Tekstweergave van NL-TlRAR_0660-00715-1871_0005
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
f
?
DE
OLIJFTAK
.
5
zij
in
haar
huishouden
bezig
is
,
houdt
zij
de
papil
-
lotten
in
'
t
haar
,
en
daar
zij
bijna
altijd
in
haar
huishouden
bezig
is
,
heeft
zij
ook
bijna
altijd
pa
-
pillotten
.
Misschien
zou
mevrouw
de
Stuur
minder
zórg
aan
de
huishoudelijke
zaken
wijden
,
ware
het
niet
,
dat
ze
zoo
ongelukkig
was
met
hare
meiden
.
Daar
kan
men
dan
erg
mede
sukkelen
.
Mevrouw
de
Stuur
was
het
slachtoffer
van
onzen
tijd
;
ze
was
nu
ongeveer
vijftien
jaar
gehuwd
en
de
tien
laatste
had
zij
bijna
altijd
hare
dagen
in
papillotten
moeten
door
-
brengen
van
wege
de
dienstboden
.
Er
was
geen
naam
in
den
almanak
of
zij
had
eene
meid
gehad
die
hem
droeg
,
maar
door
een
noodlottig
toeval
,
hadden
zij
allen
een
voor
een
en
allen
te
zamen
hare
namen
te
schande
gemaakt
.
Mevrouw
had
nog
niet
ééne
„
goede
»
meid
getroffen
.
En
er
waren
toch
vol
-
maakte
meiden
.
Anderen
hadden
ze
wel
;
waarom
zou
zij
ze
niet
kunnen
hebben
?
Dat
zij
er
waren
,
bleek
haar
voortdurend
:
drie
dagen
,
ja
acht
en
veertien
dagen
lang
waren
hare
nieuwe
dienstboden
goed
of
althans
ten
naaste
bij
.
Mevrouw
dacht
er
dan
ernstig
over
om
zich
los
te
maken
van
de
huishoudelijke
zaken
,
en
hare
papillotten
over
dag
niet
meer
te
dragen
,
maar
ziet
,
daar
verdwenen
op
eens
de
goede
eigenschappen
,
en
geen
zes
weken
later
of
zij
zat
weer
zonder
meid
,
afwachtende
de
goede
,
die
dan
komen
zou
en
die
ook
werkelijk
goed
was
,
totdat
het
tegendeel
bleek
.
In
zulk
eene
positie
moest
men
zijne
gelijkmoedigheid
van
geest
wel
verliezen
.
Vijftien
jaar
lang
eene
goede
meid
te
verbei
-
den
en
er
nooit
een
te
krijgen
,
is
voldoende
om
het
sterkste
karakter
te
schokken
.
Mevrouw
de
Stuur
ging
er
bepaald
onder
gedrukt
.
Het
vervulde
hare
ziel
met
diepen
weemoed
en
die
droeve
ervaringen
maakten
den
hoofdinhoud
uit
,
niet
enkel
van
hare
overpeinzingen
,
maar
ook
van
hare
gesprekken
.
Men
kon
veilig
eene
weddenschap
aan
-
gaan
,
dat
men
geen
kwartier
met
Mevrouw
de
Stuur
wezen
zou
of
zij
was
begonnen
met
over
de
dienstboden
te
spreken
.
De
vraag
:
»
Als
u
eens
eene
goede
meid
voor
mij
weet
,»
was
op
hare
lippen
bestorven
,
en
ieder
was
te
beleefd
om
haar
te
ant
-
woorden
:
»
mijn
beste
mevrouw
,
gij
alleen
hebt
meer
meiden
ge
-
had
dan
wij
allen
te
zamen
;
als
gij
nooit
een
goede
gehad
hebt
,
hoe
zouden
wij
dan
zoo
gelukkig
zijn
geweest
.»
Mevrouw
de
Stuur
ging
nogtans
voort
te
zoeken
wat
zij
zich
had
voorgesteld
te
vinden
.
Teleurstellingen
deden
haar
de
hoop
niet
opgeven
.
Bij
elke
nieuwe
meid
zag
zij
met
ge
-
spannen
aandacht
toe
,
of
uit
den
nieuwen
bezem
ook
de
lang
gezochte
,
eeuwig
gewenschte
,
nooit
gevondene
zich
ontwik
-
kelen
zou
;
met
dezelfde
gespan
-
verwachting
als
de
Moor
de
m
te
gemoet
zag
van
de
met
iig
verkregen
bol
—
maar
altijd
en
altijd
volgde
de
teleurstelling
.
Zij
kreeg
altijd
de
slechte
mei
-
den
:
al
de
goede
gingen
naar
«
de
gioote
diensten
»
waar
vier
en
vijf
dienstboden
waren
....,
zooals
bij
voorbeeld
bij
Delging
.
Als
men
mijnheer
Delging
naar
zijne
dienstboden
vroeg
,
wist
hij
er
echter
niets
van
te
vertellen
.
Hij
zou
mevrouw
de
Stuur
hebben
aangehoord
met
de
grootste
bevreemding
,
want
hij
had
nooit
,
neen
.
letterlijk
nooit
,
over
zijne
dienstboden
gedacht
.
Hij
wist
wel
dat
hij
ze
had
;
of
liever
dat
begreep
hij
,
wint
eiken
middag
was
zijn
diné
gereed
en
als
hij
liet
inspannen
,
zat
er
altijd
een
koetsier
op
den
bok
en
zat
er
een
knecht
achter
op
,
maar
hoe
de
meiden
heetten
en
wat
zij
deden
,
daarmede
bemoeide
hij
zich
nooit
.
Hij
had
wel
andere
dingen
in
het
hoofd
.
De
heer
Delging
wilde
er
«
komen
».
Dat
had
hij
zich
voorgesteld
toen
hij
aan
de
akademie
was
en
bij
voorkeur
zijne
conversatie
zocht
onder
jongelui
uit
(■
en
aanzienlijken
stand
.
Geld
had
hij
evenveel
f
>!
meer
,
doch
aanzien
en
eer
,
dat
was
het
wat
Delging
bovenal
beoogde
.
Hij
kon
leven
zooals
hij
verkoos
,
doen
en
laten
wat
hij
goedvond
,
maar
toch
leefde
hij
slechts
zoo
als
de
wereld
van
hem
ver
-
langde
e
4
n
deed
hij
en
liet
hij
alleen
wat
de
maat
-
schappij
hem
voorschreef
te
doen
en
te
laten
,
in
de
hoop
,
dat
hij
op
die
wijze
zijn
doel
bereiken
zou
.
Zoo
-
dra
een
eere-ambt
open
kwam
,
was
men
zeker
,
welke
offers
het
ook
oplegde
,
dat
Delging
er
naar
dong
.
Hij
had
zelfs
minister
willen
worden
in
het
meest
hopelooze
kabinet
.
Maar
men
bood
riem
zoo
min
het
ministerschap
als
eenige
andere
betrekking
aan
.
Hij
stond
wel
boven
aan
alle
lijsten
van
in
-
schrijvingen
van
weldadige
doeleinden
;
bovenaan
alle
adressen
aan
den
Koning
,
de
Kamers
of
den
Gemeenteraad
;
maar
de
eer
en
de
onderscheiding
bleven
altijd
achterwege
;
zelfs
geen
bescheiden
eikenkroontje
sierde
zijn
knoopsgat
.
Alle
dagen
stond
hij
op
met
de
stille
hoop
,
dat
men
nu
toch
eindelijk
eens
recht
zou
laten
wedervaren
aanzijn
langgekoesterd
verlangen
,
maar
eiken
avond
legde
hij
zich
ter
ruste
met
het
ontmoedigend
bewust
-
zijn
,
dat
ook
de/.e
dag
niet
gebracht
had
wat
hij
zoo
vurig
had
te
gemoet
gezien
.
En
toch
ging
hij
voort
te
zwoegen
en
te
intrigeeren
,
soms
zelfs
laag
-
heden
te
doen
om
zijn
doel
te
bereiken
,
helaas
!
ook
hij
zag
evenmin
zijne
hoop
verwezenlijkt
als
de
Moor
,
HOOP
—
TELEL"BST£LLING
(
zie
blz
.
7
).
dien
hij
intusschen
hartelijk
uitlachte
om
zijn
dwaas
-
heid
om
naar
iets
te
streven
wat
hij
toch
niet
bereiken
kon
.
Alsof
anderen
niet
evenzeer
om
hem
lachten
.
Daar
was
de
jonge
Arthur
.
De
jonge
Arthur
noemden
zijne
vrienden
hem
,
niettegenstaande
hij
dien
naam
al
twintig
jaar
lang
droeg
.
Hij
heette
eenmaal
jong
en
hij
bleef
jong
,
omdat
hij
zijn
levenslust
behouden
had
.
Jammer
maar
,
dat
een
man
met
zooveel
levenslust
ook
geen
levensgenot
kon
bereiken
.
De
jonge
Arthur
had
reeds
van
alles
beproefd
om
zich
te
amuseeren
,
maar
het
gelukte
niet
.
Hij
had
de
halve
wereld
doorkruist
,
en
hij
was
teruggekomen
met
de
oprechte
verzekering
,
dat
reizen
liet
vervelendste
ding
was
,
dat
zich
denken
liet
.
Men
vertrok
om
aan
te
komen
en
men
kwam
slechts
aan
om
te
vertrekken
.
De
tables
d'hóte
waren
overal
slecht
en
de
hotelhouders
overal
afzetters
.
De
spoorwegen
waren
nergens
goed
geregeld
en
gingen
veel
te
snel
om
gelegen
-
heid
te
geven
het
land
te
zien
;
daarentegen
,
gin
-
gen
de
diligences
overal
veel
te
langzaam
.
Boven
-
dien
geleken
in
alle
landen
van
Europa
de
land
-
schappen
merkwaardig
veel
op
elkander
en
zoo
zij
verschilden
,
was
het
waarlijk
de
reis
niet
waard
om
zich
van
dat
verschil
te
overtuigen
.
Hij
was
dus
uitgescheiden
met
reizen
,
maar
nu
vond
hij
toch
óók
niet
wat
hij
zocht
.
Hij
verveelde
zich
;
dansen
deed
hij
niet
meer
;
dat
was
eene
belachelijke
vermoeienis
;
paardrijden
—
dan
ware
hij
wel
dwaas
;
'
t
is
wel
zoo
gemakkelijk
een
paard
voor
een
rijtuig
te
spannen
en
den
koet
-
sier
te
laten
rijden
.
Jagen
—
de
hazen
waren
wel
zoo
gemakkelijk
te
bekomen
bij
den
poelier
als
op
het
veld
.
Spelen
zou
misschien
nog
iets
kunnen
zijn
,
als
men
niet
of
verliezen
,
öf
winnen
,
óf
quitte
spelen
moest
.
Verliezen
was
geen
genot
;
winnen
behoefde
hij
niet
;
quitte
spelen
beloonde
allerminst
den
last
van
het
spelen
.
Eten
deed
men
maar
eens
of
hoogstens
tweemaal
daags
en
al
wat
hij
kreeg
had
de
jonge
Arthur
al
honderd
maal
,
en
veel
beter
gegeten
.
Het
tooneel
was
in
verval
en
in
ons
land
kreeg
men
wat
in
het
buitenland
werd
afgekeurd
.
Evenzoo
de
concerten
:
nieuwe
talenten
en
jeugdige
krachten
kwamen
niet
meer
;
wie
er
kwamen
be
-
teekenden
nog
niet
veel
,
en
de
ouden
waren
bekend
.
Soirees
waren
de
vervelendste
uitvin
-
dingen
ter
wereld
.
Als
opge
-
prikte
kapellen
bijeen
te
zijn
,
zoutelooze
en
gehuichelde
kom
-
plimenten
te
maken
,
dingen
te
hooren
,
waaromtrent
men
vol
-
komen
onverschillig
was
of
din
-
gen
te
vertellen
waaromtrent
de
toehoorders
volmaakt
dezelfde
meening
koesterden
—
neen
,
de
jonge
Arthur
had
gelijk
dat
hij
daarmede
niet
wegliep
en
toch
had
hij
twintig
jaar
lang
gereisd
,
gedanst
,
paardgereden
,
gejaagd
,
gespeeld
,
dinés
en
soi
-
rees
bijgewoond
en
altijd
met
hetzelfde
resultaat
,
dat
hij
zich
niet
amuseerde
.
Hij
zocht
genot
en
beproefde
van
alles
om
dat
genot
te
bereiken
,
maar
te
ver
-
geefs
,
zijn
leven
was
vol
uit
-
spanningen
,
even
als
de
tuin
van
de
Moor
vol
bloemen
,
maar
de
blauwe
dalia
bleef
er
aan
ontbreken
.
En
toch
spotte
hij
even
hard
over
den
heer
de
Moor
met
zijn
zoeken
naar
de
blauwe
dalia
als
alle
andere
inwoners
van
de
stad
.
Hij
alleen
was
de
dwaas
,
de
onnoozele
in
de
oogen
van
den
heer
Ledeman
,
zoowel
als
in
die
van
mevrouw
de
Stuur
en
van
de
heeren
Delging
en
Arthur
den
jeugdige
.
Zij
hadden
medelij
-
den
met
de
arme
ziel
en
toen
Ledeman
hem
op
een
morgen
weer
staan
zag
voor
zijn
hek
,
met
droeve
aandacht
starende
op
een
pas
ontloken
kelk
,
zeide
hij
:
—
Mijn
beste
mijnheer
de
Moor
,
wees
toch
verstandiger
en
zoek
niet
naar
hetgeen
ge
niet
bereiken
kunt
.
Wees
tevre
-
den
met
de
bloemen
zoo
als
je
tuin
ze
voortbrengt
.
Doe
liever
zoo
als
ik
,
strijd
tegen
maat
-
schappelijke
verkeerdheden
,
dat
geeft
wel
zooveel
satisfactie
.
Hebt
ge
ze
dan
al
uitgeroeid
?
vroeg
de
Moor
.
Neen
,
maar
ik
streef
er
naar
.
En
ik
streef
naar
de
blauwe
dalia
,
hernamde
botanicus
.
Wij
zullen
zien
wie
het
eerste
er
ingeslaagd
is
om
te
vinden
wat
hij
zoekt
.
De
heer
Delging
gaf
hem
den
raad
zijn
gehee
-
len
tuin
aan
kant
te
doen
en
voor
zich
zelven
te
gaan
leven
—
«
zoo
als
ik
,»
zeide
hij
.
En
ik
dacht
,
men
zegt
het
ten
minste
,
datgij
dingt
naar
het
lidmaatschap
van
de
Kamer
.
Pardon
,
van
den
gemeenteraad
.
Een
menschmoet
zich
een
levensdoel
stellen
,
ziet
ge
.
Ja
?
nu
de
blauwe
dalia
is
mijn
levensdoel,en
wie
weet
of
ik
dit
niet
eerder
heb
bereiktdan
gij
uw
lidmaatschap
.
Hoe
ge
den
moed
nog
niet
hebt
opgegeven
,
zeide
mevrouw
de
Stuur
,
in
uw
geval
zou
ik
zijnbezweken
onder
al
die
teleurstellingen
.
Evenmin
als
gij
onder
uwe
dienstboden,mevrouw
.
Zoo
dikwijls
ik
een
nieuwe
bol
hebgekregen
,
vlei
ik
me
met
de
blauwe
dalia
,
zooals
gij
u
vleit
met
de
volmaakte
keukenmeid
.
Gij