verleden
gestaard
;
zouden
wij
het
thans
wederom
doen
,
wij
zou
-
denzin
sombere
gemoedsstemming
geraken
door
het
jammerlijk
beeld
,
daA
-
ten
tweeden
male
opleverden
degenen
,
die
zich
geroepen
heb
-
ben
geacht
om
dé
leiding
van
s
lands
zaken
in
handen
te
nemen
,
en
evenals
einde
1932
door
hun
fa
-
len
eert
beschamend
voorbeeld
aan
de
natie
gaven
.
Laten
wij
daarom
ditmaal
in
de
eerste
plaats
naar
de
to
ek
oms
t
zien
.
Wat
Z'al
de
toekomst
ons
bren
-
.
gen
?
Deze
vraag
vooral
houdt
ons
bij
öen
aanvang
van
het
nieuwe
jaar
bezig
.
Wij
weten
het
niet
en
zouden
het
toch
zoo
gaarne
weten
!
Wij
zijn
nieuwsgierig
als
de
reus
in
de
Christophorusleg-ende
.
Als
het
vreemde
kind
,
dat
zijn
bescher
-
ming
;
heeft
ingeroepen
,
door
hem
in
den
winternacht
door
storm
en
regen
over
de
rivier
is
gedragen
,
eni
eindelijk
den
.
anderen
oever
bereikt
op
het
oogenblik
,
dat
de
zoii
haar
eerste
stralen
over
de
rotsen
werpt
,
vraagt
hij
:
„
Hoe
heet
ge
toch
?"
En
als
dan
het
antwoord
luidt
:
„
Ik
ben
de
dag
,
die
staat
geboren
te
worden
",
is
de
reus
nog
even
wijs
als
tevoren
.
Wij
zijn
nieuwsgierig
ook
als
de
held
,
die
worstelde
in
den
nacht
met
een
onbekende
geest
;
als
de
profeet
,
die
uitriep
:
„
Wachter
,
wat
is
er
van
den
nacht
?";
als
de
jonk
-
vrouw
,
'
die
den
naam
van
d'en
zwaanridder
wilde
vernemen
—
maar
hoe
wij
vragen
of
dwingen
,
er
wordt
geen
bescheid
gegeven
.
Het
eenige
wat
wij
weten
is
:
in
het
verleden
ligt
het
heden
,
in
het
nu
wat
komen
zal
!
Het
verleden
is
voor
velen
onzer
zwaar
geweest
.
Ook
voor
de
meest
gelukkigen
,
want
het
geluk
heeft
eveneens
zijn
zorgen
en
de
voor
-
spoed
zijn
bezwaren
.
Het
is
zelfs
de
vraag
of
er
wel
een
groot
verschil
is
tusBchen
wat
wij
menschen
ge
-
woon
zijn
geluk
en
ongeluk
te
noemen
.
Het
heeft
er
soms
veel
van
,
of
deze
beiden
met
mystiekie
koorden
onafscheidelijlk
aan
elkaar
verbonden
zijn
en
óp
elkander
ge
-
lijken
,
zooals
kinderen
van
dezelf
-
de
ouders
gelijke
trekken
kunnen
dragen
.
Geluk
en
ongeluk
brengen
beide
hun
gevaren
en
moeilijk
-
heden
met
zich
mede
.
De
last
des
levens
is
nu
eenmaal
zwaar
te
dragen
voor
alle
menschen
,
in
wel
-
ken
staat
des
leven
zij
zich
ook
mogen
bevinden
,
gelijk
Rolland
zoo
naai
'
waarheid
zegt
:
voor
alle
zielen
,
die
strijden
en
lijden
,
en
zeker
zullen
overwinnen
.
Maar
dit
is
zeker
—
en
dit
is
een
troost
en
opbeuring
:
de
last
des
levens
,
dien
wij
te
dragen
hebben
gehad
,
is
niet
tevergeefs
geweest
,
want
het
sluit
in
zich
den
komen
-
den
dag
.
Zij
allen
,
die
toegegeven
hebben
aan
neigingen
tot
ons
aller
vrijheidsbeperking
,
tot
aantasting
van
de
rechten
van
den
vrijen
mensch
,
weten
thans
,
dat
zij
zich
slavenboeien
wilden
smeden
,
met
gi'oote
moeite
van
de
handen
te
schuiven
.
„
De
komende
-
dag
"
—
het
is
die
naam
van
het
kind
,
dat
wij
,
als
de
reus
,
door
de
stormen
des
levens
hebbert
heengedragen
.
Wij
weten
van
dien
komenden
dag
slechts
dit
,
dat
de
zedelijk
zwakken
het
moei
-
lijk
zullen
hebben
,
dat
de
zedelijk
sterken
een
voorsprong
hebben
—
maar
ook
de
eersten
kunnen
sterk
worden
door
te
leven
naar
de
hoog
-
ste
stem
die
in
ons
spreekt
:
de
Kom
rijmer
,
kom
,
de
tijd
Mag
droef
en
donker
wezen
—
De
lezers
willen
toch
Uw
rijmkroniek
wel
lezen
:
Men
is
dat
zoo
gewend
En
als
die
nu
ontbrak
Dan
kreeg
de
crisis
dat
Misschien
ook
op
d'r
dak
.
De
crisis
ja
,
die
heeft
Al
veel
op
haar
geweten
;
De
magre
jaren
doen
De
vette
glad
vergeten
;
Juist
als
in
Jozefs
droom
—
Helaas
,
dat
onzen
tijd
Nog
al
te
veel
ontbreekt
Etens
Jozefs
wijs
beleid
.
Doch
lezer
,
wees
gerust
:
Ik
blijf
nu
niet
aan
'
t
zeuren
Van
crisis
,
doch
vermeld
Iets
van
het
aard-gebeuren
:
Eerst
van
het
eigen
erf
En
rest
dan
nog
wat
plek
Wij
slaan
dan
ook
den
blik
Nog
even
over
'
t
hek
.
Ons
landje
bleef
gespaard
Voor
politieke
toeren
.
Die
dtezen
met
pensioen
En
die
ten
zetel
voeren
.
Waar
Ruys
de
teugels
houdt
Wordt
'
t
Stijgrend
paardje
mak
En
rekenaar
De
Geer
Kruipt
men
niet
in
den
zak
.
Het
is
"-
een
dankbaar
werk
Om
zuinig
te
beheeren
;
Veel
leuker
is
'
t
royaal
En
vroolijk
potverteeren
!
Doch
ik
voor
mij
ik
neem
Voor
hen
mijn
petje
af
,
En
dank
den
hemel
die
Ons
kloeke
mannen
gaf
.
Die
niet
naar
kiezersgunst
Of
eigen
.
voorde
*!
jagen
.
Doch
naar
het
landsbelang
Het
allereerste
vragen
.
En
als
vanzelf
verriiist
Hier
voor
ons
oog
'
t
nortret
Des
trouwen
Heemskerks
,
groot
En
staatsman
zonder
smet
.
God
nam
hem
van
ons
weg
stem
van
het
geweten
.
Maar
ten
-
slotte
moeten
wij
allen
de
toe
-
komst
overlaten
aan
de
geheim
-
zinnige
macht
,
welke
ons
aller
le
-
ven
regeert
en
het
zeker
wel
zal
maken
.
God
regeert
;
alles
is
,
zoo
-
als
het
komen
moet
.
Alles
is
goed
!
jDRAlSlflA-vANVALKEnBURG'S-
-
c
A
••
iLEVÈRTRAMI
•
'
1^:IJSI^-:^teS'i
^
rr
»
«'
W
/"-
TTÈJËuWARDErt
'
'
J
c
Zijn
voorbeeld
is
gebleven
O
,
zij
het
veler
lust
.
Dit
eerlijk
na
te
streven
.
Nog
ging
dit
jaar
een
man
Van
veel
talenten
heen
:
Van
Eeden
,
kunstenaar
En
^
hilosoof
meteen
;
Hij
eens
de
man
van
moed
En
schoone
idealen
,
Hoe
zag
hij
!
zijn
geloof
In
menschendeugden
falen
;
Wie
op
den
mensch
vertrouwt
Wordt
droef
teleurgesteld
Van
Eeden
heeft
'
t
verstaan
En
hooger
ingesteld
.
No
"-
één
,
wiens
naam
wij
hier
Met
dankbaarheid
gedenken
:
De
Visser
,
kloek
en
trouw
,
Ja
,
zulke
mannen
schenken
Nog
kleur
en
gloed
zelfs
aan
De
politieke
sfeer
:
Wij
leggen
op
hun
graf
Een
enkel
tuiltje
neer
.
De
tijd
gedoogt
niet
om
Meer
namen
te
vermelden
,
Vindt
dus
de
lezer
'
t
goed
,
Wii
zwijgen
van
de
helden
.
Die
Hollands
roem
ter
zee
Of
in
de
wijde
lucht
Verbreiden
door
hun
moed
En
altijd
stouter
vlucht
.
De
zomer
kwam
niet
vroeg
;
Doch
eenmaal
aangevangen
Bracht
hij
een
vruchtbaarheid
Als
men
slechts
kan
verlangen
—
Helaas
,
de
landman
werd
Daarmede
niet
gebaat
Men
riep
steeds
meer
om
hulp
En
steun
van
vader
Staat
!
Zoo
kwam
de
Zuivelwet
Tot
stand
,
en
een
Centrale
Die
voor
de
varkens
wil
Een
hooger
prijs
betalen
Wel
ja
,
het
po'gen
is
Oprecht
en
goed
bedoeld
;
Doch
d'uitkomst
heeft
de
lust
Bij
velen
wat
bekoeld
.
Dodh
'
k
wil
mijn
rijmkroniek
Niet
tot
een
steunklaoht
maken
:
Gelukkig
zijn
er
ook
Nog
andre
,
beter
zaken
:
Geen
storm
,
of
watervloed
Geen
oproer
of
geweld
,
Geen
ziekten
onder
'
t
vee
Dat
dient
niet
licht
geteld
.
Het
dierbaar
Vorstenhuis
Bleef
aan
ons
volk
gelaten
,
Geen
revolutie-strijd
Beroerde
onze
straten
;
Er
heerscht
nog
rust
en
vree
En
zijn
de
zorgen
groot
Er
wordt
ook
veel
gedaan
Tot
leniging
van
nood
.
Veel
meer
,
en
lezer
hier
Gaat
onze
blik
zich
richten
Naar
'
t
buitenland
waar
'
t
leed
Ligt
op
de
aangezichten
Van
menig
vrouw
en
kind
Die
reöds
zoo
lang
ontbeerde
,
Toen
in
ons
Vaderland
De
welvaart
nog
floreerde
.
Toch
bleef
het
Duitsche
volk
Bij
bang
en
bitter
lijden
Hoe
ook
geschokt
nog
één
In
'
t
worstelen
en
strij'den
Een's
komt
de
stond
,
waarop
De
moede
wereld
wacht
,
En
angstig
rijst
de
vraag
:
Zal
'
t
morgen
zijn
of
nacht
?
O
,
als
de
ware
Vree
De
volken
mocht
bezielen
.
Als
zij
bij
'
t
Christuskind
In
ootmoed
leerden
knielen
.
Ja
dan
,
dan
kwam
er
hoop
Nog
op
een
beter
tijd
-—
Zoo
niet
,
er
rest
slechts
angst
Voor
vreeselijker
strijd
.
Die
angst
omklemt
Euroóp
En
maakt
het
confereeren
Tot
vruchteloos
gesnap
Van
zeer
voorname
heeren
:
Want
Fran2'i,;k
ziet
den
reus
,
Die
daar
ternederlag
Herrijzen
,
en
het
beeft
Bij
den
aanstaanden
dag
.
Italië
vergaapt
Zich
aan
de
schoone
woorden
Zijn's
heerschers
,
en
de
Rus
Vlecht
nieuwe
,
scherper
koorden
Tot
'
t
drijven
van
den
knoet
.
Dat
heet
dan
sociaal
Wij
noemen
het
gewoon
Een
ongehoord
schandaal
Dat
daar
een
trieste
troep
Van
booze
Bolzjewisten
Een
dom
en
vreedzaam
volk
Tot
slaven
kunnen
kisten
.
De
Engelschman
is
down
En
doet
niet
meer
aan
stoken
;
Doch
is
nu
bezig
om
Een
vredespan
te
koken
;
En
'
t
groot
Amerika
,
Zit
als
een
woekeraar
Te
azen
op
het
geld
Voor
dure
oorlogswaar
.
Ziet
men
dan
nog
Japan
En
China
,
gele
neven
,
Die
om
den
volkenbond
Al
bitter
weinig
geven
;
VROOLIJK
HOEKJE
.
-
Waar
blijft
Bij
mij
.
Zoon
(
telegrapheert
):
geld? Vader
(
antwoordt
):
~
Een
luitenant
komt
de
soep
keuren
in
de
kazerne
.
Een
soldaat
klaagt
over
het
eten
.
„
Nu
wat
mankeert
er
aan
?"
vraagt
de
luitenant
.
„
D'r
zitten
zand
en
steeiien
in,luitenant
",
is
het
antwoord
.
„
JZoo
,
maar
ben
je
hier
om
te
mop
-
peren
of
om
je
vaderland
te
dienen
?"
„
Om
m'n
vaderland
te
dienen,luitenant
,
maar
niet
om
'
t
op
te
eten
."
Hi
|:
„
Ik
wil
met
een
vrouw
trouwen
,
die
zin
voor
humor
heeft
."
Zij
:
„
Die
kan
zij
al
bewijzen
door
met
jou
te
trouwen
."
—
^
o
—
„
Kun
jij
fietsen
,
jongetje
?"
„
Neen
meneer
."
,
Pas
dan
een
oogenblikje
op
mijn
fiets
,
tot
ik
tei'ug
kom
uit
het
post
-
kantoor
."
„
Zoo
,
is
uw
vader
ernstig
ziek
?
Toch
niet
besmettelifk
,
hoop
ik
?"
,,'
Dat
hoop
ik
ook
,
want
de
dokter
zei
,
dat
hij
zich
overwerkt
heeft
."
„
Vader
!"
„
Wat
is
er
nu
weer
?"
„
Er
zit
een
spin
tegen
den
zolder
."
„
Trap
'
m
dood
jongen
."
En
neem
Brazilië
Er
op
den
koop
maar
bij
Daar
is
men
sterk
in
revolutiemakerij
.
Het
is
geen
schittrend
beeld
,
Dat
voor
ons
werd
geteekend
,
Hoe
heeft
de
wereld
zich
In
'
s
werelds
loop
misrekend
!
Men
heeft
te
vroeg
gejuicht
:
'
t
Geen
men
als
zegen
dacht
,
Heeft
wel
verwarring
,
doch
Geen
waar
geluk
gebracht
.
Doch
lezer
,
dus
mag
ik
Mijn
rijmkroniek
niet
sluiten
;
Ik
zie
het
winterbeeld
Daar
door
mijn
kamer:uiten
:
Hoe
dor
,
en
vaal
,
en
dov
Isch
En
toch
straks
komt
de
tijd
.
Dat
God
weer
leven
wekt
In
deze
doodisrheid
.
Ja
zoo
,
zóó
kan
toch
ook
.
De
winternacht
der
volken
Nog
klaren
tot
een
dag
En
hooger
licht
de
wolken
Doorstralen
,
dat
de
lof
Weer
tot
den
hemel
rijst
En
d'aarde
,
die
nu
zucht
,
Haar
Schepper
dankt
en
prijst
—
F
.
D
.
J
.
Lexmond
,
31
-
12-1932
.
Gehoom-aamheid
is
de
grondslag
van
elke
(
ypvoeding
,
van
alle
orde
en
tucht
;
zij
is
de
ziel
der
school
en
der
samen
-
leving
,
in
het
kleine
en
in
het
groote
.
fËïnriüÊTöii
DE
DOKTERES
.
(
Naar
het
Engelsch
.
(
Nadruk
verboden
).
11
)
„
Waftr
is
Barbara
?"
vroeg
de
Pro
-
fessor
,
het
vertrek
rondkijikend
,
nadat
Queenie
hem
voorgesteld
had
.
,
3arbara
en
haar
ouders
komen
hier
theedrinken
",
zei
Queenie
.
„
Maar
Mr
.
Mallory
kan
niet
in
den
familie
-
kring
schilderen
."
Mallory
was
met
MacBride
de
schil
-
derij
gaan
bekijken
.
Het
was
een
prach
-
tig
stuk
werk
.
Tot
achtergrond
diende
eem
boschlaitdschap
;
op
den
voor
-
grond
verscheen
de
„
Grillige
Fortuna
",
mét
een
eigenaardige
,
raadselachtige
,
—
echter
een
van
Queenie'a
bekoor
-
lijkste
uitdrukkingen
—
op
het
gelaat
,
met
lachende
oogen
en
een
ernstigen
trek
om
den
mond
.
'
Haar
uiterlijk
kon
goed
of
kwaad
beduiden
.
MacBride
keek
er
enkele
minuten
naar
,
zonder
te
spreken
;
toen
wendde
hij
zich
tot
Mallory
:
„
Het
ia
een
goede
schilderij
",
zei
hij
eenvoudig
.
„
Dank
u
",
luidde
het
antwoord
.
„
Maar
hij
weet
er
niets
van
!
riep
Oueenie
.
„
Will
heeft
in
'
t
geheel
geen
verstand
van
kunst
.
Je
zoudt
ons
niet
kunnen
zeggen
,
waarom
het
je
bevalt
.
Ik
zou
het
ook
niet
kunnen
,
als
ik
niet
eerst
een
beetje
opgevoed
was
door
Mr
.
Mallory
."
„
Toch
geloof
ik
wel
,
dat
ik
mijn
op
-
vatting
verdedigen
kan
",
zei
MadBride
met
langzamen
nadi'uk
.
En
hij
gaf
twee
uitstekende
redenen
voor
zijn
opinie
.
Everard
Mallory
keek
hem
verrast
aan
en
zei
:
„
U
heeft
het
begrepen
."
Hoe
eigenaardig
,
dacht
Queenie
,
dat
William
met
zijn
weinige
beschaving
van
nature
tooh
altijd
het
essentiëele
van
de
zaak
vatte
.
De
Profes-sor
gaf
nu
zijn
opinie
.
„
Je
bent
'
t
Queenie
!
Nu
,
ik
ben
blij
,
dat
je
niet
altifd
zoo
kijkt
,
kindje
".
,
yWaarom
bent
u
blij
?"
,
Je
kijkt
,
of
je
zelve
niet
weet
wat
je
wilt
.
En
het
zou
mij
spijten
,
als
je
in
waarheid
zoo
wispelturig
was
!"
„
Maar
het
is
mooi
,
Vader
!"
„
Het
kan
niet
anders
dan
mooi
zijn
,
kind
,
als
het
van
jou
is
!"
—
Queenie
en
haar
vader
stonden
op
eenige
af
-
stand
van
de
anderen
,
zoodat
de
Pro
-
fessor
dan
ook
zonder
vrees
van
ver
-
staan
te
worden
,
kon
zeggen
:
„
Ik
heb
niet
graag
,
dat
je
hier
alleen
bent
,
met
den
artist
.
Waar
is
Mrs
.
Stourton
?"
„
Wat
een
onzin
,
Vader
!
Hij
is
al
grijs
van
haar
!"
,
ylk
geloof
niet
dat
je
hem
als
oud
beschouwt
."
„
Daar
heb
ik
nooit
aan
gedacht
Maar
William
geeft
er
niet
om
;
waar
-
om
zou
u
er
zich
dan
druk
over
ma
-
ken
?"
„
Ik
geloof
niet
,
dat
Williaih
er
ooit
bij
gedacht
heeft
,
hoe
je
zoo
uren
ach
-
tereen
alleen
was
met
Mallory
."
„
Maar
waarom
niet
?
Ik
dacht
niet
.
dat
u
zoo
kleingeestig
,
zoo
conventio
-
neel
zou
zijn
."
„
Dit
is
dan
zeker
zoo
,
omdat
het
uiterlijk
van
dien
man
mij
niet
bevalt
."
„
Hij
is
,
wel
een
van
de
knapste
man
-
nen
,
die
ik
ooit
gezien
heb
!"
„
Dit
kan
zijn
,
naaar
zijn
gezicht
be
-
valt
mij
niet
.
En
ik
zou
wel
willen
,
dat
je
niet
langer
voor
hem
poseerde
."
,
3h
den
boel
voor
hem
in
de
war
sturen
?
Maar
dat
is
onmogelijk
,
Vader
!
Hij
is
een
groot
kunstenaar
.
Ik
kan
toch
maar
niet
met
hem
doen
wat
ik
wil
?"
„
Dan
zal
ik
Mrs
.
Stourton
vragen
om
er
bij
te
blijven
,
terwijl
hij
er
mee
be
-
zig
is
."
Queenie
kreeg
een
hoogroode
kleur
.
„
Maar
Vader
,
dat
zult
v
.
toch
niet
doen
!"
riep
zij
verontwaardigd
.
Het
„
Het
zou
immers
een
beleediging
voor
hem
zijn
!
En
ik
zou
niet
willen
posee
-
ren
onder
dergelijke
omstandigheden
."
„
Daar
zou
ik
dan
wel
heel
blij
om
zijn
."
„
Maar
u
ziet
tooh
wel
in
,
dat
dit
niet
gaat
?
Mr
.
Mallory
is
een
groot
vriend
van
de
Stourtons
.
Beiden
zouden
het
als
een
grove
beleediging
opvatten
."
Ze
hield
ineens
op
,
want
Everard
Mallory
kwam
juist
op
hen
toegetre
-
den
.
„
Bevalt
,
u
de
schilderij
.
Professor
?"
„
Als
schilderij
uitstekend
;
als
por
-
tret
van
mijn
dochtertje
in
het
geheel
niet
!"
„
Ik
begrijp
,
wat
u
bedoelt
.
Maar
de
uitdrukking
is
er
soms
;
en
ze
was
juist
wat
ik
noodig
had
."
„
Hoeveel
maal
zal
ze
nog
voor
u
moeten
poseeren
?"
vroeg
Professor
Donnington
.
„
Een
keer
of
vier
,
vijf
.
De
handenheb
ik
pas
geschetst
.
Miss
Donningtonheeft
zeer
karakteristieke
handen
,
zoo
-
als
u
weet
.
Maar
haar
houding
is
be
-
vallig
,
vindt
u
niet
?
Kijk
,
daar
zijn
de
'
Stourtons
met
de
thee
."
Mrs
.
Stourton
kwam
binnen
,
ge
-
volgd
door
haar
man
en
door
Barbara
.
MacBride
sprak
met
die
laatste
;
hij
had
in
'
t
geheel
geen
gelegenheid
ge
-
had
,
om
met
Queenie
te
praten
.
Zoo
voor
het
oog
leek
het
een
zeer
opgewekt
gezelschapje
:
knappe
man
-
nen
,
die
met
belangstelling
spraken
;
een
'
moi)i
,
jong
meisje
in
sierlijke
klee
-
ding
en
de
beide
eenvoudige
huislijke
vrouwen
.
Het
was
een
onmerkini
?
van
Barba
-
ra
,
die
ineens
algemeene
verlegenheid
wekte
.
„
Maar
,
Queenie
,
ik
geloof
,
dat
Mr
.
Mallory
geen
streek
gedaan
heeft
!
Als
dat
zóó
gaat
,
zal
ik
nog
moeten
surveil
-
leeren
!"
„
Dat
moet
je
hem
dan
liever
zelf
eens
vertellen
,
Barbara
!"
zei
Queenie
,
weinig
geanimeerd
.
Professor
Donnington
stond
op
ennoodde
:
.
.
„
Ga
Je
mee
,
kindje
?"
Queenie
keek
naar
den
schilder
.
„
Heeft
u
mij
nog
noodig
,
Mr
.
Mal
-
lory
?"
William
merkte
op
,
dat
de
klank
van
haar
stem
anders
was
,
wanneer
zij
tot
Mallory
sprak
.
„
Ja
,
maar
niet
om
te
schilderen
",
antwoordde
hij
boud
.
„
In
welk
'
geval
ik
mijn
plicht
zal
doen
en
naar
huls
gaan
",
zei
Queenie
.
'
Ze
zag
niet
,
dat
MacBride
huiverde
,
toen
zij
sprak
van
:
„
haar
nlicht
doen
!"
„
Nu
zal
ik
gauw
van
kleeding
ver
-
wisselen
",
zei
ze
toen
weer
.
Professor
Donnington
had
weldra
de
reden
ontdekt
,
waarom
Mrs
.
Stour
-
ton
het
niet
noodig
had
geacht
,
om
er
bij
te
blijven
,
terwijl
Queenie
poseer
-
de
voor
den
vriend
van
haar
man
.
MacBride
had
wel
juist
geraden
,
dat
Barbara
het
haar
ouders
zou
vertel
-
len
,
van
de
verloving
van
haar
vrien
-
din
.
En
bij
Mrs
.
Stourton
,
die
zelve
in
het
geheel
niet
van
dergelijke
„
non
-
sens
"
hield
,
was
het
niet
opgekomen
,
dat
Everard
Mallory
ooit
eenic
gevoe
-
len
kon
koesteren
voor
Queenie
.
Het
gesprek
was
nu
algemeen
ge
-
worden
en
toen
de
Professor
zag
,
dat
zijn
dochter
nog
draalde
,
wendde
hij
zich
tot
MacBride
:
„
Ik
moet
nu
gaan
.
Je
wacht
zeker
op
haar
,
hé
?
En
je
komt
toch
vanmid
-
dag
bij
ons
dineeren
?"
„
Heel
graag
",
antwoordde
de
jonge
man
.
■
De
Professor
nam
afscheid
.
Mrs
.
Stourton
geleidde
hem
tot
aan
de
deur
en
wenschte
hem
,
fluisterend
,
geluk
.
„
Wat
een
aardige
jongeman
!
Queenie
zal
goed
bezorgd
bij
hem
zijnl
Ze
is
bijzonder
mooi
.
Dat
zegt
zelfs
Mr
.
Mallory
."
„
Zóó
?"
vroeg
de
Professor
grimmig
.
„
Had
hij
haar
maar
liever
niet
ge
-
schilderd
!"
„
Waarom
niet
?"
hernam
Mrs
.
Stour
-
ton
met
ongeveinsd-nieuwsgierigen
„
Het
maakt
haar
maar
ijdel
en
zelf
-
bewust
."
„
Maar
Queenie
toch
niet
!"
De
Professor
zette
het
gesprek
niet
voort
.
MacBride
wachtte
lang
,
maar
hij
zei
weinig
.
Eindelijk
trad
Queenie
,
in
gewone
kleedij
,
het
atelier
binnen
.
Ze
had
meer
kleur
dan
anders
en
haar
optreden
was
uitdagend
.
Ze
trad
op
Mallory
toe
.
„
Ik
zal
morgen
komen
",
zei
ze
.
De
artist
keek
haar
diep
in
de
oogen
en
antwoordde
'
zacht
:
„
Natuurlijk
!"
„
En
ook
daarna
:
—
tot
u
klaar
is
met
mij
."
„
Dat
zal
nooit
zijn
,
Queenie
!"
iDit
was
weer
echt
iets
voor
hem
dacht
Queenie
,
om
haar
het
hof
te
maken
onder
de
oogen
van
Mac
-
öriae
.
'
De
,,
durf
"
in
zijn
houding
bevielhaar
.
Met
den
blik
naar
de
scliilderiizei
ze
:
■'
„
Ik
geloof
niet
,
dat
Vader
erg
inge
-
nomen
was
met
die
uitdrukking
"
(
Wordt
vervolg
).