Tekstweergave van DEP_1904-09-23_001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Ho.
1.
Vrijdag
23
September
1904.
@
a
Instaurare
Omnia
in
Christo.
Katholieken
van
Nederland.
De
Troonrede
IWengelwerk
P.
.
■
-Q"
,
’
!
uogenblikkeB
ging
hij
zoon
van
Satan,
die
aan
niets
gelooft
!...
Ik
‘
i
.
I
t
Ailt
.T
A
,
Al
4“
.
J
I
1
t>
Na
het
uitspreken
dezer
rede
werd
in
de
zaal
driemaal
geestdriftig
geroe
pen
:
„Leve
de
Koningin,
leve
de
Prins
lete
de
Koningin-Moeder!“
H.
M.,
vergezeld
van
den
prins
en
gg.s’^a«—
De
goede
Herdér
geeft
zijn
leven
voor
Ae
schapen.
nog
één
uur,
dat
hij
zich
bekeere
en
ge
red
worde.”
—
-
Dat
is
de
droom
van
een
zieken
geest
zeide
de
vrijdenkster.
—
’t
Is
een
vermaning
van
den
hemel,
viel
de
oude
dienstmaagd
in.
Wee,
wee
u,
indien
ga
daar
niet
naar
luistert
I
—
Maar
waar
zouden
we
in
deze
tijden,
op
dit
uur,
in
deze
omstandigheden
eenen
priester
vinden
?
Wie
zou
hier
komen
?
vraagde
op
twijfelenden
toon
de
vrouw
des
lijders.
—
Niet
een
zal
het
weigeren,
antwoord
de
de
dienstmaagd.
—
Maar
zij
gaan
hier
naar
het
schavot,
hernam
de
jonge
vrouw.
—
Ook
daarvoor
deinzen
zij
niet
terug,
indien
ze
eene
ziel
kunnen
redden,
was
het
antwoord.
—
Wat
loopt
dat
uurwerk
snel
voort
I
zuchtte
de
stervende.
—
Gij
hoort
het,
mevrouw,
de
dood
na
dert
metrassche
schreden,
riep
Maria
smee-
kend
uit.
Och
!
ga,
ga,
spoed
u
naar
dat
huis,
hier
nabij.
Ach
!
gisteren
zou
ik
het
voor
al
het
geld
der
wereld
niet
gezegd
hebben..
Maar
thans...
ga,
ge
zult
er
een
eerbiedwaardigen
grijsaard
vinden,
die
als
door
een
wonder
aan
het
schavot
ontko
men
is.
Hij
was
veroordeeld
om
den
twee
den
September
onthoofd
te
worden.
—
Maar
mijn
Aristides
behoorde
onder
het
getal
zijner
rechters,
zijner
beulen.
—
Hij
zal
niet
hier
komen
om
hem
te
her
kennen,
maar
om
hem
de
kwijtschelding
zijner
zonden
te
verleenen.
Ik
ga,
zeide
de
jonge
vrouw.
Zij
hing
haren
mantel
om
en
begaf
zich
naar
het
aangeduide
huis.
De
priester
kwam.
Toen
hij
de
woning
binnentrad,
stond
daar
de
zuster
der
vrijdenkster.
Zij
wilde
den
dienaar
Gods
beletten
den
stervende
bij
te
staan.
—
Hij
heeft
als
.Tacobyn
geleefd,
zeide
zij
dat
hij
nu
ook
als
Jacobyh
sterve.
Indien
gij
verder
gaat,
zal
ik
uw
hoofd
doen
val-
stamelde
:
»Helaas
!
uur
1«
Na
eenige
voort:
■
Li.
Wat
een
akelige
droom
1
neen
..
.wat
Wie
hoort
niet
met
afgrijzen
gewagen
van
het
Fransche
schrikbewind
!
E.i
toch
willen
we
er
nog
een
historisch
feit
aan
ontleenen.
Er
liggen
zoo
vele
lessen
en
waarschuwingen
voor
ons
in
besloten,
voor
al
om
het
eigenaardig
streven
onzer
moderne
maatschappij.
In
het
tweede
jaar
der
Fransche
Repu
bliek,
was
het
te
Parijs,
op
een
December
avond,
zeer
ontstuimig
weder.
De
rijtuigen
rolden
over
eene
dikke
laag
stroo
voorbij
een
huis,
waar
we
eenige
oogenblikken
zul
len
verwijlen.
De
eigenaars
dier
woning
waren,
weinige
weken
te
voren,
omgebraeht
onder
de
beschul
diging,
dat
ze
priestergezind,
beter
gezegd
Katholiek
waren,
hetgeen
de
liberale
pen-
nevoerders
en
dagbladen
onzer
dagen
aan-
iluiden
door
klerikaal.
Het
huis
was
uitge-
■pliiiiderd,
en
van
al
wat
daar
eertijds
I
ifde
en
bloeide,
was
slechts
een
engel-
■
...ehe
doghond
en
een
treurende
wilg
over-
■
gebleven.
■
De
hond
kwam
eiken
avond
voor
de
wo-
■
ng
zijns
vermoorden
meesters
een
akelig
■
gehuil
.aanheffen
;
de
wilg
stond
daar
als
■
om
den
toestand
des
huisgezins
te
betreu-
■
'en.
■
Op
de
eerste
verdieping
lag
een
vrijden-
■
ker
te
worstelen
met
den
dood.
Daar
kan
K
nen
de
grondstellingen
dier
verlichte
gees-
V
n
naar
hunne
rechte
waarde
leeren
be-
■
lórdeelen.
Daar
kan
men
zien,
waartoe
de
■
verlichting
der
zich
noemende
wijsgeeren
■
van
die
dagen
en
eveneens,
van
zoogenaam-
het
menschelijk
opzicWfestrijden,ons
verklarende
voor
den
Christus.
En
in
Zijnen
Naetm
alles
hernieuwen
.
Of
ons
dat
gelukken
zal
?
Door
ei
gen
kracht:
neen.
Maar
gehoorzamende
aan
onzen
geestelijken
Vader,
ge
sterkt
en
gesteund
door
de
genade
en
I
de
hulp
Gods,
zullen
«
e
medestrijden
naar
de
krachten,
ons
geschonken.
Steunend
op
de
eeuwige
waarheden
van
onzen
H.
Godsdienst,
hopen
we
ook
werk
voor
de
eeuwigheid
te
verrichten,
werk
dat
ook
voor
het
andere
leven
vruchten
afwerpt.
Immers
:
Wat
uit
de
eeuwigheid
ontspruit,
is
voor
de
eeuwig
heid
bestemd.
Dat
dit
ook
op
onzen
arbeid
van
toepassing
moge
zijn,
vragen
wij
God
uit
het
diepste
van
ons
hart.
De
Redactie
een
toon
van
diepe
overtuiging,
gij
zult
een
afgrijselijk
visioen!
Mijn
lijk
werd
in
1
1
1-
,-—-1.—
L
-1—.
i
een
doodènlaken
gewikkeld.
Men
draaide
de
doren
d
De
Iroonrede.
De
bijzonder
kalme
troonrede
is
dit
jaar
heel
wat
korter,
dan
vorige
jaren,
doch
de
inhoud
is
van
groots
bedui-
dendheid,
draagt
het
stempel
van
deug
delijkheid
en
ernst.
Handel
en
scheepvaart
—
wordt
onverbloemd
verkondigd
—
zijn
niet
in
elk
opzicht
bevredigend.
Die
der
nijverheid
stellen
vooral,
als
gevolg
van
buitenlandsche
mededinging,
de
verwachtingen
te
leur.
Onbewimpeld
komt
ze
er
voor
uit,
dat
het
met
den
financieelen
toestand
slecht
gesteld
is,
dat
stij
ving
der
schat
kist
dringend
noodig
is.
De
eischen
aan
's
Lands
schatkist
gesteld,
stijgen,
en
de
inkomsten
evenredigen
daaraan
niet.
Het
is
dus
noodzakelijk,
dat
men
op
aanvulling
der
middelen
bedacht
is
en
niet-dringend-noodige
uitgaven
uitstelt.
Uit
bovenstaande
blijkt,
—
begrijpen
wij
het
wel
—
dat
hiermede
te
ken
nen
gegeven
wordt,
dat
het
’t
voor
nemen
van
de
Regeering
is
om
de
behandeling
van
de
Tariefwet
niet
te
verdagen,
maar
het
ontwerp-Harte,
(de
tariefwetgeving)
door
te
zetten.
We
vernemen
met
voldoening,
dat
de
wet
op
’t
Hooger-Onderwijs,
opnieuw
zal
ingediend
worden,
misschien
met
een
kleine
verandering;
het
is
nu
maar
te
wenschen,
dat
de
tegenpartij,
er
geen
lange
debatten
aan
vastmaakt,
om
deze
wet
door
allerlei
kunstgre
pen
en
uitvluchten
te
verhinderen.
De
tijd
hieraan
v
erspild
kan
beter
ge
bruikt
worden.
Niet
minder
moeten
wij
toejuichen,
dat
de
invaliditeits-
en
ouderdoms
ver
zekering
weldra
in
behandeling
komt,
alsmede
de
herziening
der
Leerplicht
wet,
terwijl
er
met
niet
minder
belang
stelling
vernomen
wordt,
dat
de
zoo
lang
bepleitte
indiening
eener
wijziging
van
de
geldende
regelen
omtrent
de
Naamlooze
Vennootschappen,
in
wer
king
is.
arbeid
een
vorm
gekozen,
waardoor
ieder
in
staat
gesteld
is
onstehooren.
Alle
Katholieken
zonder
onderscheid
moeten
en
zullen
er
van
overtuigd
worden,
dat
de
woorden
des
Pausen
voor
ons
geen
ijdele
klanken
zijn,
maar
ons
moeten
aansporen
om
in
Christus,
dat
is
volgens
Zijn
Geest,
alles
te
hernieuwen.
Is
’t
nog
noodig
te
zeggen,
hoe
nood
zakelijk
dat
is
?
Wat
bedorven,
verrot,
misvormd
en
misgroeid
is
in
onze
maatschappij,
in
onzen
omgang
met
den
evenmensch
en
in
ons
eigen
hart,
moet
dat
niet
hernieuwd,
verbeterd,
gezaligd
worden
?
En
zien
wij,
Katho
lieken,
wel
goed
in
hoeveel
er
moet
worden
hernieuwd
’?
Z.H.
zegt
immers:
alles!
Laat
toch
kortzichtigheid,
ons
niet
verblinden,
nu
we
zien
hoe
het
Katholiek
leven
algemeen
opbloeit.
Denken
we
toch
niet,
dat
er
al
genoeg
gedaan
wordt.
Aller
krachten
worden
vereischt,
van
man
en
vrouw,
van
heer
en
knecht,
van
geestelijke
en
leek,
van
ontwikkelden
en
geleerden,
zoowel
als
van
de
eenvoudigen
in
den
lande.
En
daarom
wenschen
wij
die
allen
te
bereiken,
opdat
niemand
achter
blijve.
Er
is
zooveel
te
doen.
Ongodsdienstigheid,
onverschilligheid,
lauwheid,
spotzucht,
twijfel,
losban
digheid,
zedeloosheid,
baat
en
nijd,
on
rechtvaardigheid,
menschelijk
opzicht
ziedaar
zoovele
ondeugden,
die
alge
meen
heerschen.
Moeten
die
blijven
voortwoekeren.
Neen,
ieder
in
zijn
kring
en
naar
zijn
kracht
moet
ze
be
strijden.
Niet
enkelen,
neen
allen
moe
ten
de
wapens
opnemen.
Gemakzucht
en
onverschilligheid
doen
velen
slechts
uit
de
verte
toezien
op
den
feilen
strijd
tussehen
geloof
en
ongeloof.
Werpt
af
die
traagheid
en
onverschilligheid:
het
is
uw
dure
plicht
!
Twijfelzucht
grijpt
menigeen
in
’t
hart
en
moedeloosheid.
Wat
helpt
het
al,
of
ik
iets
doe
?
Kan
ik
de
wereld
hervormen
’?
Zal
het
iets
baten
?
En
’t
menschelijk
opzicht
vervult
menigeen
met
valsche
schaamte.
Wat
zal
de
wereld
wel
van
mij
zeggen,
als
ik
mij
openlijk
verklaar
vooi’
goed-
geloovig,
gehoorzaam
Katholiek
!
’t
Is
immers
de
zaak
der
leeken
niet,
ande
ren
voor
te
houden,
wat
zij
doen
en
laten
moeten
!
Met
valsche
redeneeringen
zich
zelf
verblindend,
onttrekken
velen
zich
aan
den
strijd
onzer
dagen.
En
tot
hen
vooral
willen
we
gaan.
De
goeden
op
wekkend
en
sterkend
in
hun
volhar
denden
ijver,
de
lauwen
enoverschil-
ligen
aansporend
tot
handelen,
de
twij-
felzuchtigen
bemoedigend,
zullen
we
Ces
Messieurs.
Dit
voor
R.
K.
beleedigende
en
kwet
sende
tooneelstuk
zou
17
dezer
te
s’
Gravenhage
worden
opgevoerd,
doch
het
werd
door
den
Burgemeester
van
genoemde
gemeente
verboden
:
Het
be
sluit,
waarop
het
verboden
werd,
luidt
als
volgt:
Overwegende,
dat
het
voornemen
DE
UITGEVERS:
VAN
DAM
&
VAN
DER
MARCK,
Culemborg.
bij
meer
dan
één
bedrijf,
als
gevolg
de
Koningin-Moeder,
verliet
voorafge-
vanbuitenlandsche
mededinging,
recht-
gaan
door
decommissie,
de
zaal,
waar-
matige
verwachtingen
teleur.
na
de
voorzitter
de
vereenigde
vergä
¬
ße
verdere
bevestiging
van
het-
dering
sloot.
geen
tot
dusver
in
Noord-Sumatra:
verkregen
werd,
maakte
opnieuw
niet
onbelangrijke
vorderingen.
Krachtiger
optreden
in
de
Göjoe-
en
Allaslanden
kon
met
het
oog
hierop
niet
uitblij
ven.
Dat
hierbij,
ook
ongewapenden
ten
offer
vielen,
wordt,
al
was
het
niet
te
voorkomen,
door
Mij
betreurd,
De
bevolking
van
Java
verkeert,
dank
zij
de
betere
gesteldheid
van
haar
hoofdbedrijf,
in
iets
minder
ge-
drukten
toestand.
Maatregelen
ter
verhooging
van
haar
ceconomische
kracht
blijven
niettemin
noodzakelijk.
De
stand
der
Indische
financiën
eischt
nevens
groote
behoedzaamheid
bij
hét
doen
der
uitgaven,
verruiming
van
inkomsten.
De
steeds
klimmende
eischen
aan
’s
Rijks
schatkist
gesteld,
zonder
daar
aan
geëvenredigde
stijging
der
in
komsten,
maken
het
ten
plicht,
elke
niet
dringend
noodzakelijke
uitgave
te
verdagen
en
op
aanvulling
der
middelen
bedacht
te
zijn.
Reeds
de
behandeling
van
de
wets
ontwerpen
die
bij
de
Staten-Generaal
aanhangig
zijn,
zal
in
deze
zitting
meer
dan
gewone
inspanning
vorde
ren.
Opnieuw
zal
een
voorstel
tot
wij
ziging
en
aanvulling
van
de
wet
op
het
Hooger
Onderwijs
bij
U
inkomen.
Onderscheidene
ten
vorige
jaren
aange-
kondigde
voorstellen
van
wet
zullen
U
weldra
bereiken.
Een
wetsontwerp
ter
verzekering
tegen
invaliditeit
en
ouderdom
zal
daaraan
worden
toege
voegd.
Bovendien
zal
aan
de
invoe
ring
van
de
Kinderwetten
en
van
de
Militaire
straf-
en
tuchtwetten
de
laat
ste
hand
zijn
te
leggen.
Eene
wijzi
ging
zoo
van
de
regeling
der
Naam
looze
Vennootschappen
als
van
de
Leerplichtwet
is
in
bewerking.
Neemt
de
taak
der
Staten-Generaal,
Mijne
Heeren,
gaandeweg
breeder
af
meting
aan.
Ik
blijf
voor
de
vervul
ling
van
die
steeds
meer
omvattende
taak
vertrouwen
op
Uwe
voortvarend
heid
en
op
Uwe
toewijding
aan
de
be
langen
van
het
Vaderland.
Moge
de
Almachtige
God
Zijn
ze
gen
op
Uwe
werkzaamheden
doen
rusten.
Ik
verklaar
de
gewone
zitting
der
Staten-Generaal
te
zijn
geopend.
Dit
Blad
verschijnt
eiken
Vrijdag.
Pi
js
per
halfjaar
f
0.50
ii
aw.o
per
post.
Bij
vooruitbetaling
te.
voldoen.
Lósse
nummers
5
cent.
Prijs
der
Advertentiën:
.Van
1
tot
5
regels
.
f0.50
Elke
regel
meer
„0.10
Dienstaanbiedingen
(bij
vooruitbetaling).
.
.
.
„
0.40
De
advertentiën
worden
bij
3
maal
plaatsing
2
maal
berekend.
Groote
letters
worden
naar
plaatsniimte
berekend.
„Instaurare
Omnia
in
Christo
:
.
HERNIEUWEN
IN
CHRISTUS
!”
Met
dit
machtig
en
veelomvattend
woord
van
onzen
beminnelijken
H.
Paus
Plus
X
treden
wij
U
tege
moet
en
hopen
wij
toegang
tot
U
te
verkrijgen.
We
weten
het:
er
wordt
reeds
zoo
menigmaal
om
toegang
gevraagd,
en
het
aantal
der
dag-
en
weekbladen
is
talrijk.
We
voorzien
Uw
vraag
:
„Waar
om
dan
een
nieuw
blad
opgericht?“
En
ons
antwoord
luidt:
„Omdat
het
er
noodig
is.”
Aan
degelijke,
goedkoope
lectuur
voor
het
Katholieke
Volk
van
Nederland
bestaat
nog
altijd
groote
behoefte.
In
de
eerste
plaats
zijn
de
groote
Katholieke
bladen
voor
menigeen
te
duur.
En
ze
met
tweeën
of
drieën
lezen
heeft
zijn
bezwaren.
Men
heeft
liefst
een
eigen
blad.
Wij
zullen
trachten
voor
slechts
een
gulden
per
jaar
iede
re
week
een
blad
te
He
veren,
dat
dus
in
hetzelfde
huisgezin
kan
blijven
en
niet
van
deur
tot
deur
behoeft
te
gaan.
En
de
kleinere
Katholieke
bladen
v
ui
len
zich
over
het
algemeen
te
veel
met
onbeduidende
nieuwtjes,
dan
dat
zij
een
ernstige
strekking
met
kracht
op
den
voorgrond
kunnen
stellen.
Wij
zullen
trachten
dit
laatste
te
vermijden,
zonder
daarom
eenzijdig
te
worden.
Ook
wij
zullen
trachten
naar
volledig
heid,
die
echter
onbeduidendheid
zoo
veel
mogelijk
uitsluit.
In
de
tweede
plaats
heeft
niet
ieder
den
tijd
dagelijks
een
blad
te
lezen.
Een
tijdlang
houdt
men
het
vol,
maar
het
gaat
op
den
duur
niet,
en
het
einde
is,
dat
men
niet
meer
leest,
of
al
zoe
kende
zijn
keus
vestigt
op'gevaarlijke
lectuur.
Wij
vragen
slechts
eenmaal
per
week
Uw
aandacht
en
er
is
nie
mand
of
hij
kan
ten
minste
eenmaal
in
de
zeven
dagen
een
blad
lezen.
Maar
in
de
derde
en
voornaamste
plaats
is
ons
blad
er
noodig
om
in
alle
lagen
der
maatschappij
mede
te
wer
ken
tot
de
vervulling
van
den
wensch
des
H.
Vaders:
Alles
hernieuwen
in
Christus.
Tot
alle
Katholieken
heeft
Z.H.
gesproken,
van
allen
vraagt
en
verlangt
hij
medewerking.
Welnu
:
op
den
vasten
grondslag
van
ons
H.
Ge
loof
willen
wij
met
allen
ernst
en
alle
kracht
die
taak
mede
ter
hand
nemen.
Alles
hernieuwen
in
Christus.
De
Plaatsbekleeder
van
Jezus
Chris
tus
heeft
gesproken
;
wij
staan
gereed
aan
zijn
wenk
te
gehoorzamen.
En
om
met
onzen
arbeid
tot
alle
Katholieken
door
te
dringen
hebben
we
voor
onzen
Op
j.1.
Dinsdag
is
de
gewone
zitting
der
Staten-Generaal
door
H.
M.
de
Ko
ningin
met
de
volgende
rede
geopend
:
Mijne
heeren
!
Wederom
ben
Ik
in
Uw
midden
ver-
schénen,
om,
ditmaal
voor
het
eerst
in
deze
oud-Grafelijke
zaal,
de
gewone
zitting
der
Staten-Generaal
te
openen.
Het
is
Mij
aangenaam
te
kunnen
verklaren,
dat
de
betrekkingen
van
Nederland
met
de
buitenlandsche
Mo
gendheden
van
den
meest
vriendschap-
pelijken
aard
bleven.
Het
door
Mij
betreurde
uitbreken
van
den
oorlog
in
Oost-Azië
noopte
Mij
voor
Nederland
en
voor
zijne
ko
loniën
en
bezittingen
in
andere
wereld-
deelen,
eene
verklaring
van
neutrali
teit
uit
te
vaardigen.
Zee-
en
Landmacht
gingen
voort
zich,
zoo
hier
te
lande
als
over
zee,
op
loffelijke
wijze
van
haren
plicht
te
kwijten.
Het
korps
burgerlijke
ambtenaren
gat
door
nauwgezetheid
en
ijver
in
den
dienst
bij
voortduring
reden
tot
tevredenheid.
Met
ingenomenheid
werd
door
Mij
onlangs
een
gedenksteen
onthuld
ter
herinnering
aan
de
thans
voltrokken
scheiding
tussehen
Maas
en
Waal,
een
waterstaatswerk,
waarvan
voor
de
welvaart
van
Noordbrabant
en
Gel
derland
gunstige
verwachtingen
ge
koesterd
worden.
In
weerwil
van
de
groote
droogte
die
dezen
zomer
kenmerkte,
geeft
de
toestand
van
land
en
tuinbouw
ge
noegzame
reden
tot
voldoening.
Niet
in
elk
opzicht
bevredigend
zijn
de
uitkomsten
van
handel
en
scheep
vaart.
Die
der
nijverheid
stellen
—
Zoo
dacht
ook
ik
eertijds,
maar
thans
!
Ze
hebben
het
geloof
uit
mijn
hart
gerukt,
en
mij
niets
in
de
plaats
geschon
ken...
—
Die
toestand,
mevrouw!
is
aller-
.
droevigst.
—
Ach
!
waarom
heb
ik
uw
geloof
niet!
Ik
zou
ei
1
troost
uit
putten
in
den
akeligen
toestand,
die
zich
thans
voor
mijn
hart
op
doet.
Hem
één
dag
wederzien,
zelfs
om
met
hem
te
lijden
...
Maar
neen
!
het
Niet
1
het
Niet!.
.
.
Helaas
!
ik
gevoel
het:
gaarne
zou
ik
het
hoofd
buigen
voor
den
God
mijner
vaderen
om
in
zijn
lot
te
mogen
deelen,
welk
het
ook
zijn
moge.
Maar
het
Niet!
...
—
Ik
zou,
als
ik
in
uwe
plaats
was,
raad
vragen,
naar
geleerde
mannen
gaan,
hen
hooren.
—'
Dat
heb
ik
gedaan:
ik
heb
de
ge
leerdste
vrienden
van
mijn
echtgenoot
ge
raadpleegd.
Allen,
allen
hebben
mij
wan
hopige
stelsels
opgedrongen,
zonder
troost,
;
zonder
heil,
zonder
zekerheid,
zonder
waar
borg.
—
De
rampzalige
!
zuchtte
dé.
dienst
maagd,
hare
tranen
afvegende.
De
zieke
maakte
een
lichte
beweging
en
lispelde
den
naam
van
Amalia.
De
jeugdige
echtgenoote
sprong
op,
snelde
naar
de
lijdenssponde
en
ondersteunde
zijn
machteloos
hoofd.
—
Aristides,
mijn
vriend!
zeide
ze
tot
den
lijder,
ge
herkent
mij:
immers
?
Hoe
dwaalt
ge
zoo
met
uwe
blikken,
alsof
ge
'verschijnsels
zocht.
I
m
PEOVINÈIM
Weekblad
voor
het
Katholieke
Nederland
de
liberalen
van
onzen
tijd
den
mensch
voert.
In
eene
rijk
gestoffeerde
kamer,
in
een
met
fluweel
en
zijde
bekleed
vertrek,
waar
eertijds
zijne
slachtoffers
hun
verblijf
hiel-
don,
maar
die
hij
zich
had
toegeëigend,
lag
die
ijverige
aanhanger
der
Républiek,
een
der
bloedige
woelgeesten
van
die
treurige
tijden,
op
zijn
uiterste.
De
grondstellingen
van
Voltaire,
en
Diderot
bezielden
hem
nog
in
dat
beslissende
oogenblik.
De
vrienden
en
gezellen
zijner
goddeloosheid
hadden
hem
verlaten:
die
overmoedigen
verwijderen
zich
bij
den
aanblik
van
den
huiveringwekkenden
doodstrijd
en
de
sporen
van
de
hopelooze
stuiptrekkingen
waren
op
zijn
afgemat
voorhoofd
zichtbaar.
Een
vreeselijke
.
wolk
overtoog
zijn
ver
wrongen
gelaat;
zijne
tanden
kletterden
met
zooveel
geweld
tegen
elkander,
als
had
de
wroeging
hem
gemarteld.
Nu
en
dan
stegen
er
onsamenhangende
kreten
uit
zijne
borst.
Men
zou
gezegd
hebben,
dat
hij
eene
wanhopige
worsteling
voerde
tegen
onstoffe
lijke
en
onzichtbare
verschijnselen.
Dë
dienstmaagd
zat
neerslachtig
bij
het
vuur,
dat
zij
met
eenige
karige
brandstoffen
trachtte
te
voeden.
Zij
bad
in
stilte
en
riep
de
machtige
voorspraak
der
vlekkelooze
Moedermaagd
in.
Dikke
tranen
biggelden
langs
hare
wangen.
Zij
nam.
met
bevende
hand
het
drankfleschje,
vermoedelijk
het
laatste
voor
den
zieltogende,
want
de
ge-
neesheeren
hadden
verklaard,
dat
zijn
ein
de
nabij
was.
Eenige
schreden
van
daar,
in
een
ruststoel,
lag
de
jonge
vrouw
van
den
goddelooze.
Wanhoop,
droefheid
en
schrik
hadden
haar
vermeesterd.
Een
enkel
woord
drukte
geheel
haren
toestand
uit.
■
—
Ik
zal
hem
dan
nooit
wederzien
I
ge
scheiden
zijn
voor
altijd
I
—'
Mevrouw
1
sprak
de
oude
meid
op
(
hem
in
een
ander
,
leven
weder
zien.
schroeven
in
mijn
doodkist.
Luide
wee
klachten
en
geween
overtuigden
mij,
dat
gij
Amalia,
er
bij
waart.
Ofschoon
mijn
hart
had
opgehouden
te
slaan,
smolt
het
nochthans
bij
het
hooren
uwer
droefheid
en
wanhoop.
Weldra
voelde
ik
het
voort
gaan
van
.
den
lijkwagen
en
hoorde
ik
de
onverschilligen,
die
mijne
begrafenis
bij
woonden
en
mijn
stoffelijk
overschot
ver
gezelden,
praten
en
schertsen.
De
lijkwa
gen
hield
stil.
Ik
werd
in
den
grafkuil
nedergelaten
en
hoorden
de
touwen
onder
de
kist
wegtrekken.
Men
wierp
aarde
op
mijn
graf.
De
planken
kraakten...
—
Dat
is
al
te
ijselijk!
onderbrak
de
jonge
vrouw
haar
gelaat
met
de
handen
bedekkende.
—
Niet
waar
I
ging
de
lijder
voort
zijne
krachten
verzamelende
en
steeds
trager
sprekende
:
niet
waar?
Ach
I
wistet
gij,
hoe
verschrikkelijk
die
scheiding
is
I
Ik
hoorde
de
vrienden
heen
gaan.
Jk
was
alleen,
al-
.
leen
voor
altijd,
alleen
onder
de
aarde
...
Och,
neen
1
ik
voelde,
dat
mijne
ziel
van
mijn
lichaam
gerukt
werd.
Dra
vond
ik
een
aantal
mijner
overledene
vrienden
te
rug,
wier
afgrijselijke
hëlsche
gelaatstrek
ken
niets
menschelijks
meer
hadden.
Zij
schenen
vreeselijk
te
lijden.
Rondom
hen
ontwaarde
ik
de
heische
geesten,
die
de
menschc
>
op
aarde
bekoren
en
hen
tot
.zonde
brengen.
Zij
greinsden
en
schaterden
:
oen
zij
ons
hunne
vurige
septers
toonden,
de
leni.ee
’
enen
der
macht,
die
zij
over
ons
ontvangen
hadden.
Hij
is
de
onze!
riep
een
onder
hen
uit,
de
onze
voor
eene
reeks
van
De
zieltogende
wendde
zijne
oogen
naar
eeuwen,
die
het
getal
van
de
bladeren
der
een
hoek
der
kamer
en
vestigde
ze
Opeen
■
boomen
en
van
de
zandkorrels
aan
de
oe-
uurwerk,
terwijl
bij
met
een
diepen
zucht
vers
der
zeeën
eindeloos
overtreft!
de
onze
’
1
:
»Helaas!
nog
slechts
één
J
voor
alle
rauwigheid
!
Welkom
in
ons
rijk,
was
verstomd,
verplettert,
vernietigd.
Doch
;
zie
—
daar
hoorde
ik
eene
stem,
eene
al
lerliefelijk?
e
stem,
die
mij
verrukkelijk
in
donk
en
zeide
:
»God
!
geef
hem