Tekstweergave van NL-TlRAR_0660-00715-1871_0078
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
o
DE
OLIJFTAK
.
hunnen
muziekalen
hemel
.
De
poorten
der
grootste
paleizen
openden
ziek
voor
den
jeugdigen
muziekreus
mei
het
wondertoonen
voortbrengende
kunstenaarshart
—
en
sloten
zich
zelfs
niet
voor
hem
,
als
de
reus
soms
in
zeer
kwaden
luim
zijne
manen
schudde
en
zeer
onaan
-
gename
hoeken
,
ongemanierdheden
en
ruwheden
toonde
—
ja
soms
reusachtig
grof
kon
zijn
.
Met
de
meeste
hartelijkheid
nam
de
hoogbeschaafde
en
edele
vorstelijke
familie
Lichnowsky
hem
in
haar
huis
op
.
Zij
verzorgde
en
koesterde
en
vertroetelde
hem
als
een
lief
kind
en
verdroeg
met
treffend
geduld
zijne
grillen
en
onaangename
oogenblikken
.
Vooral
de
vorstin
Christina
vond
in
den
jongen
reus
alles
origineel
en
lief
,
tot
zelfs
zijne
ruwheden
.
«
Met
grootmoederlijke
liefde
heeft
men
mij
daar
willen
grootbrengen
,»
verhaalt
Beethoven
zelf
,
//
en
dit
ging
zoo
ver
,
dat
het
dikwijls
weinig
had
gescheeld
,
of
de
vorstin
had
een
glazen
stolp
over
mij
heen
laten
maken
,
opdat
geen
onwaardige
mij
kon
aan
-
raken
of
mij
door
zijn
adem
bezoedelen
.»
En
de
moeder
dezer
zoo
overdreven
vorstin
,
die
zelve
eene
/'
knappe
toonkunstenares
»
was
,
en
"
met
uitdrukking
en
gevoel
''
de
piano
bespeelde
,
de
oude
nog
overdrevener
gravin
Thun
,
zag
men
eens
in
de
muziekzaal
van
Lichnowsky
voor
den
fleren
zoon
uit
het
volk
op
de
knieën
liggen
en
hem
dringend
smeeken
nog
een
weinig
te
spelen
....
en
de
jonge
stijf
kop
schudde
weder
stuursch
als
een
,
"
koppig
woudezeltje
''
de
manen
—
en
deed
het
niet
!
—
Toeu
eene
andere
voorr.nnie
dame
eens
zijn
schoon
voor
-
hoofd
zoo
rijk
aan
melodieën
prees
,
zeide
de
onbeschaamde
al
lachend
,
/.
welnu
,
druk
dan
een
kus
op
dat
voorhoofd
"
—
en
zij
deed
het
.
Keethoven
mocht
echter
al
spoedig
in
dankbaarheid
den
vorst
Karel
Lichnowsky
"
zijn
warmsten
en
onder
allen
meest
beproefden
vriend
»
noemen
.
De
vorst
en
zijn
broeder
,
graaf
Maurits
,
behoorden
onder
de
meest
talentvolle
leerlingen
van
Mozart
.
In
1794
vestigde
Beethoven
zich
voor
goed
in
het
paleis
van
Lichnowsky
en
hij
stelde
zijne
liefderijke
huisgenooten
ruimschoots
in
de
gelegenheid
met
zijne
eigenaardigheden
,
grillen
,
vergrijpen
tegen
de
aangenomen
regelen
en
manieren
geduld
te
oefenen
..
Zoo
liet
hij
dikwijls
bij
het
middageten
om
4
uur
op
zich
wachten
—
of
kwam
zelfs
in
'
t
geheel
niet
zonder
eenige
verontschuldiging
.
»
Ik
moet
dagelijks
om
1
uur
t'huis
zijn
,
mij
netjes
aankleeden
,
voor
mijn
uiterlijk
zorg
dragen
,
en
zoo
meer
—
dat
houd
ik
niet
u
it
!„
—
en
hij
hield
het
dan
ook
slechts
een
paar
jaar
uit
en
verliet
toen
de
gastvrije
,
lieve
woning
.
Het
geduld
en
de
zachtmoedigheid
van
den
vorst
heeft
voor
ons
—
kinderen
van
een
anderen
tijd
—
inderdaad
iets
fabel
-
achtigs
—
en
nog
meer
aandoenlijks
!
Zoo
gaf
de
vorst
,
die
Beethoven's
opvliegendheid
en
ongeduld
kende
,
eens
bevel
aan
een
bediende
:
dat
,
»
als
hij
en
mijnheer
van
Beethoven
tegelijkertijd
schelden
,
hij
den
laatsten
het
eerst
zou
gehoorzamen
....
»
En
nog
denzelfden
dag
nam
onze
jonge
heethoofd
,
die
toevallig
dii
bevel
gehoord
had
,
voor
zich
een
eigen
,
zeer
overbodigen
bediende
.
Eiken
Vrijdag
ochtend
was
er
een
concert
bij
Lichnowsky
.
Het
uitmuntende
strijkkwartet
,
samengesteld
uit
Schup
-
panzig
,
Sina
,
Weiss
en
Kraft
,
dat
later
door
den
rijken
en
muziekalen
graaf
Rasumowsky
levenslang
geëngageerd
werd
,
speelde
hier
en
na
Lichnowsky's
dood
bij
Rasu
-
mowsky
de
kwartet-compositiën
van
onzen
Lodewijk
"
zóó
heet
uit
de
pan
weg
.»
Vorst
Lichnowsky
zelf
speelde
bijna
uitsluitend
nog
sonaten
voor
de
piano
van
Beethoven
,
om
zijn
stadgenooten
te
bewijzen
:
«
dat
deze
composition
van
zijn
beschermeling
toch
niet
zoo
onmen
-
schehjk
moeielijk
waren
te
,
spelen
,
als
zij
er
van
maakten
.»
En
sedert
het
jaar
1796
gaf
deze
grootmoedige
muziek
-
vriend
onzen
Beethoven
op
de
meest
kiesche
wijze
tot
aim
zijnen
dood
een
pensioen
van
600
florijnen
.
Geen
wonder
dat
de
zoo
gevierde
muziekreus
zijnen
leermeester
,
den
goeden
ouden
vader
Haydn
,
spoedig
over
'
t
hoofd
groeide
en
hem
niet
zelden
zelfs
als
"
Groot
Mogol
»
tegenover
trad
.
Beiden
waren
ten
slotte
hartelijk
verheugd
,
toen
de
betrekking
tusschen
meester
en
leer
-
ling
door
eene
nieuwe
reis
van
Haydn
naar
Engeland
ontbonden
werd
.
Beethoven
componeerde
nu
veel
en
met
ijver
en
reeds
was
zijn
roem
zoo
gestegen
,
dat
de
muziekuitgevers
als
'
t
ware
om
zijn
werken
vochten
en
hem
alles
betaalden
wat
hij
maar
verlangde
.
Bij
dat
alles
bevond
hij
zich
steeds
in
geldverlegenheid
daar
hij
,
in
het
gewone
burgerlijke
leven
meer
dan
onpraktisch
,
geen
huis
wist
te
houden
en
twee
broeders
had
,
die
hun
leven
lang
als
bloedzuigers
aan
hem
kleefden
.
Beiden
volgden
hem
weldra
van
Bonn
naar
Weenen
en
woekerden
op
schaamte
-
looze
wijze
met
zijn
genie
,
terwijl
zij
zich
zelven
daarbij
verrijkten
.
En
zijn
goed
,
edelaardig
,
teergevoelig
hart
,
deze
edelste
kern
in
den
ruwen
bolster
,
verzette
er
zich
langen
—
langen
tijd
tegen
,
eer
het
aan
hunne
valschheid
kon
gelooven
...
en
toen
het
er
toch
eindelijk
aan
gelooven
moest
—
vergaf
het
steeds
grootmoedig
.
Het
waren
immers
zijn
broeders
!
Dit
hart
ontgloeide
zoodanig
in
geestdrift
toen
Na
-
poleon
voor
'
t
eerst
zijn
adelaarsvlucht
begon
,
dat
hem
de
groote
zegejubelende
Helden-Symfonie
»
Eroica
»
outvloeide
.
Zij
zou
den
grooten
consul
Bonaparte
worden
opgedragen
Maar
toen
de
tijding
te
Weenen
kwam
,
dat
deze
"
volksman
en
verlichter
»
zich
zelf
de
keizerskroon
had
opgezet
—
toen
scheurde
de
teleur
-
gestelde
Beethoven
woedend
de
opdracht
af
,
vertrad
het
onder
verwenschingen
met
de
voeten
....
en
eerst
na
jaren
,
toen
zijn
held
Napoleon
zoo
tragisch
op
St
.
Helena
eindigde
,
dacht
hij
zachtmoediger
over
den
»
nieuwen
tyran
,»
en
zei
met
een
weemoedigen
glimlach
:
»
Voor
zulk
een
uiteinde
heb
ik
hem
vóór
17
jaren
in
de
Eroica
immers
reeds
den
treurmarsch
gecomponeerd
.»
Toen
de
»
Eroica
»
in
hem
bruiste
en
jubelde
,
toen
was
Beethoven's
hart
zoo
gelukkig
en
zoo
rijk
als
ooit
—
het
gloeide
voor
zijne
zonnigste
,
zijn
gansche
aanzijn
in
-
nemende
liefde
:
het
»
lieve
betooverende
meisj
e
»
Giulietta
Guieciardi
.
Na
vele
jaren
—
na
den
dood
van
den
meester
,
vonden
zijne
vrienden
drie
met
potlood
geschrevene
brieven
van
den
minnaar
aan
de
beminde
,
van
July
1
801
,
die
even
als
zijne
onsterfelijke
toonen
van
den
gloed
van
dat
hart
getuigen
.
Om
niet
al
te
breedvoerig
te
worden
nemen
wij
hier
slechts
enkele
stralen
van
dien
gloed
op
:
»
Mijn
engel
,
mijn
alles
,
mijn
ik
....
De
liefde
eischt
alles
en
met
volle
recht
,
zoo
gaat
het
mij
met
u
,
u
met
mij
...
.
Mijn
hart
is
te
vol
om
u
veel
te
zeggen
.
Ach
—
er
zijn
oogenblikken
,
waarin
ik
vind
dat
de
taal
in
hare
uitdruk
-
kingen
kracht
-
en
machteloos
is
.
Wees
opgeruimd
—
blijf
mijn
trouwen
,
mijn
eenigen
schat
,
mijn
alles
,
zoo
als
ik
voor
u
;
het
overige
zullen
de
goden
naar
hun
welbehagen
schikken
,
zoo
als
het
best
voor
ons
is
.
.
.
.
Ach
,
waar
ik
mij
ook
bevinde
,
omzweeft
gij
mij
steeds
,
met
mij
en
u
zal
ik
maken
,
dat
ik
met
u
leven
kan
,
welk
een
leven
!!!....
Hoeveel
ge
ook
van
mij
moogt
houden
,
ik
bemin
u
toch
nog
meer
.
.
.
.
Zoo
nabij
!
en
toch
zoo
ver
!
is
het
niet
een
hemelsch
visioen
,
onze
liefde
-
-
-
maar
ook
zoo
hecht
als
het
uitspansel
des
hemels
.
.
.
.
Leven
kan
ik
alleen
of
geheel
en
al
met
u
,
of
in
'
t
geheel
niet
,
ja
,
ik
heb
besloten
zoo
lang
in
den
vreemde
rond
te
dolen
,
totdat
ik
in
uwe
armen
vliegen
kan
.
.
.
.
Nooit
zal
mijn
hart
eene
andere
toe
-
behooren
.
.
.
.
Uwe
liefde
maakte
mij
tot
den
gelukkigste
en
tot
den
ongelukkigste
tevens
.
.
.
.
Mijn
leven
—
mijn
alles
—
vaarwel
—
ach
,
blijf
mij
beminnen
—
misken
nooit
het
trouwe
hart
van
uwen
beminden
Lodewijk
.
"
Eeuwig
,
ik
voorn
,
gij
voor
mij
,
eeuwig
te
zamen
!»
....
"
Eeuwig
!"
—
welk
woord
op
de
bekrompen
aarde
!
Na
verloop
van
een
half
jaar
was
deze
eeuwige
liefde
geëindigd
,
ten
minste
naar
de
gewone
opvatting
.
Julie
werd
—
gravin
Gallenberg
!
"
Ongelukkig
is
zij
niet
in
mijn
stand
,
en
nu
—
nu
zou
ik
zeker
niet
kunnen
trouwen
;
ik
moet
mij
nog
dapper
weren
om
door
de
wereld
te
komen
!
»
schrijft
Beethoven
uit
dit
gulden
tijdperk
van
zijne
liefde
aan
zijn
vriend
W
egeler
.
Julie
wilde
echter
niet
alleen
bemind
zijn
,
zij
wilde
dat
Beethoven
reeds
gevestigd
was
en
trouwen
kon
.
Daarom
brak
lij
met
den
beminde
;
en
daardoor
brak
zij
ook
tevens
zijn
groot
,
zijn
edel
hart
—
te
midden
van
het
hoogste
geluk
,
dat
hem
deed
schrijven
:
"
O
,
het
is
zoo
schoon
het
ieven
duizendmaal
te
leven
!
r
En
na
de
ontrouw
der
geliefde
wilde
hij
dat
verwoeste
leven
geheel
vernielen
.
Hij
was
wanhopig
,
—
weigerde
alle
voedsel
.
In
zijn
onbesuisde
smart
was
hij
naar
de
anders
zoo
geliefkoosde
landelijke
stilte
gevlucht
,
op
het
landgoed
van
zijne
trouwste
boezemvriendin
,
gravin
Marie
Erdödy
.
Daar
verdween
hij
plotseling
....
en
den
derden
dag
vond
de
muziekmeester
hem
in
een
afgelegen
gedeelte
van
het
park
—
krachteloos
,
uitgeput
,
half
bewusteloos
—
—
den
hongerdood
nabij
.
De
"
vriendin
"
schonk
der
wereld
terug
,
wat
de
"
beminde
"
ons
bijna
had
ontnomen
:
Beethoven
,
die
ons
nog
liet
beste
schuldig
was
—
zijn
»
Eidelio
,»
zijn
groote
mis
,
zijn
oneindig
vele
andere
heerlijke
toondichten
!
Onze
meester
hechtte
zich
zijn
leven
lang
met
eene
teedere
,
ideale
liefde
aan
de
gravin
Marie
Erdödy
.
Hij
wijdde
haar
twee
zijner
fraaiste
trio's
—
en
zij
liet
voor
haren
beminden
"
Meester
en
Vriend
,»
in
het
park
van
haar
Hongaarsch
landgoed
een
tempel
opbouwen
met
een
opschrift
vol
dweeperij
.
Maar
zijn
verlangen
naar
liefde
—
naar
geluk
werd
daardoor
niet
voldaan
—
zou
zijn
leven
lang
niet
worden
voldaan
.
Zijn
hart
bidt
altijd
en
altijd
weder
:
"
Alleen
liefde
,
—
ja
,
zij
alleen
kan
u
een
gelukkiger
leven
bereiden
!
O
God
—
laat
mij
haar
—
laat
mij
eindelijk
haar
vinden
,
die
mij
in
de
deugd
sterkt
—
die
ik
mijn
eigen
mag
noemen
...
.
►
Hij
heeft
haar
nooit
gevonden
—
hij
is
ongehuwd
gebleven
.
En
wie
zegt
of
niet
de
klaagtocnen
over
Adelaide
de
smartkreet
zijner
liefde
zijn
?
Even
sterk
als
zijn
dorst
naar
liefde
,
was
zijn
behoefte
aan
vriendschap
—
en
Beethoven
heeft
zijn
leven
lang
de
trouwste
,
meest
opofferende
—
en
met
het
klimmen
der
jaren
en
van
het
lijden
steeds
meer
en
meer
toenemende
eigenaardigheden
—
geduldigste
vrienden
gehad
—
en
verdiend
.
Bij
de
gebroeders
Lichnowsky
voegden
zich
nog
te
Weenen
de
vrienden
:
Amenda
,
Stephan
van
Breuning
,
die
zijn
vriend
als
hofraad
naar
Weenen
volgde
,
Wegeier
,
de
echtgenoot
van
zijn
beminde
Lotje
,
Ferdinand
Bies
,
de
zoon
van
zijn
vaderlijken
vriend
in
Bonn
,
zijn'latercn
levensbeschrijver
Sclundler
,
de
gravin
Rasumowsky
en
Brunswick
en
baron
Gleichenstein
.
Toen
Beethoven
in
1809
een
zeer
eervolle
noodiging
kreeg
om
met
600
dukaten
inkomen
als
kapelmeester
naar
Kassei
te
komen
,
zetten
zijne
begunstigers
en
bewonderaars
:
zijn
leerling
de
aartshertog
Rudolf
1500
,
vorst
Ferdinand
Kinsky
1800
en
vorst
Lobkowitz
700
florijnen
in
banknoten
als
jaarlijkseh
inkomen
vast
,
onder
het
eenige
beding
:
Oostenrijk
niet
te
verlaten
!
Met
den
tijd
verminderde
wel
is
waar
door
het
Oostenrijksche
patent
van
1811
de
waarde
dezer
som
tot
op
een
vijfde
gedeelte
,
en
was
later
door
de
medewerking
van
Lobkowitz
en
Kinsky
zijn
geheel
pensioen
600
thaler
.
*
Na
de
diepe
,
bijna
doodeüjke
smart
om
het
verlies
van
Giulietta
Guieciardi
,
stonden
het
zoo
gevoelige
hart
van
onzen
Lodewijk
nog
twee
zware
beproevingen
te
wachten
!
Toen
hij
nog
geen
30
jaar
telde
,
voelde
hij
—
die
juist
zooveel
schoons
voor
het
oor
had
voortgebracht
—
eene
zorgelijke
verzwakking
van
het
eigen
gehoor
....
en
weinige
jaren
daarna
was
hij
volslagen
doof
—
hij
hoorde
zijne
eigen
melodieën
niet
meer
en
kon
zich
met
zijne
viendeD
en
bezoekers
nog
maar
schriftelijk
te
verstaan
geven
.
.
.
.
Toen
hij
zijn
groote
,
onsterfelijke
»
Mis
»
dirigeerde
en
het
volle
gebouw
in
daverende
toe
-
juichingen
losbarstte
—
hoorde
hij
,
die
dat
werk
gewrocht
had
,
ja
hij
alléén
—
geen
enkelen
toon
van
dien
bijval
....
en
eerst
toen
zijn
vriend
hem
bij
den
arm
nam
en
hem
naar
het
publiek
ontwendde
en
hij
de
van
vreugde
stralende
oogen
en
het
driftige
handgeklap
en
het
uitgalmen
van
zijn
naam
—
zag
....
stroomden
hein
van
vreugde
en
aandoening
en
hartzeer
de
tranen
uit
de
oogen
!
Reeds
in
Mei
1810
schrijft
hij
aan
een
zijner
vrienden
:
»
Ik
zou
gelukkig
zijn
,
zoo
niet
de
duivel
zijn
zetel
in
mijn
ooren
had
opgeslagen
.
Had
ik
niet
ergens
gelezen
,
dat
de
menseh
niet
vrijwillig
afstand
mag
doen
van
het
leven
zoolang
hij
nog
eene
goede
daad
kan
verrichten
,
dan
zou
ik
er
al
lang
niet
meer
zijn
—
en
wel
dcor