Tekstweergave van NL-TlRAR_0660-00715-1871_0127
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
DE
O
L
IJ
F
T
A
K
.
deraehtigcr
dan
ergens
elders
daar
te
lande
,
vooral
in
de
gouvernementen
Kaluga
,
Orel
,
Kostrowa
,
enz
.
Het
hoofdtooisel
der
jonge
meisjes
bestaat
uit
een
halvemaansgewijze
muts
,
wier
hoornen
soms
reeht-op
"
edragen
worden
,
'
t
geen
men
dau
Soroka
heet
(
zooals
bij
het
jonge
meisje
rechts
op
de
bijgaande
afbeelding
.)
De
vrouwenrok
is
rond
gesneden
,
in
den
zomer
van
inlandsen
linnen
,
in
den
winter
van
zelf
gesponnen
wol
,
beide
in
bonte
kleuren
rijk
geborduurd
.
Over
dezen
rok
wordt
nog
eene
soort
van
schort
of
lange
blouse
met
mouwen
en
rijk
borduursel
gedragen
,
die
zanaveika
heet
,
en
alleen
in
dit
deel
van
Groot-Rusland
gevonden
wordt
.
In
den
winter
wordt
een
jak
en
eene
soort
van
zak
-
paletot
met
pels
over
den
rok
en
de
zanaveska
gedragen
,
en
men
beschut
nek
,
hals
en
ooren
nog
door
het
om
-
knoopen
van
een
grooten
linnen
doek
over
de
halvemaans
-
gewijze
hoofdbedekking
.
Zeer
eigenaardig
is
de
dracht
der
bruiden
,
welke
het
middenste
üguur
op
de
af
beelding
doet
zien
.
Een
hooge
suikerbroodvormige
,
van
achter
ietwat
uitgesneden
muts
draagt
den
witten
sluier
,
welke
de
bruid
omhult
en
tot
de
voeten
reikt
en
dien
de
nieuwgehuwde
zoolang
draagt
tot
hij
door
ouderdom
en
versleten
toestand
niet
meer
voegzaam
kan
worden
ver
-
toond
.
Jammer
genoeg
is
de
frischheid
en
schoonheid
der
vrouwen
in
Groot-Rusland
maar
kort
van
duur
,
want
de
harde
arbeid
welke
hare
taak
medebrengt
,
het
leveninnauwe
woningen
en
bij
heet
gestookte
kachels
alsmede
de
be
-
trekkelijk
zeer
vroege
huwelijken
maken
den
bloeitijd
der
vrouwen
tot
eenen
in
'
t
oogvallend
korten
;
zelfs
de
hevalligheid
der
vormen
gaat
met
de
dertig
jaren
meestal
in
eene
onbehagelijke
zwaarlijvigheid
te
loor
.
Hel
Algemeene
MerlaMsche
Vredete
!
Hg>ec
—
Het
Algemeene
Nederlandsche
V
r
edebond
<_
V
oorzitter
,
Jlir
.
Air
.
J
.
de
Bosch
Kemper
;
Onder
-
Voorzitter
,
Dr
.
P
.
Bleeker
;
Secretaris
,
Mr
.
D
.
van
Eek
;
Penningmeester
,
Dr
.
J
.
J
.
F
.
Wap
),
heeft
gemeend
van
zijn
optreden
te
moeten
doen
blijken
door
het
uitgeveu
van
Mededeelingen
.
Het
stelt
zich
voor
in
deze
Mededeelingen
,
welke
het
op
onbepaalden
tijd
zal
uitgeven
,
zijn
gevoelens
te
openbaren
en
van
zijne
handelingen
verslag
te
geven
,
opdat
ieder
zou
kunnen
weten
,
wat
het
denkt
,
wat
het
wil
,
wat
het
bedoelt
,
wat
het
doet
,
waarin
het
van
enkele
internationale
Vrcdevereenigingen
in
het
buitenland
te
onderscheiden
is
en
waarin
het
met
anderen
over
-
eenstemt
,
zoodat
met
deze
laatsten
eene
aaneensluiting
mogelijk
is
.
Het
richt
in
deze
eerste
mededeeling
het
woord
tot
de
volken
en
tot
de
diplomaten
en
Souve
-
reine
n
.
Tot
de
volken
zegt
het
o
.
a
.
:
Houdt
toch
op
met
die
oppervlakkige
toejuichingen
van
den
oorlog
,
waar
-
door
lichtzinnige
regeeringen
aangemoedigd
worden
om
naar
het
zwaard
te
grijpen
,
alsof
in
'
t
verkrijgen
van
oorlogsroem
de
nationale
eer
zou
gelegen
zijn
.
Tot
de
diplomaten
en
Souvereinen
zegt
het
o
.
a
.
:
Het
is
uwe
taak
om
het
volkenrecht
op
nieuwe
grondslagen
te
vestigen
,
geschikt
om
voortaan
het
ver
-
schrikkelijke
bloedbad
te
voorkomen
,
dat
het
gevolg
is
van
eene
gewapende
botsing
tusschen
de
groote
militaire
krachten
van
onzen
tijd
.
Wij
wenschen
deze
eerste
op
zeer
gematigden
en
overredenden
toon
geschreven
Mededeeling
in
handen
zoowel
van
de
leden
van
het
Vredebond
als
in
handen
van
hen
,
die
aan
den
invloed
van
dergelijke
Vereeni
-
gingen
in
het
maatschappelijk
leven
alsnog
twijfelen
.
Bezadigd
geschrevene
opstellen
als
het
tegenwoordige
,
zijn
wel
geschikt
om
deze
laatsten
van
hunne
dwaling
te
genezen
.
BINNENLANDSCH
OVERZICHT
.
DEN
HAAG
,
11
April
1871
.
Evenals
het
dagelijksch
leven
,
zoo
vloeit
ook
het
staatkundig
leven
over
van
sententiën
en
spreekwijzen
,
welke
de
een
den
ander
onnadenkend
naspreekt
en
welke
de
strekking
hebben
om
een
bepaald
denkbeeld
als
eene
uitgemaakte
zaak
te
beschouwen
,
waarover
verdere
rede
-
neering
lijdverkwisting
is
te
achten
.
Zulke
gezegden
worden
in
de
wandeling
als
gangbare
munt
aangenomen
en
men
geeft
zich
de
moeite
niet
te
onderzoeken
,
of
die
munt
wel
altijd
is
van
zuiver
gehalte
en
niet
met
troebele
bestanddeelen
vermengd
.
Ik
wenschvoor
heden
bij
drie
zoodanige
gezegden
eenige
oogenblikken
stil
te
staan
,
en
ben
voldaan
,
wanneer
ik
mijn
lezers
de
overtuiging
schenk
,
dat
zelfs
bij
het
aannemer
,
van
axiomata
behoed
-
zaamheid
plicht
is
,
en
dat
men
niet
te
haastig
ook
in
de
politiek
iedere
aangeboden
munt
als
gangbaar
mag
aannemen
.
De
minister
van
koloniën
,
de
heer
van
Bosse
,
zeide
in
de
zitting
der
eerste
kamer
van
4
dezer
,
bij
gelegen
-
heid
dat
hij
de
hervorming
van
het
belastingstelsel
in
de
Preanger
regentschappen
op
schoone
wijze
verdedigde
,
het
volgende
:
/'
Mijns
inziens
zijn
Nederland
en
Indië
één
;
het
zijn
deelen
van
één
geheel
wier
belangen
in
het
wezen
der
zaak
dezelfde
zijn
;
die
over
en
weer
in
elkanders
bloei
en
welvaart
het
grootste
belang
hebben
en
wier
belangen
niet
aan
de
eene
zijde
kunnen
geschaad
worden
zonder
dat
het
andere
deel
den
weerslag
daarvan
ondervindt
.»
"
Nederland
en
Indië
zijn
één
.
"
Ziedaar
een
adagium
dat
men
in
het
parlementaire
leven
veelvuldig
kan
vernemen
en
dat
thans
ook
door
een
minister
van
koloniën
is
geijkt
.
Dit
belet
niet
,
dat
wij
met
deze
munt
even
op
onze
schrijftafel
kloppen
om
ons
omtrent
haren
klank
te
vergewissen
.
En
dan
kan
ik
dien
klank
wel
heel
melodieus
,
heel
betooverend
vinden
,
maar
toch
kan
hij
mij
niet
bevredigen
.
Welke
éénheid
bedoelt
de
Minister
?
Eene
staats
rechter
lijk
e
,
eene
o
economische
,
eene
maatschappelijke
?
Maar
aan
geen
van
allen
valt
hier
te
denken
.
Welke
is
de
onderlinge
verhouding
van
Indië
tot
Nederland
onder
onze
tegenwoordige
staatsinstellingen
?
Indië
is
een
deel
van
het
Rijk
buiten
Europa
,
maar
de
Grondwet
en
de
algemeene
Rijkswetten
zijn
slechts
bij
uitzondering
op
dat
verwijderde
transatlantische
deel
van
het
Rijk
van
toepassing
.
De
ingezetenen
van
Nederlandsch
Indië
worden
in
de
iStaten-Generaal
niet
vertegenwoordigd
.
Üost-Indië
is
,
staatsrechtelijk
,
op
gelijke
wijze
aan
Nederland
verbonden
als
Suriname
en
Guinea
.
Al
onze
overzeesche
koloniën
of
bezittingen
worden
door
een
Landvoogd
namens
den
Koning
bestuurd
,
maar
zijn
aan
bijzondere
wetten
onderworpen
.
En
waarom
zegt
men
dan
altijd
:
Indië
en
Nederland
zijn
één
,
en
niet
even
-
zeer
:
Suriname
en
Nederland
zijn
één
?
Staatsrechtelijk
zijn
Indië
en
Nederland
twee
.
Zijn
zij
dan
o
econo
-
misch
één
?
Hoe
zou
dat
mogelijk
kunnen
zijn
,
waar
èn
getal
,
èn
hoedanigheid
der
bevolking
,
èn
voortbrengend
vermogen
,
èn
bronnen
van
welvaart
,
waar
in
één
woord
het
gansche
volksleven
uitsluiting
van
gemeenschap
voor
-
schrijft
?
Met
welk
recht
zou
Nederland
,
bij
het
bestaan
dier
gemeenschap
,
een
b
ij
z
o
n
d
er
tarief
van
in
-
en
uitvoerrechten
hebben
vastgesteld
?
Mij
dunkt
,
in
geval
van
oeconomische
gemeenschap
,
zou
er
evenveel
of
even
weinig
reden
bestaan
om
van
het
eene
deel
van
Nederland
ten
behoeve
van
een
ander
deel
inkomende
rechten
te
heffen
als
Nederland
bijv
.
bijzondere
inkomende
rechten
hief
van
Groningen
of
Limburg
.
Maatschappelijke
eenheid
wellicht
?
Wat
bedoelt
men
er
mede
?
Dat
tus
-
schen
de
Nederlanders
in
het
moederland
en
tusschen
de
Nederlanders
in
Indië
nauwe
banden
van
bloedver
-
wantschap
bestaan
?
Die
banden
bestaan
,
maar
kunnen
nooit
eene
eenheid
vormen
tusschen
het
Nederlandsche
volk
en
de
millioenen
Javanen
,
die
de
meerderheid
der
tropische
bevolking
uitmaken
.
Ook
deze
eenheid
stuit
af
op
een
doorloopend
verschil
van
maatschappelijke
toestanden
.
Hoe
zou
een
Mohammedaansch
volk
met
een
Christen-volk
eene
maatschappelijke
eenheid
kunnen
vormen
?
Hoe
zou
een
geheel
absolute
regeeringsvorm
één
kunnen
zijn
met
een
eonstitutioneelen
?
Wat
blijft
er
dus
van
dit
adagium
over
?
Wat
anders
dan
dat
er
eene
finantieële
eenheid
tusschen
moederland
en
kolonie
bestaat
.
De
beide
schatkisten
zijn
deelen
van
de
schatkist
,
en
men
zou
er
zeker
van
kunnen
zijn
,
dat
,
indien
Suriname
en
Guinea
ons
geen
geld
kostten
,
maat
-
ons
ook
geld
opbrachten
,
het
hier
besproken
adagium
eene
belangrijke
uitbreiding
zou
erlangen
.
De
finan
-
tieële
eenheid
is
geen
noodwendig
beginsel
;
zij
is
een
willekeurig
beginsel
,
dat
tot
voor
weinige
jaren
door
de
moederlandsehe
regeering
in
hare
moederlands-lievendheid
werd
aangenomen
om
Indië
zooveel
nogelijkafte
persen
.
Aan
de
Ministers
van
de
Putte
en
de
Waal
komt
de
eer
toe
,
waarnaar
ook
de
heer
van
Bosse
schijnt
te
.
streven
,
dat
het
beginsel
dus
is
toegepast
,
dat
Indië
zelve
van
die
finantieële
eenheid
eenige
vrucht
mocht
dragen
.
In
waarheid
zijn
Nederland
en
Indië
twee
verschillende
rijken
,
geheel
verschillend
bestuurd
en
gere
-
geld
,
maar
verbondek
,
niet
vereenzelvigd
doer
een
gemeenschappelijk
belang
.
Een
tweede
adagium
,
hetwelk
men
meermalen
van
de
daken
predikt
,
is
dit
,
dat
.
Westersehe
beginselen
niet
in
het
Oosten
moeten
worden
overgebracht
liet
zijn
de
vurige
bewonderaars
van
'
t
kultuurstelsel
vooral
,
die
niet
ophouden
te
waarschuwen
tegen
de
verspreiding
van
Westersehe
beginselen
in
het
Oosten
,
en
nog
dezer
dagen
heeft
de
heer
Hartsen
in
de
Eerste
Kamer
dit
woord
herinnerd
.
Zelfs
werd
dit
denkbeeld
eenigen
tijd
geleden
met
volle
overtuiging
uitgesproken
door
den
heer
Pijn
-
appel
in
de
Amsterdamsche
kiezers-verecniging
"
Burger
-
plicht
.//
Wat
is
er
nu
van
dit
woord
?
Het
schijnt
mij
toe
eene
tastbare
onjuistheid
te
bevatten
.
/>'
maken
een
deel
uit
van
de
waarheid
,
en
de
waarheid
laat
zich
niet
verwringen
naarmate
van
landaard
of
hemelstreek
.
Er
is
geen
Oostersehe
en
geen
W
ester
-
sche
sterrekunde
,
maar
er
is
ééne
sterrekunde
,
op
dezelfde
beginselen
gegrond
.
Indien
hel
een
West
e
f
s
e
h
beginsel
is
,
dat
het
recht
van
eigendom
geëerbiedigd
zij
,
dan
kan
ik
niet
inzien
,
dat
in
Indië
het
tegenover
-
gesteld
beginsel
moest
gelden
,
en
toch
heeft
het
tegen
-
overgesteld
beginsel
gegolden
totdat
in
1870
de
agra
risehe
wet
werd
vastgesteld
.
Indien
het
een
W
e
s
t
e
r
s
c
h
beginsel
is
,
dat
de
onafhankelijkheid
der
rechterlijke
macht
in
het
publiek
belaug
zij
gewaarborgd
,
waarom
zal
dit
beginsel
niet
ook
in
'
t
Oosten
in
zijne
volle
uitgestrekt
-
heid
kunnen
gelden
?
Indien
het
een
Westerseh
begin
-
sel
is
,
dat
onderwijs
een
volk
beschaaft
,
veredelt
en
tot
zijne
bestemming
voorbereidt
,
waarom
zal
dit
Westerseh
beginsel
in
'
t
Oosten
voortdurend
worden
mis
:,
end
en
verwaarloosd
,
en
bleven
de
opvolgende
Indische
Recee
-
ringen
steeds
weigerachtig
om
het
onderwijs
te
verb
,
-
-
teren
van
hen
,
voor
wie
juist
wegens
hun
veel
geringere
kennis
en
wegens
de
verstomping
hunner
geestvermogens
ten
gevolge
van
ruwen
arbeid
,
onderwijs
eene
veel
grootere
behoefte
was
?
Indien
het
een
Westerseh
beginsel
is
dat
ieder
industrieel
de
vruchten
van
zijn
arbeid
en
zijn
nijverheid
onbepaald
geniete
,
waarom
dwingt
het
be
-
staande
Indische
tarief
,
in
strijd
met
dat
beginsel
,
den
Indischen
planter
tot
beperking
van
arbeid
en
nijver
-
heid
?
Inderdaad
,
daar
de
Europeesche
en
Aziatische
zeden
geheel
verschillen
,
moet
men
er
niet
aan
denken
Westersehe
instellingen
,
Westersehe
zeden
,
Westersehe
gebruiken
en
misbruiken
in
Indië
in
te
voeren
,
evenmin
als
omge
-
keerd
als
de
Oostersehe
gebruiken
of
misbruiken
in
Neder
-
land
zouden
kunnen
worden
ingevoerd
.
Maar
Wester
-
sehe
beginselen
,
die
voortvloeien
uit
recht
,
waar
-
heid
en
algemeene
zedelijkheid
.
Westersehe
weten
-
schap
en
Westersehe
beschaving
(
de
goede
zoo
-
wel
,
helaas
!
als
de
slechte
)
kunnen
gercedehjk
in
'
t
Oosten
worden
ingevoerd
.
Het
is
dezelfde
zon
.
die
in
de
eene
helft
van
den
dag
van
den
verzengenden
horizont
van
'
t
Oosten
gloeit
en
die
in
de
andere
helft
den
Westelijken
aardbol
koestert
en
zoo
is
het
ook
de
-
zelfde
zon
der
waarheid
,
die
niet
beurtelings
maar
op
hetzelfde
tijdstip
'
t
Oosten
en
'
t
Westen
be
-
schijnt
.