Tekstweergave van NL-TlRAR_0660-00715-1872_0002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
2
DE
OLIJFTAK
.
dien
doordrijven
.
Eene
algemeene
onte
-
vredenheid
ontstond
daarover
zoowel
in
de
Zuidelijke
als
Noordelijke
gewesten
.
Omdat
hij
het
meerendeel
van
zijn
leger
uit
de
Noordelijke
streken
en
ook
uit
de
zeesteden
van
Holland
naar
Bergen
,
in
Henegouwen
,
had
moeten
zenden
,
dat
door
Lodewijk
van
Nassau
bij
verrassing
was
ingenomen
,
had
hij
nu
eindelijk
de
nog
overige
soldaten
,
vooral
ook
die
in
den
Briel
lagen
,
naar
Utrecht
moeten
ontbieden
,
waai
'
eene
gevaarlijke
gisting
over
den
tienden
penning
was
ontstaan
.
Den
Briel
was
daardoor
,
evenals
bijna
alle
zeesteden
,
van
alle
bezetting
ontbloot
.
In
dezen
toestand
bevonden
zich
de
zaken
in
Maart
1572
,
in
den
tijd
,
waarin
ons
verhaal
voorvalt
,
Het
was
in
den
namiddag
van
een
der
laatste
dagen
van
de
maand
Maart
1572
,
dat
een
man
uit
den
eenvoudigen
burger
-
stand
,
zooals
uit
zijne
kleeding
bleek
,
met
haastige
schreden
door
de
straten
van
den
Briel
ging
en
den
weg
naar
de
poort
,
die
naar
de
Maas
voerde
,
insloeg
.
Ieder
kende
en
groette
den
wakkeren
mr
.
timmermnn
Bochus
Meeuwssen
,
die
bij
zijn
gilde
in
groote
achting
stond
.
Ernstig
en
kloek
,
was
hij
wel
,
als
een
aanhanger
van
de
nieuwe
leer
,
en
zooals
men
fluisterend
zeide
,
een
geheim
vriend
van
den
prins
van
Oranje
,
bij
de
Spaansch
-
gezinden
gehaat
en
verdacht
;
menig
Briel
-
lenaar
eerde
hem
daarom
te
meer
:
want
zeer
velen
waren
er
,
die
daarin
met
hem
eenstemmig
dachten
,
maar
zijn
moed
en
zijne
veerkracht
misten
.
Buiten
de
poort
gekomen
sloeg
hij
den
weg
in
,
die
naar
het
veerhuis
leidde
.
Waarlijk
,
het
verwondert
ons
niet
,
dat
hij
blijde
was
,
dit
bereikt
te
hebben
:
want
al
was
het
in
'
t
laatst
van
Maart
,
deze
maand
toonde
door
windvlagen
,
met
sneeuw
-
en
hageljacht
,
recht
boos
gemutst
te
zijn
,
en
al
had
1
1ij
een
stevig
wambuis
aan
,
Meeuwssen
kon
zich
met
zijn
gehard
lichaam
moeielijk
handhaven
tegen
den
guren
stormwind
,
die
hem
reeds
in
de
verte
het
klotsen
deed
hooren
van
de
golven
!
der
Maas
,
die
,
als
aangedreven
door
'
t
I
verlangen
haar
water
in
de
Noordzee
te
|
ontlasten
,
zich
met
versnelde
vaart
voort
-
!
spoedde
.
Wanneer
men
in
onze
dagen
van
een
i
veerhuis
spreekt
,
dan
denkt
men
zich
eene
bel
loorlijke
burgerwoning
met
verschillende
h
vertrekken
en
de
noodige
gemakken
tot
i
veraangenaming
des
levens
.
Niet
alzoo
was
het
vóór
drie
eeuwen
,
ten
minste
de
wo
-
ning
van
Jan
Pietersz
.
Kappelstok
,
die
hij
van
zijn
vader
erfde
en
de
zijne
noemde
,
waarin
hij
met
zijne
vrouw
Lijsbet
en
j
dochter
Marie
leefde
,
die
woning
zouden
wij
met
hare
in
lood
gezette
ruiten
,
onde
en
bovendeur
,
rieten
dak
en
met
slechts
een
groot
en
hol
vertrek
voor
eene
onbc
-
woonhare
hut
verklaren
.
De
deur
werd
,
na
het
aankloppen
van
j
Meeuwssen
,
door
de
vrouw
des
huizes
geopend
,
die
hem
met
een
gemeenzaam
:
«
Zoo
meester
Rochus
!
komt
gij
om
uwe
Anna
weer
torugtohalen
?
Spoedig
binnen
:
want
het
is
boos
weer
,»
welkom
heette
.
Was
de
woning
geheel
overeenkomstig
j
dien
tijd
nederig
en
eenvoudig
van
buiten
,
het
ruim
vertrok
was
dit
van
binnen
niet
minder
.
Alle
meubelen
,
die
thans
zelfs
tot
versiering
der
vertrekken
van
den
am
-
bachtsman
dienen
,
werden
er
gemist
.
Im
-
mers
de
ruwe
sponde
,
de
groote
kleerkast
van
eikenhout
,
de
bankjes
tot
zittingen
waren
noodzakelijke
behoeften
.
De
twee
spinnewielen
toonden
,
dat
moeder
en
doch
-
ter
,
evonais
alle
.,
zoowel
aanzienlijke
als
geringere
Nederlandsche
vrouwen
,
voor
de
vervaardiging
van
eigene
kleedingstoffen
!
zorgden
.
Eene
hooge
bedstede
was
aange
-
bracht
in
den
eenen
hoek
van
het
vertrek
,
boven
welke
de
slaapplaats
der
dochter
gevonden
werd
.
Toch
zag
het
er
niet
on
-
herbergzaam
in
dit
vertrek
uit
.
De
Neder
-
landsche
zindelijkheid
werd
toen
ook
reeds
in
de
meeste
woningen
,
zelfs
van
den
een
-
voudigen
burgerstand
,
gevonden
en
Lijsbet
en
Maria
kenden
en
eerden
de
nationale
deugd
.
Onder
den
grooten
en
wijden
schoor
-
steen
brandde
een
groote
stapel
turf
,
en
deze
verspreidde
eene
aangename
warmte
,
die
welgevallig
moest
zijn
bij
de
hevige
windvlagen
,
welke
men
buiten
hoorde
,
en
die
zich
vermengden
met
het
golf
geklots
van
den
breeden
Maasstroom
.
Bij
dien
haard
zat
de
veerman
Kappel
-
stok
,
evenals
Meeuwssen
,
iemand
van
middelbaren
leeftijd
.
Meer
ineengedrongen
,
dan
laatstgenoemde
,
toonde
zijn
verweerd
en
door
den
invloed
van
de
zonnestralen
verbruind
gelaat
,
kracht
en
sterkte
.
Hij
was
de
type
van
een
echt
Nederlandsch
zeeman
der
zestiende
eeuw
.
Zijn
open
en
moedig
oog
teekende
eerlijke
rondborstig
-
heid
en
vastberadenheid
.
Waarlijk
,
hij
,
die
als
veerman
met
eene
ranke
schuit
,
soms
gevaarlijke
tochten
moest
doen
,
had
zeker
ook
moed
en
beradenheid
noodig
.
De
vrouw
,
die
zooeven
onzen
wandelaar
had
binnengelaten
,
en
daartoe
vanachter
haar
spinnewiel
was
opgestaan
,
waartoe
zij
echter
,
na
Meeuwssen
eene
bank
bij
den
haard
gegeven
te
hebben
,
terugkeerde
,
geleek
in
voorkomen
in
alles
op
die
kracht
-
volle
Nederlandsche
heldinnen
van
dit
tijd
-
perk
,
die
,
als
de
mannen
te
kort
schoten
,
den
vijand
niet
vreesden
,
maar
moedig
het
vuurroer
opvatten
.
Nog
twee
personen
moeten
wij
vooral
niet
onopgemerkt
laten
,
omdat
zij
eene
plaats
in
ons
verhaal
be
-
slaan
:
de
dochter
des
huizes
,
deschoone
,
frissche
twintigjarige
Maria
en
de
even
oude
Anna
,
het
eenig
kind
van
Meeuwssen
,
die
een
bezoek
bij
hare
vriendin
had
afgelegd
en
nu
door
haar
vader
werd
teruggehaald
.
Vuur
en
ieven
,
moed
en
kracht
,
ernst
en
jokkernij
straalden
uit
de
helderblauwe
oogen
van
de
beide
rondwangige
Neder
-
landsche
meiskens
der
zestiende
eeuw
.
Niet
dat
teedere
,
romaneske
,
sentimen
-
teele
,
smachtende
schoon
van
onzen
tijd
werd
bij
beiden
gevonden
.
Hoe
zij
gekleed
waren
?
Vraag
het
den
lezer
of
lezeres
!
aan
lederen
romanschrijver
of
historicus
,
die
dezen
tijd
,
tot
hun
onderwerp
kozen
;
wij
hebben
zeker
reeds
lang
genoeg
uw
geduld
met
onze
beschrijving
vermoeid
,
wij
zwijgen
dus
daarvan
.
«
Goeden
avond
,
vriend
Jan
!
Het
spookt
daar
buiten
geducht
,
en
de
sneeuwbuien
spelen
bijna
even
erg
den
baas
als
de
hertog
van
Alva
met
zijne
Spanjolen
in
den
lande
.»
Met
deze
woorden
wierp
Rochus
zijne
muts
af
,
schudde
het
vocht
van
zijn
wambuis
,
en
gaf
hij
den
veerman
de
hand
,
die
haar
met
de
hartelijkheid
,
den
Nederlander
eigen
,
drukte
.
«
Engij
,
meis
-
kens
,
ging
Meeuwssen
voort
,
«
zoo
druk
aan
'
t
kouten
.
De
tijd
heeft
u
zeker
niet
verveeld
;
als
Anna
over
haar
Willem
Lievensz
en
Maria
over
Cornells
Roobol
bezig
zijn
,
dan
valt
er
aan
geen
verveling
te
denken
.
Nu
!
kleurt
maar
niet
;
het
zijn
ook
flinke
gasten
,
echte
Watergeuzen
,
wel
in
staat
een
meisjeshoofd
in
de
war
te
brengen
.
Jammer
!
dat
die
vermaledijde
Alva
met
zijne
benden
hier
zoo
huis
houdt
,
en
u
belet
door
een
eerlijk
huwelijk
trouwe
gaden
dier
brave
Hollandsche
jongens
te
worden
,
welke
nu
buiten
'
t
land
moeten
dienen
!
Wij
moeten
ons
ook
nog
gedekt
houden
.
»
Met
deze
woorden
nam
hij
bij
Kappelstok
plaats
en
wendde
zich
tot
dezen
,
«
ter
sluips
kunnen
wij
slechts
ter
preeke
gaan
en
Gods
woord
van
een
waar
I
Christenleeraar
hooren
verkondigen
.
In
den
Briel
gaat
het
als
overal
:
een
partij
juicht
over
de
tirannie
van
Alva
,
de
betergezinden
zijn
lafhartig
en
flauw
.
Zie
je
,
Kappelstok
,
toen
vader
Treslong
nog
baljuw
was
,
ging
het
anders
;
maar
eilaas
!
de
zoon
heeft
al
,
evenals
zoovele
braven
,
het
land
moeten
verlaten
en
zich
bij
de
Watergeuzen
voegen
.
Het
is
om
woedend
te
worden
van
ergernis
.
O
!
zoo
ik
kon
helpen
om
den
prins
van
Oranje
stadhouder
van
den
koning
te
maken
,
en
den
hertog
voor
altijd
uit
'
t
land
te
ver
-
bannen
,
ik
had
daar
goed
en
bloed
voor
over
.
»
«
Vriend
Rochus
!
men
kan
wel
zien
waar
u
het
hart
.
vol
van
is
;
maar
wie
weet
,
hoe
spoedig
die
tijd
komt
,»
zeide
de
veer
-
man
,
geheimzinnig
glimlachende
.
—
«
Wat
ge
zegt
,
Jan
?
hebt
ge
iets
gehoord
van
den
prins
?
zijn
er
goede
tijdingen
van
de
vloot
?
Spreek
,
o
spreek
!»
—
«
Stil
!
stil
!
Bochus
!
Lijsbet
',
de
deur
is
toch
goed
dicht
?
Men
moet
voor
de
spionnen
van
Alva
en
zijn
aanhang
voorzichtig
zijn
:
men
vertrouwt
mij
niet
,
omdat
ik
met
vrouw
en
dochter
niet
ter
misse
ga
;
maar
nu
en
dan
,
als
de
gelegenheid
wil
,
eene
preek
bijwoon
.
Ik
zal
u
zeggen
wat
ik
weet
,
en
ons
te
doen
staat
als
goede
vaderlanders
.
Maar
kom
,
Maria
!
breng
gij
ons
een
kan
bier
,
ik
wil
met
Rochus
eens
op
'
s
lands
welvaart
drinken
.
»
De
vlugge
Nederland
-
sche
maagd
bracht
een
tinnen
maat
met
den
oud
-
Nederlandschen
dranken
zette
dien
met
twee
kroezen
op
de
ronde
eikenhouten
tafel
voor
beide
mannen
.
Daarop
plaatste
zij
zich
weder
naast
hare
vriendin
,
die
zij
dien
middag
in
vertrouwen
had
mede
-
gedeeld
,
dat
zij
van
een
schipper
bericht
had
gekregen
over
haar
beminden
Boobol
,
en
waarover
beide
meisjes
,
zooals
ieder
begrijpen
kan
,
nog
niet
waren
uitgepraat
.
«
Drinken
wij
op
den
ondergang
dei
-
Spanjolen
,
en
op
de
spoedige
komst
van
den
prins
van
uranje
in
Höllaïïa
.»
zeide
de
veerman
,
en
met
welgevallen
werden
de
kroezen
geledigd
.
«
En
nu
ter
zake
!
Zooals
ge
weet
,
Rochus
!
is
mijne
Maria
verloofd
met
Cornells
Geerlofsz
.
Roobol
,
die
als
luitenant
op
het
schip
Treslong
dient
.
Met
dezen
onderhoud
ik
van
tijd
tot
tijd
kennisgevingen
,
hoe
de
zaken
hier
plaats
grijpen
;
gij
begrijpt
waarom
!
Hij
bericht
mij
,
natuurlijk
,
van
de
plannen
der
kapiteins
van
de
schepen
en
die
des
admiraals
.
Ik
gaf
hem
kennis
,
dat
de
duivel
Alva
had
ingegeven
,
den
tienden
penning
met
geweld
te
eischen
,
en
hoe
daardoor
de
zeesteden
geheel
en
al
zonder
bezetting
zijn
,
wijl
de
soldaten
ten
deele
naar
Bergen
,
in
Henegouwen
,
zijn
vertrokken
,
om
den
dapperen
Lodewijk
van
Nassau
weer
uit
die
stad
te
drijven
,
en
ten
deele
naar
Utrecht
,
waar
de
bur
-
gerij
ook
zeer
ontevreden
is
.
Ik
liet
hem
aan
Treslong
zeggen
,
dat
de
Watergeuzen
wel
eens
in
plaats
van
plunderen
en
schepen
bemachtigen
en
verbranden
,
wat
beters
voor
den
lande
konden
doen
,
door
een
van
de
zeesteden
voor
den
prins
te
bemach
-
tigen
;
dat
ik
mij
sterk
maakte
,
om
met
vele
weigezinden
in
den
Briel
hunne
zaak
te
ondersteunen
.
Viel
maar
ééne
stad
in
hunne
handen
,
dan
was
alles
er
rijp
voor
,
om
in
de
meeste
plaatsen
de
flauwhartigen
te
bemoedigen
zich
voor
den
prins
te
ver
-
klaren
.
»
«
Bravo
,
Jan
!
bravo
!
tbp
,
ik
ben
uw
man
!
hier
mijne
hand
,
ik
zal
in
den
Briel
doen
wat
ik
kan
.
»
—
«
Maar
,
vader
!»
viel
Lijsbet
in
.
«
Ik
moet
zeggen
,
dat
ge
dan
be
-
droefd
weinig
respect
voor
uwe
vrouw
hebt
,
om
dit
zoo
geheim
voor
mij
te
houden
;
gij
weet
toch
dat
ik
evenzeer
als
gij
vóór
de
goede
zaak
ben
,
en
gaarne
u
in
d
strijd
zou
steunen
.»
«
En
wij
,»
\