Tekstweergave van DEP_1904-10-29_001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mo. 6. Zaterdag 29 October 1904. IE ELE PHOVIUCIEIT DE UITGEVERS: VAN DAM & VAN DER MARCK, Culemborg. Weekblad voor het Katholieke Nederland. Dit Blad verschijnt eiken Vrijdag. Instaurare Omnia in Christo. Prijs der Advertentiën: Prijs per halfjaar f 0.50 franco per post. ~ re^ meS' i .’ .^JO Bij vooruitbetaling te voldoen. UITGEVERS . Dienstaanbiedingen (bij vooruitbetaling) 0.40 i&ffl o ® f ja äi ff“ SIJS o dT® I b advertentiën worden tnj 3 maal plaatsing 2 maal berekend. Losse nummers 5 cent. VAN UAffl & VAN Uth MAKLK. LUieilWOrn. Qroote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dc stfüiiwijze der Partjjeii vai link De groote trom wordt geroerd. Het gaat er geducht op los! Van alle zijden hoort men de doffe, bonkende slagen dreunen. Het is voor een zenuw ­ achtig mensch om geheel overstuur te geraken. Want geheel het anti-mi- nisteriëele Nederland wordt opgetrom ­ meld om te vernemen, wat-voor-’n ministerie en wat-voor-’n regeering we thans bezitten. En dat het ministerie het er dan voor doen kan, is te be ­ grijpen. Het moet worden afgetakeld, totdat er geen stuk van over blijft. Want het is voor een fatsoenlijk niet- christelijk partijman gewoonweg onuit ­ staanbaar te moeten zien, hoe in onzen hoogst beschaafden en verlichten tijd een ministerie van dompers en duis- terlingen het roer van Staat in handen heeft. Die stuurlui zullen het schip van Staat bepaald op een of andere klip, in diepe duisternis gehuld, doen schip ­ breuk lijden. Want ’t volgend jaar hebben we kamerverkiezingen ; en daarom moet van nu af aan stemming gemaakt worden onder het denkend deel der natie. En daarom moet er gescholden en geraasd en gelasterd worden tegen en over het ministerie. Dit moet vallen, wat het ook kosten moge. Een ministerie van reactie heet het een ministerie dus, dat allen vooruit ­ gang den kop indrukken wil, dat rem ­ mend werken wil op den prächtigen, gelijkmatigen gang, waarin ons Staats ­ schip zich reeds zoo vele jaren onder liberale vlag mocht verheugen. Alles ging zoo lekkertjes naar den zin der liberalen, vrijzinnigen, socia ­ listen en consorten, en daar komt nu dit christelijk ministerie en stuurt het schip uit den zoo lang ge volgden libe ­ ralen koers. Zoo’n spelbreker van ’n ministerie! Weg er mee! En daarom van alle zijden vuur en vlam gespuwd tegen een regeering, die vrij en vrank en consequent de christelijke begin ­ selen ook in de politiek vooropstelt en vasthoudt. Vijftig jaren lang heeft de liberale partij de openbare school bevoordeeld en gekoesterd ten koste van ons bij ­ zonder onderwijs. Millioenen heeft het openbaar onderwijs gekost aan de al- gemeenekassen, terwijl het bijzonder onderwijs maar zien moest zich zelf te redden. En nu dit ministerie tracht eenigszins de billijkheid te betrachten ten opzichte van het bijzonder, on ­ derwijs, nu wordt er moord en brand geschreeuwd, omdat, niet omdat het ministerie de dierbare openbareschool wil opheffen, neen, maar omdat het de bijzondere school, die zich krachtig ontwikkeld heeft, naar billijkheid be ­ handelen wil. Nu een eisch van billijk ­ heid, uit den tijd en de omstandighe ­ den voortgesproten, in een wet be ­ lichaamd worden moet (de meest ge ­ zonde wijze van wetgewing), nu roepen alle niet-ministerieëlen om wraak, om ­ dat, voor dézen keer, de voordeelen van de wet hun neus voorbijgaan. Of de wet billijk is, interesseert de meesten hunner weinig. En er wordt geschermd met zaaien van sektenhaat en godsdiensttwisten door middel der lagere school. Voetzoekers en zevenklappers! De drankwet, in haar oorsprong een product van liberale vinding, door Minister Kuiper zooveel doenlijk in overeenstemming gebracht met de eischen des tijds en ontdaan van haar onzinnige bepalingen, wordt smalend genoemd een echte Kuyperiaansche wet. Twintig jaren lang hebben de liberalen de gelegenheid gehad hun eigen half-bakken drankwet te verbe ­ teren en nu een christelijk ministerie met zeer veel moeite er in slaagt, wordt het met steenen geworpen. Een bijna niet te qualificeeren handelwijze! Met duizenden en duizenden wor ­ den dagelijks gedrukte stukken, prent ­ briefkaarten en mededeelingen de we ­ reld in gezonden, die beslist een groot, een ernstig gevaar opleveren voor de goede zeden en de orde in den Staat. Aan wie wordt die verzending opge ­ dragen ? Natuurlijk aan de posterijen, een instelling van den Staat. Is het nu niet onverantwoordelijk, dat de Staat zelf leeringen helpt verspreiden die zijn grondslagen ondermijnen, dat de Staat zelf de onzedelijkheid in de hand werkt ? En volgt hieruit niet, dat de Staat verplicht is, zich van dergelijke handelingen te onthouden ? Vandaar de aanvulling der postwet, die aan de administratie der posterij- ren het recht geeft, alle open stukken, strijdig met de goede zeden of de orde in den Staat, ter verzending te weige ­ ren. Wat roept de anti-ministriëele pers nu weer uit ? Dat de vrijheid van druk ­ pers geschonden wordt! Alsof zij niet wist, dat enkel de verzending per post van dergelijke gevaarlijke stukken kan geweigerd worden. Maar er moet ach! en wee! geroepen worden, om de on ­ nadenkende menigte wijs te maken, dat zij werkelijk in haar grondwettige rechten wordt aangetast. Zie, dan zal die menigte een afschuw krijgen van die clericale dompers, en aan de stembus van het volgend jaar is de zege beslist voor de vrijzinnigen. Liegt er maar op los ! Dat hindert niet, als slechts het ministerie valt! De Hooger-Onderwijs-Wet was door de Eerste Kamer verworpen. Want deze was in meerderheid liberaal. Door de laatste Statenverkiezing was het echter zekerheid geworden, dat een nieuw te kiezen Eerste Kamer een christelijke meerderheid zou hebben. Natuurlijk gaat nu de Minister over tot ontbinding van de Eerste Kamer. Hij wist voor ­ uit dat de nieuwe Kamer op zijn hand zou zijn. En dat wisten de vrijzinnigen ook wel, heel goed zelfs. En in hun woede over het practisch inzicht van den Minister en zijn goed recht, slin ­ geren zij dezen allerhande verwijten naar ’t hoofd en durven hem zeggen, dat hij zelfs ongrondwettig gehandeld heeft. Bij de verkiezing van leden der Eerste Kamer maken al de liberale leden der Overijselsche Staten de verkiezing voor dat gewest onmogelijk. Er zit niets an ­ ders op, dan ineen aparte wet ’n nieuwe verkiezing te bevelen of liever de Staten te dwingen tot de verkiezing van Eerste-Kamer-leden over te gaan. En terwijl het voor ieder onbevooroor ­ deeld mensch klaar en duidelijk isdatde Regeering die wet moet indienen, rukt de oppositie aan met allerhande grof en licht geschut, geschut dat echter zijn gevechtswaarde verloren heeft maar desniettegenstaande door luide uitbarstingen tracht de Regeering schrik aan te jagen. Nu, erg schrikachtig is ons Ministerie gelukkig niet: anders was het al lang op den loop gegaan voor al „het leven“ al het geschreeuw en gefluit van zijn tegenstanders. Want werkelijk, er is geen Minister meer in ons lieve vaderland, die nog een woord kan zeggen, of aanstonds zijn vier, vijf pennen in den inkt’ge ­ doopt, om het gezegde van den tegen ­ stander verkeerd uit te leggen, te be ­ spotten en te beschimpen. Vooral onze Premier wordt van alle zijden beloerd en bespionneerd. En het is bepaald grappig te zien, hoe liberale en andere bladen iedere gele ­ genheid aangrijpen om den stoeren krijger naar beneden te trekken. Z.E. heeft, o gruwel, te Brussel vóór een koffiehuis op een Zondag een glas bier gedronken. Dit is uitgekomen. En in de bladen van links wordt er een zaak, een /ett van gemaakt, opgeschroefd bijna als een Dreijfus-affaire. „Zie je wel"’ wordt er geschreeuwd, „binnen 't land hangt hij de fijne uit, maar is hij de grens over, dan gooit hij alle christelijkheid over boord.” Verbeeld je, dat een minister op een Mikkerigen Zondag in de noodza ­ kelijkheid was een algemeen bekende WK operatie aan Z.E.s. schoenen te doen verrichten ! Dat het toch nooit ’n Christelijke minister overkome, hopen we. Want dan zullen we een of twee dagen later weer kolommen druks in sommige bladen lezen over ’n minis ­ ter, die zich met een Janus-aangezicht aan de wereld vertoont, over ’n minis ­ ter wiens christelijkheid niets is dan geveinsdheid en huichelarij. ’n Oud minister Van Houten komt in de Eerste Kamer den Minister de les lezen, omdat deze volgens Mr. van Houtens oordeel afbreuk heeft gedaan aan het prestige en het aanzien der Kroon. Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen. Nog meer feiten uit den laatsten tijd wijzen er op, dat de partijen van links iedere gelegenheid zullen aan ­ grijpen om het Ministerie op de meest kleingeestige wijze aan te vallen. En is er geen aanleiding toe, wel dan zijn zij vindingrijk genoeg een aanleiding te zoeken. Wie ’n bond wil slaan, vindt licht ’n stok. Nog eens: de groote trom wordt geroerd. En is er ooit op staatkundig gebied in ons land een strijd gevoerd, die van ééne zijde verloopt in kleingeestig ge ­ vit en kleinzielig gedoe, dan is het wel de strijd, die op ’t oogenblik door de partijen van links gevoerd wordt tegen het huidige ministerie. Niet alleen immers worden de wets- voordrachten bestreden, die uit bil- lijkheidsoogpunt de rechten der chris ­ telijke partijen erkennen en bevesti ­ gen ; ook zulke, waartoe ieder persoon, van welke gezindheid ook, kan mede ­ werken, zooals de tariefsherziening, de ongevallenwet, de wet op de ouder- domsverzekering en de drankwet staan bloot aan ’n kritiek, die men van geen ernstige mannen verwachten zou. De uitslqg der laatste verkiezingen voor de Provinciale Staten heeft de liberalen en consorten giftig gemaakt. En in den toestand van opgewonden ­ heid, waarin zij thans verheeren, gaan zij zich op ergerlijke wijze te buiten. Het is zeker, dat binnen niet te langen tijd de bezadigden onder hen tot de bekentenis gedrongen zullen worden, dat zij in hun bestrijding van de Re ­ geering geheel op het verkeerde pad zijn verdwaald. Wie met slik en steenen werpt naar zijn tegenstander, bewijst daardoor, dat de zaak, waarvoor hij strijdt, erg wankel staat. Maar tot de erkenning van die waar ­ heid zullen de vrijzinnigen niet komen, als zij ’t ooit zullen doen, voordat de kamerverkiezingen van het volgende jaar zullen uitgemaakt hebben, dat het Nederlandsche Volk in zijn geheel het liberale regiem beu is en niets liever verlangt dan onder ’n christelijke re ­ geering rust en vrede en vooruitgang te genieten. Dat het zoo zij. * * Sociale actie. IV. Wij kunnen niet beter schetsen, wat het christendom voor de stoffelijke en zedelijke verheffing van het volk ge ­ daan heeft, dan door eene schoone bladzijde van den Spaanschen priester- socioloog Balmes aan te halen 1 ) waarin hij een kort overzicht geeft van de christelijke beschaving en daardoor de ontelbare titels doet kennen welke het christendom op de dankbaarheid van de volkeren heeft. „Het .individu heeft het verrijkt met een levendig besef van zijne waardig ­ heid, met eene rijke kern van werk ­ zaamheid, volharding en kracht; het heeft al zijne vermogens te gelijk ont ­ wikkeld ; „De vrouw, verheven tot den rang van levensgezellin van den man, haar, voor haren plicht van onderdanigheid, beloond met den eerbied en de ver- eering welke haar bewezen worden ; „De zachtheid en hechtheid der handen van het gezin, beschermd door de krachtige waarborgen van goede orde en rechtvaardigheid; „Een bewonderenswaardig openbaar geweten doen ontwaken, rijk aan de verhevenste beginselen van zedenleer, aan de verhevenste regelen van recht ­ vaardigheid en billijkheid, en aan de edelste gevoelens van eer en waardig ­ heid, een geweten hetwelk den onder ­ gang van het persoonlijke geweten overleeft en belet dat de onbeschaamd ­ heid van het zedenbederf tot de bui ­ tensporigheden overgaat, waarvan het Heidendom getuige was; Eene zekere algemeene zachtheid van zeden gevestigd, welke in den oor ­ log de groote rampen voorkomt en in den vrede het leven beminnelijker maakt; Een diepen eerbied doen ontstaan voor den mensch en voor alles wat hem toebehoort, een eerbied, welke de ge ­ welddadigheden der afzonderlijke per ­ sonen zeer zeldzaam doet zijn, en onder alle Staatsregeeringen tot breidel dient om de bestuurders in toom te houden ; Een vurig verlangen naar volmaakt ­ heid in alle standen doen ontwaken ; Een onwederstaanbaar streven ver- 1) Civilisation européenne. FEUILLETON. W VEnOEST MN. I. 1,) De lentezon zendt hare koesterende stralen door de ge ­ boogde vensters van het prachtige slot te Rheinbergen in een rijk gestoffeerd vertrek. Zware damasten gordijnen dekken de vensters, maar zijn thans ten deele weggescho ­ ven. Van de, met goudleder behangen wanden zien kunst ­ vol geschilderde portretten van ridders en edelvrouwen op u neder. Op den marmeren schoorsteenmantel is het wa ­ pen der familie van Rheinbergen uitgesneden. Het was een machtig geslacht, dat geslacht van Rhein ­ bergen ! Voor de half geopende deur van het balkon rust in een schoone, kunstig uitgesneden leunstoel eene deftige doch zeer innemende dame. Het is de barones van Rheinbergen, ondanks de vijf en vijftig jaren, die de eertijds blonde lokken in een vloeiend zilver hebben veranderd, nog steeds een schoone vrouw. Wel heeft het leed zijne sporen op het ge ­ laat gegrift het voorhoofd gerimpeld, maar de groote blauwe oogen blikken thans zoo opgewekt, zoo levendig, dat men gevoelt, dat de smart tot het verledene behoort, zijne zwarte schaduw niet meer werpt in den helderen zonnenschijn van het heden. Een glimlach speelt om hare lippen, wanneer ze be ­ merkt, dat het stikwerk hare vingeren ontgleden is ter ­ wijl couranten en journalen, reeds voor een uur gebracht, nog onopengesneden op tafel liggen. Ook nu schijnt ze niet vanzins haar werk te hervatten of zich in de nieuwste lectuur te verdiepen. Neen, met welbehagen leunt ze het hoofd tegen den rug van den leunstoel, en drinkt in lange teugen de reine, frissche lentelucht, die door de half open ­ staande deur binnenstroomt. Het is een heerlijke lentedag ! Geen wolkje aan den azuren hemel, geen wanklank in de feestelijke stilte der natuur. Plotseling richt ze zich even op. Een vroolijk lied weer- klinkt, een schaduw glijdt langs de vensters en na een poos verschijnt een meisje, jong en schoon als de lente, in de deur van het balkon. Hoe onbekommerd blikt het acht- tienjarige meisje de toekomst in! Nog kent ze van het menschelijk leven slechts de schoone zijde, nog heeft de zonde de reinheid barer ziel niet besmeurd. Die heldere blauwe oogen zijn de spiegel eener schoone ziel. nZie tante,« roept ze op jubelenden toon, »welk een schat van viooltjes!« en met schudde ze haren stroohoed in den schoot der oude dame uit, die den geur der eerste viool ­ tjes begeering opsnoof en van de liefelijke gave tot de nog liefelijker schenkster opblikte. »Wat heb je je weer verhit Helena!« zei ze, terwijl ze het meisje bij de handen vatte en deze dankbaar drukte. »Je hebt zeker weer de bosschen doorkruist en bent ver ­ dwaald geraakt, zooals onlangs, toen de oude jager je weer terecht heeft gewezen.« »Neen, tante, heden niet!« zei de aangesprokene, terwijl ze den dreigend opgeheven vinger der dame vastgreep en er een kus op drukte. »Ik zal den weg door de bos ­ schen van Rheinbergen toch wel eens leeren kennen. Het heeft reeds lang genoeg geduurd.« »Reeds anderhalf jaar zijt ge mijn troost, mijne vreug ­ de,» sprak de barones glimlachend, »vyat zou ik zondei' u beginnen? Ik begrijp niet, hoe ik vroegere jaren zonder u heb kunnen leven, Helena. Toen uw goede vader mij vóór zijn sterven bad. zijn verweesd kind een plaatsje te gunnen aan mijn haard, een plaatsje ook in mijn hart, vermoedde hij niet, welk een schat hij me schonk, welk een zegen hij me naliet. Dubbel, ja honderdvoudig hebt ge me alles vergoed wat ik met mijne zwakke krachten voor u kon wezen. Uw lachen heeft aan dit oud en verlaten slot, het ­ welk drie vierden des j aars als in een tooverslaap verzonken lag, den belevenden zonnestraal hergeven, de stemmen van ’t verledene gewekt. Is Oscar weder hier, en mijn harte- wensch vervuld, zoo wist ik niet, wat mij, oude vrouw, nog ontbreken kon op aarde Bij het noemen van den naam Oscar verfde een hoog ­ rood de wangen van het jeugdige meisje. Zacht en met neergeslagen oogen vroeg ze: „Meent ge dan werkelijk, tante, dat Oscar de residentie reeds heden verlaten zal »Om mijnentwille geloof ik niet, ook niet om Rheinber ­ gen, dat in de lente wederom schoon en jong wordt. Maar ik ken een anderen magneet, die den jongen spring-’t-veld uit de ruischende genoegens der hoofdstad naar huis trekt en hem de eenvoudige geneugten van ’t landleven zal leeren hoogschatten.« Helena boog het hoofd nog dieper en sprak geen woord. Mevrouw van Rheinbergen liet haar glanzende oogen met eene uitdrukking van onuitsprekelijke liefde op het blonde hoofdje van haar pleegkind rusten. De fijne vinge ­ ren speelden met de welriekende kinderen der lente, ter ­ wijl de blikken van Helena naar het groote portret af ­ dwaalden, dat een jongen man in de rijke uniform der Garde-huzaren voorstelde. Hij droeg alle trekken zijner adellijke moeder : dezelfde blauwe oogen, den licht verbogen neus, de frissche, roze- roodé lippen maar wat bij de voor den tijd verouderde moeder mat en verbleekt scheen, straalde iu den zoon van levenslust en vroolijken overmoed, een beeld der gelukkigste jeugd. Geen wonder, dat ze hem lief had, haar laatsten eenigen zoon! Hij was alles, wat de Voorzienigheid haar gelaten had ! Was er geen vroolijker meisje geweest, geen, naar wier hand meer gedongen werd, dan de erfdochter van Rheinbergen, ook zelden werd eene vrouw zwaarder be ­ proefd dan juist zij. Haar echtverbintenis met een edel ­ man, dien zij onder zoo velen had uitverkoren, had haar geluk maar ook veel leed gebracht. Vier bloeiende kinderen stierven na elkander, en eens brak de engel des doods twee veelbelovende spruiten van ’t oude geslacht meedoogenloos af. Onder een vloed van bittere tranen had de jonge moeder de lievelingen bij de vaderen bijgezet en eindelijk knielde ze met den eerst twee jaren ouden Oscar aan het sterfbed van haren gemaal. In deze stonde had de zwaarbeproefde geene tranen meer. Onbewegelijk en als gevoelloos stond Melanié van Rhein ­ bergen in de kapel, zag de groeve zich openen en weder sluiten boven het hoofd des vurig beminden. Weenen kon zij niet. Eerst toen zij eenige dagen na de begrafenis haren kleine Oscar, kraaiend van pret, met de bloemen' spelen zag, welke gisteren de lijkbaar van haren gemaal gesmukt hadden, bevochtigde de eerste traan hare wimpers. Welke kommervolle jaren waren voor de eenzame weduwe op den zonnigen Junidag gevolgd, waar op met den dood van haren echtgenoot de zon der vreugde voor haar was on ­ dergegaan ! En toch, welk een zegen restte haar in den laat ­ sten, eenigen zoon ! Oscar ! altijd Oscar ! De knaap was ge ­ heel haar leven. Om geene schaduw te werpen opzijne jeugd, had zij de donkere rouwkleeren afgelegd, was de ernsti ­ ge vrouw met het levenslustige kind weder kind geworden. Met stille hoop zag ze den knaap zich ontwikkelen naar lichaam en geest, een wassen en worden, dat hare borst terecht van fierheid deed zwellen. De schoone, blonde moeder als uit het gelaat gesneden, geleek hij, wat karakter betrof, den levenslustigen vader. Het was de barones, die als eene echte edelvrouw, op het Stamslot alles leidde en bestuurde, zeer hard gevallen toen, haar zoon zijn plan openbaarde, bij de Garde-huza ­ ren in te treden. Zij bad en smeekte hem af te zien van dit voornemen. Tevergeefs, met tranen in de oogen en een bloedend hart gaf ze eindelijk de herhaaldelijk gevraagde, afgebedelde toestemming. »Maar een paar jaartjes, mamaatje.« vleide de jongeling, »slechts lang genoeg, om een weinig van ’t leven te ge ­ nieten en het schuim van den champagne te slurpen ! Ik ben immers veel te jong, nauwelijks negentien jaar oud, hoe zou ik van het bestuur der hofstede en dergelijke ake ­ lige dingen meer, het minste begrip hebben ? Laat me toch niet in dit oude, verwenschte slot verboeren en ver ­ zuren, alvorens mijne jeugd begonnen is. Later blijf ik bij u, zoo lang ge wenscht en wordteen landedelman, zooals hij in ’t boek staat.« Jaar na jaa» ging voorbij en nog voelde Oscar van Rhein ­ bergen geen lust, zich blijvend op het slot zijner vaderen te vestigen. Slechts in den jachttijd kwam hij er, omgeven van een vriendenschaar. Dan knalden de geweren, dan weerklonk het vroolijke »Ha-la-li« der jagers berg op en af, dan drong ’s avonds het feestgejubel en ’t klinken der bekers uit de verlichte vensters der groote zaal. Na eenige weken vertrok Oscar met zijne vrienden en vrouw von Rheinber ­ gen vond hare eenzaamheid smartelijker, haar slot meer uit ­ gestorven dan te voren. Sedert het vorige jaar was veel veranderd. Een gepensio ­ neerd overste, van voorname doch verarmde famillie, had op zijn sterfbed de barones, eene verre verwante zijner vroeg ge ­ storven vrouw, met aandrang gesmeekt, zich het lot van zijn eenig kind aan te trekken en zijne Helena ten minste voor el ­ lende te willen behoeden. Zoo was het jonge meisje op het slot Rheinbergen gekomen, en als de gevoelige vrouw de arme weeze een open en goed hart toonde, zoo voelde ze zich weldra overvloedig beloond door de onbaatzuchtige liefde en toewijding van’tbravekind. De kinderlijke vroolijkheid van Helena deed de barones her ­ leven, goot vreugde en troost in haar brekend hart, deed de zon des geluks voor haar weder opgaan. En toen ook Oscar haar pleegkind bekoorlijk had gevonden, hare blauwe oogen had bewonderd, enhij,tegenzijnegewoon- te, na vertrek zijner vrienden, nog eenige dagen op ’t slot ver ­ toefde, toen begon de moeder plannen te vormen enluchtkas- teelen te bouwen, het eene nog schooner dan het andere. Oscar en Helena vereenigd te zien, ’t was haar vurigste hartewensch. Hij moest immers gelukkig worden haareenige zoon, zoo hij aan de zijde van eene zoo beminnelijke, edele vrouw door het leven kon gaan. Dan zou zich weldra alles vereffenen. De oude rentmeester, die meer dan veertig jaar de goederen administreerde, had reeds zoo vaak bedenkelijk het hoofd geschud en gemeend, dat de jongeheer toch wel te veel geld behoefde, dat het zóó toch niet kon blijven, dat de hypotheeklasten van jaar tot jaar aangroeiden. Wordt vervolgd.