Tekstweergave van DWB_1920-12-25_009
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mo
.
ys
©.
i
l
_.
l
.
i
l
,.-
LJ.JlJlJ-JL_U
^_-
^
W^AALBODB
>
vaa-i-iii
opgenomen
j^OI
^^
TVJSE2!KBLA.I
>'
ISTieu^vs
-
en
A.dverteritieblad
voor
TIEL
,
MA.A.S
en
\
VA.A.3Li
,
j^Teder
-
en
Over-Betuwe
,
Tieler
-
en
Sommeler^waard
.
k1
*
Voorloopig
zou
men
dit
niet
zeggen
,
want
recht
behaaglijk
laat
hij
zich
neer
In
een
diepen
armstoei
,
geschoven
voor
de
open
haard
,
waarin
de
roode
en
staalblauwe
vlammetjes
lustig
wie
-
rden
en
kronkelen
.
Het
pittige
aroma
eener
sigaar
vermengt
zilth
met
de
fijne
reuk
der
roode
port
,
die
hij
,
warm-kleurig
,
uit
de
heider-geslepen
karaft
in
'
t
wachtende
glas
liet
klokken
.
Even
wrijft
hij
zich
vergenoegd
de
slanke
handen
en
zegt
halfluid
:
„
Bin
-
nen
beter
nu
dan
buiten
".
Dan
strekt
hij
zich
lui-gemakkelijk
uit
,
steunt
'
t
hoofd
tegen
den
stoelrand
en
volgt
met
peinzenden
blik
de
kringelende
blauwe
en
grijze
rookwolkjes
,
die
lang
-
zaam
opstijgen
en
ijl
zich
verliezen
in
de
omringende
atmosfeer
.
Niette
-
genstaande
de
prettig-intieme
stem
-
ming
,
in
het
gezellige
vertrek
,
schijnen
toch
zoetjesaan
z'n
mijmerijen
meer
overeenkomst
té
vertoonen
met
de
onbehaaglijke
sfeer
daar
buiten
,
want
de
wenkbrauwen
fronsen
zich
,
de
oogen
zien
zwaarmoedig-donker
;
plots
echter
veert
hij
overeind
en
zegt
luid
:
„
Bah
!
waarom
die
zwartgallige
ge
-
dachten
?
'
t
Is
de
stemming
van
het
scheidende
jaar
.,.
Kerstmis
...
Ouwe
Jaar
...
weg
,
weg
!
met
die
herinne
-
ringen
!
Bijna
zou
ik
m'n
sigaar
ver
-
geten
...
en
'
t
blad
brandt
zoo
prach
-
tig
wit
en
vast
...
Al
half
zeven
!
Zou
Mieke
m'n
diner
doen
verongelukken
?,.,
of
houden
haarde
„
gasten'zoo
bezig
?
Arme
schooiers
!
ook
niet
voor
d'r
pleizier
op
de
wereld
!,..'
'
n
Heldere
,
vragende
klop
op
de
deur
doet
hem
toestemmend
antwoor
-
den
en
'
n
frisch
,
knap
dienstmeisje
treedt
binnen
,
dragende
'
n
groot
blad
waarop
'
n
dessert
en
'
n
klein
formaat
soep
-
terrine
.
Als
'
t
meisje
terugkomt
,
met
'
t
tweede
gerecjit
,
vraagt
Eppstein
opgewekt
:
„
En
hoe
stellen
'
t
nu
m'n
bescher
»
melingen
?"
„
O
!
die
vieze
diere
?'
zegt
Emma
,
verachtelijk
den
neus
optrekkend
,
„
ze
hebbe
gegete
as
wolve
en
ze
slape
nou
as
marmotte
vlak
achter
het
gloeiend
fornuis
!"
„'
t
Staat
je
mooi
hoor
,
de
stakkers
te
beschimpen
,
verbeeld
je
jezelf
eens
hongerig
en
koud
ronddolend
zonder
thuis
"
„
Zal
mijn
niet
overkomme
!»
glun
-
dert
'
t
meisje
.
„
Niemand
weet
waartoe
hij
nog
ooit
geraken
zal
!"
herneemt
Franz
Eppstein
bestraffend
.
„
Maar
'
t
benne
toch
geen
menschen
en
d'r
loop
zooveel
van
dat
spul
rond
een
meer
of
minder
'
„
Je
hebt
geen
meelijdend
hart
,
meisje
!"
„
Neen
',
antwoordt
ze
met
coquet
oogenspel
,
„
die
weekigheid
laat
ikaan
de
heeren
artieste
!'
„'
k
Vind
je
'
n
brutaaltje
,
hoor
!"
„
Mot
je
zijn
in
de
tegenwoordige
tijd
!'
ginnegapt
de
deern
ooiijk
.
Na
'
t
smakelijk
genuttigd
maal
,
zet
Franz
zich
weer
voor
den
haard
,
ditmaal
onder
'
t
genot
van
'
n
kopje
mocca
en
een
der
laatst
verschenen
romans
.
Maar
zijn
aandacht
is
niet
bij
de
lectuur
en
z'n
gedachten
dwalen
onwillekeurig
af
.
Geen
kerstmisweer
,
zoo
mijmert
hi
),
waarom
wenschen
wij
op
die
dagen
toch
steeds
'
t
kleed
van
blanke
vlok
-
ken
?
Het
is
daarvoor
toch
eigenlijk
nog
niet
'
t
rechte
jaargetij
,
want
de
winter
is
amper
begonnen
!
Maar
ja
,
opwekkend
is
die
motregen
niet
en
we
willen
blijdschap
,
verheuging
op
dien
dag
!
'
n
Lichte
vorst
en
speelsch
neer
-
dwarrelende
sneeuwvlokjes
,
wattig
en
prettig-krakend
onder
de
veerkrachtige
en
vlugge
voetstappen
van
volwasse
-
nen
en
kinderen
,
blij
voortijlend
naar
'
t
Godshuis
,
onder
'
t
plechtig
gelui
der
zwaar
-
dreunende
klokken
van
majestuéuse
kathedralen
,
of
'
t
lachend
,
hel
geluid
van
'
n
ontwaakt
klokje
,
uit
'
t
ranke
torentje
van
'
n
dorpskerkje
,
zooeven
nog
rustig
sluimerend
in
het
droomerig
wit
besneeuwde
landschap
.
Kerstavond
!....
'
n
Pijnlijke
trek
verdiept
de
zwaarmoedige
uitdrukking
die
het
nobele
gelaat
zoo
eigen
is
.
Hij
denkt
zich
terug
,
vèr
,
vèr
in
het
verleden
en
ziet
zichzelf
te
midden
gezicht
en
norschen
toon
totaal
en
zegt
iets
of
wat
guitig
:
„
Mieke
,
ik
Jö«b
'
n
verrassing
voor
je
meegebracht
;
hier
zijn
twee
arme
zwervelingen
,
die
wel
niet
om
huis
-
vesting
durven
vragen
,
maar
toch
een
goed
maal
niet
zullen
versmaden
!"
„
Wel
zeker
!"
pruttelt
Mieke
zoo
ongastvrij
mogelijk
,
„
waarom
niet
een
heele
kosschool
!
Uwes
mot
dan
maar
zien
hoe
u
'
t
onder
je
drieën
verdeel
,
ik
heb
maar
op
één
gerekend
."
„
Kom
!
kom
!
je
hebt
toch
nog
wel
wat
kliekjes
van
gisteren
en
zeker
brood
en
melk
genoeg
in
huis
.
..
m'n
gas
-
ten
zijn
niet
veeleischend
!"
„
Brood
en
melk
genogt
!"
bromt
de
oude
gedienstige
,
„
en
d'r
is
ook
nog
wel
iets
over
,
maar
da's
toch
geen
...
heere
grut
!
wat
mot
tat
?
...
?
onder
-
breekt
zij
zichzelf
,
als
ze
eindelijk
de
schooierige
beesten
op
de
gangmat
in
'
t
oog
krijgt
.
„
Wel
!
dat
zijn
nou
m'n
gasten
!
Zie
je
nou
wel
dat
je
weer
veel
te
vroeg
misbaar
maakte
?"
„
Vort
!
met
die
smerige
beeste
!,..
d'r
uit
!"
en
zij
wil
de
deur
openen
om
hen
te
verjagen
.
De
verstandige
hond
ziet
weer
smee
-
kend
omhoog
en
begint
overredend
te
kwispelen
,
maar
de
kat
staat
hoog
-
gerugd
,
met
dikke
staart
,
blazend
over
-
eind
en
„
meneer
'
lacht
om
de
koddige
verontwaardiging
van
Mieke
,
die
strijd
-
lustig
en
uitdagend
de
handen
op
de
heup
zet
en
met
nijdig-glinsterende
oogjes
schimpt
:
„
Wou
uwes
mijn
een
poets
bakke
,
of
is
'
t
meenes
van
dat
ongedierte
?
„
Maar
Mieke
,
'
t
zijn
immers
mijn
gasten
zei
ik
al
!'
„
Ja
!
'
k
weet
wel
,
uwes
heb
meer
van
die
buitenissigheeën
,
"
kijft
ze
terug
,
„
maar
zóóies
gaat
mijn
toch
te
ver
!
As
-
tie
beeste
d'r
in
motte
,
gaat
Mieke
d'ruit
!"
„
Allo
!
allo
!"
zegt
hij
vergoelijkend
,
„
ik
sprak
toch
maar
van
'
n
middag
-
maal
maar
jij
wilt
je
teerhartigheid
weer
verbloemen
I
Je
bent
veel
mede
-
lijdender
dan
ik
en
ik
wed
dat
je
in
je
hart
al
naar
'
n
middeltje
zocht
om
die
stakkers
,
die
huisvesting
noch
eten
hebben
,
'
n
goed
onderkomen
te
ver
-
schaffen
!
Heb
ik
geen
gelijk
?
en
heb
jij
ooit
zulke
lieve
dieren
gezien
,
die
,
met
,
hongerige
maag
,
maar
geduldig
zitten
wachten
,
tot
'
t
den
menschen
behaagt
hun
iets
te
geven
?"
Mieke
,
in
haar
zwak
getast
,
kijkt
eenigszins
verteederd
naar
de
zwerve
-
lingen
en
zegt
aanmoedigend
tot
het
tweetal
:
„
Nou
!
kom
dan
maar
binne
....
'
t
eerste
vuil
is
nou
toch
op
de
mat
blijven
zitte
...,"
en
ze
verdwijnt
met
de
jgasten
"
in
de
keuken
van
het
sous
-
terrain
.
Met
vergenoegd
voldanen
blik
en
veerkrachtigen
tred
,
vliegt
de
mede
-
lijdende
gastheer
de
trappen
op
en
opent
met
een
ruk
één
der
vele
deuren
op
'
n
ruim
,
vierkant
portaal
uitkomend
,
'
n
Weldoende
warmte
stroomt
hem
tegen
en
knip-knap
!
twee
lichten
der
electrische
kroon
ontsteken
zich
en
doet
'
t
zéér
behaaglijk
intérieur
zich
voor
eener
smaakvol
gemeubelde
kamer
,
die
'
n
onmiskenbaar
artistiek
cachet
draagt
.
En
we
behoeven
ook
maar
'
n
blik
te
slaan
op
de
gestalte
die
we
gevolgd
zijn
,
om
overtuigd
te
wezen
dat
we
ons
hierin
niet
vergissen
.
Inderdaad
,
Franz
Eppstein
is^'n
hoog
-
begaafd
kunstenaar
,
wiens
schilders
-
talent
reeds
grooten
opgang
heeft
ge
-
maakt
en
die
nu
—
op
37-jarigen
leeftijd
—
zich
verheugen
mag
in
een
goede
faam
,
'
n
aardig
vermogen
,
'
n
krachtig
gestel
en
'
n
schoone
lichaams
-
gestalte
.
Men
zou
dus
meenen
dat
niets
hem
meer
te
wenschen
overbleef
en
tóch
...
bestudeer
de
uitdrukking
zijner
fraaie
blauwe
oogen
,
de
lijnen
om
den
mooi
-
gevormden
mond
en
ge
zult
overtuigd
zijn
dat
een
lang-gedragen
,
diep-inge
-
wortelde
zielesmart
hem
kwelt
en
menig
uur
zijns
levens
versombert
.
Wat
mag
hem
dan
ontbreken
?
Is
wellicht
een
lieve
vrouw
,
een
aanminnig
kindhem
ontvallen
?....
Heeft
hij
mis
-
schien
de
liefde
niet
ontmoet
en
drukthem
awaar
de
eenzaamheid
?
Derde
Blad
.
Voor
een^net-onderhouden
huis
houdt
hij
stand
,
grijpt
tastend
in
den
diepen
zak
van
zijn
ruimen
overjas
,
brengt
een
kleinen
sleutel
te
voorschijn
en
opent
de
huisdeur
.
Binnentredend
is
z'n
eerste
werk
'
t
ómknipperen
van
'
n
knop
der
electriöche
geleiding
;
zacht
-
getemperd
,
door
tomaat-kleurige
zij
,
werpt
'
t
licht
'
n
intiemen
schijn
door
de
breede
vestibuul
,
met
z'n
marmeren
vloer
en
zijwanden
.
Op
'
t
oogenblik
dat
de
binnenge
-
komene
de
buitendeur
wil
sluiten
,
ziet
hij
de
treurige
hondenoogen
aarzelend
-
smeekend
op
hem
gericht
en
'
n
licht
geritsel
,
dat
hem
zijwaarts
deed
kijken
,
doet
hem
de
groen-lichtende
oogen
der
naderbij
-
sluipende
kat
ontwaren
.
„
Stakkers
!
"
zegt
hij
zacht
voor
zich
heen
,
„
ik
wou
dat
ik
jullie
huis
-
vesting
kon
schenken
,
maar
dat
zou
'
t
medelijden
iets
te
ver
gedreven
zijn
en
wat
zou
de
zindelijke
Mieke
wel
zeggen
van
jullie
besmeurde
lijfjes
1
'
n
Diner
echter
,,
'
n
waar
kerstdiner
,
dat
zullen
jullie
hebben
!
Kom
binnen
,
loop
niet
weg
,
maar
waag
'
t
niet
ver
-
der
te
gaan
dan
de
vloermat
!
Ik
waar
-
schuw
jullie
in
je
eigen
belang
!..."
Alsof
de
dieren
hem
verstaan
en
zich
zijn
vertrouwen
waardig
willen
maken
,
zoo
eenparig-gedwee
sluipen
ze
binnen
en
zetten
zich
broederlijk
,
afwachtend
bijeen
,
op
de
ruige
vloermat
.
„
Mieke
!...."
roept
de
heer
des
huizes
,
terwijl
hij
zich
vlug
ontdoet
van
jas
en
hoed
,
„
Mieke
!
waar
blijf
je
nou
?
...'
Hij
opent
een
deur
tegenover
hem
en
'
n
dikke
schommel
,
met
verwonderd
-
-
wrevelig
gelaat
,
de
handen
nog
na
-
vegende
langs
haar
bonten
boezelaar
,
komt
hijgend
eenige
traptreden
opstrom
-
pelen
en
zegt
mopperend
:
„
Grut
!
meneer
,
wat
is
uwes
onge
-
duldig
!
Ik
was
met
me
aarepele
bezig
en
mos
me
hande
toch
eers
wassche
!
..."
I
„
Meneer
,"
negeert
haar
oavriendelijk
I
onze
igeren
E
"
He
.
houders
.
[*
tnigd
zljig
ate
prtfzex
!
•
Id
Toor
rnnderen it
biedt
dan
bekende
lEUS
,
r
,
i:chteld
.
o
.
1
.
Ime
beloo
-
mg
der
n
uit
Tiel
.
S
:
*
7.87
,
10.03
06
.
ALSEN
M5.38
.
^
1.54
,
5.51
,
7.40
,
"
eeetdagen
.
ag
.
'
am
Waal
.
25
Oct
.
1920
.
ationsplein
)
amel
.
V
.
8.50
,
1.20
,
4.40
,
7.50
,
9.25
,
',
1.46
,
4.50,8
,-
5
.—,
8.10
,
9,45
'
5,6.10
,
8.20
,
9.55
6.20
,
8.30,10.05
2,20
,
6.26
,
8.35
MO
,
*
2.25,*5.45
,
.
■»
7.15
,
*
10.25
,
V
.
*
7.26
,
*
10.85
,
0.50
,
*
6.25
t
*
Njjmegeu
.
.
15
,
*
6.46
V.*8,15,*11.80
,
r
.
»
8.25
,
*
11.4C
,
20
,
»
8.50
,
*
12.r
6
,
7.27,8.57,12.12
,
9.05,12.20
,
3.05
;
7.46,9.15,12.30
,
'.
56
,
9.25
,
12.40
,
45
,
L8.05
,
9.85
5.15
,
9.45
,
1
.-,
L
.
«
7.15
,
[
8.30
;
hr
.
Feestdagen
•
smarkt
teDru
ram
'
g
morgens
irek
op
de
tus
bij
benadering
3e
geboorte
^
an
Chri§lii
$.
Er
zweven
lichte
reien
Van
Eng'len
door
den
nacht
,
Die
klaarder
glansen
spreien
Dan
zilv'ren
sterrenpracht
;
En
langs
de
stille
velden
Weerklinkt
hun
schoone
stem
Om
Jesus
'
komst
te
melden
In
'
t
kleine
Bethlehem
.
De
herders
gaan
zoo
blijde
Naar
.
Jesus
'
kribbe
heen
,
Zij
zien
vol
medelijden
Zijn
kinderlijk
geween
:
Maar
,
als
ze
nederknielen
Lacht
zacht
het
kindekijn
,
Dat
wil
van
kleine
zielen
Zoo
graag
aanbeden
zijn
.
En
Jesus
blikt
weer
teeder
De
lieve
Moeder
aan
,
Die
buigt
zich
tot
Hem
neder
En
schreit
zoo
droeven
traan
:
Hoe
pijnigt
het
haar
harte
,
Dat
eens
haar
Kindje
zoet
In
duldelooze
smart
Zoo
gruwzaam
lijden
moet
.
,
Pater
J
.
v
.
W
.
o
.
p
.
DE
WOIDERE
OO&EI
.
Kerstvertelling
door
Subina
Maria
.
'
t
Is
een
dreinige
,
mieserige
regen
-
namiddag
in
'
t
einde
der
laatste
maand
van
'
t
jaar
.
Wrevelig
zien
de
huizen
elkander
aan
%
i
naar
beneden
in
de
straat
,
waar
de
zoele
motregen
en
de
triestige
,
neerdwarrelende
grijze
rook
-
sluiers
een
mistroostig
drukkende
sfeer
scheppen
,
die
de
weinige
voorbijgan
-
gers
eenigszins
schuw
en
haastig
doet
voortgaan
,
bij
zichzelf
denkend
,
dat
'
t
thuis
nu
toch
heel
wat
aanlokke
-
lijker
is
.
Evenzoo
meent
een
druilige
hond
,
van
niet
te
bepalen
ras
,
wiens
lang
-
harige
vacht
jammerlijk
doordrenkt
is
door
'
n
langdurig
om-sluipen
in
den
tragen
regenval
;
even
zoo
'
n
magere
,
vaal
-
zwarte
kat
,
die
,
gluipend
,
dicht
langs
de
huizen
schuift
,
speurend
met
dB
groene
oogen
of
niet
'
n
keldergat
haar
ergens
beschutting
biedt
.
Beter
bedeeld
met
aardsche
geneug
-
ten
schijnt
een
heer
,
van
circa
40
jaar
,
die
met
regelmatigen
stap
voorbijgaat
en
een
geheime
aantrekkingskracht
uitoefent
op
den
druiligen
hond
.
Immers
hij
licht
den
kop
op
,
iets
als
blijde
verrassing
tintelt
in
z'n
hondenoogen
en
de
nat-verregende
pluimstaart
be
-
gint
even
te
kwispelen
.
Dan
volgt
hij
den
man
op
den
voet
.
Het
is
een
rijzige
gestalte
,
met
breede
schouders
,
wiens
houding
beschaving
,
wiens
kleeding
welvaart
teekent
.
Zijri
gelaatstrekken
,
half
verborgen
als
zij
zijn
door
'
n
breed
geranden
,
diep
-
in-de-oogen-getrokken
slappen
hoed
en
de
hoog
-
opstaande
kraag
,
kunnen
wij
niet
nauwkeurig
onderscheiden
,
maar
de
lange
,
krullende
haarlokken
en
de
weiverzorgden
baard
,
zijn
van
'
n
fraaie
,
glanzend
-
bruine
kleur
en
de
lijnen
van
het
gezicht
edel
en
van
weemoedige
bekoring
.
ISèe
JfsEiiSargaxM.jg
.
van
'
n
juichende
kinderschaar
en
lieflijk-ernstige
oudergezichten
.
Een
prachtige
kerstboom
verheft
zich
hoog
en
breed
in
het
ruime
salon
,
ontelbare
kaarsjes
werpen
'
n
zachten
,
plechtigen
schijn
rondom
en
tooveren
fantastische
glansen
op
de
kleurige
versierselen
,
waarmede
de
donkergroene
takken
prijken
.
Half
verscholen
onder
den
Kerstboom
staat
een
stalletje
,
os
en
ezel
zijn
al
aanwezig
,
Maria
en
Jozef
liggen
ook
reeds
knielend
neer
,
maar
'
t
kribje
is
nog
ledig
....
Daar
ziet
hij
z'n
moeder
,
de
zachte
jong-gestorven
vrouw
,
met
*
t
teerschoone
gelaat
en
den
rijkdom
van
bruine
vlechten
,
aan
de
vleugelpiano
plaats
nemen
;
wel
-
luidende
accoorden
weerklinken
en
dan
heffen
vele
reine
kinderstemmen
en
de
diepe
bariton
zijns
vaders
heer
-
lijke
liederen
aan
,
vol
van
innige
smeeking
en
trillend
verlangen
,
vragend
de
komst
-
van
den
Zaligmaker
,
'
t
lieve
Jesuskind
,
dat
kwam
om
ons
te
ver
-
lossen
.
En
als
'
t
gezang
verstomd
is
en
de
■
laatste
klanken
ijl
verstorven
zijn
,
vraagt
'
n
schel
,
hoog
jongens
-
stemmetje
:
..
Moeke
,
komt
nu
vannacht
de
kleine
Jezus
in
'
t
kribje
?"
Teedere
moederhanden
streelen
de
lange
,
bruine
krullen
van
haar
zesjarigen
jongsten
lieveling
en
twee
zachte
,
grijze
oogen
schouwen
ernstig
in
de
groote
blauwe
kijkers
,
zoo
vragend
op
haar
gericht
.
„
Als
Franz
zoet
gaat
slapen
,"
klinkt
'
n
aandoenlijk
-
zwak
stemgeluid
,
„
komt
de
lieve
Jesus
in
'
t
stalletje
en
mag
je
Hem
morgen
,
bij
'
t
ontwaken
'
n
kusje
gaan
brengen
.
.
.."
Verschrikt
vliegtEppstein
overeind
...
„
Drgom
ik
nu
of
heeft
iemand
die
woorden
gesproken
",
zucht
hij
luid-op
en
ziet
om
zich
heen
.
Maar
ach
,
hoe
duidelijk
ook
gehoord
,
de
verbeelding
speelt
hem
parten
,
want
eenzaam
zit
hij
aan
den
haard
,
'
t
vuur
dreigt
uit
te
gaan
,
de
sigaar
is
hem
on
vallen
..
,
Werktuigelijk
wakkert
hij
den
gloed
wat
aan
en
geeft
nieuw
voedsel
aan
de
vlammen
.
Dan
strijkt
hij
met
pein
-
zend
gebaar
over
de
weelderige
haren
en
droefstarend
,
met
bevende
lippen
prevelt
hij
:
„
Moeder
,
lieve
moeder
,
hoe
gelukkig
had
ik
kunnen
zijn
!
...
Wéér
ziet
hij
zich
terug
in
lang
ver
-
vlogen
jaren
,
als
kind
...
als
jonge
-
ling
...
als
man
...
Een
luide
tik
op
de
deur
doet
hem
onzacht
uit
z'n
mijmering
ontwaken
en
omziende
ontwaart
hij
Mieke
,
hijgend
en
blazend
,
in
de
deuromlijsting
,
de
blozende
Emma
op
den
achtergrond
en
'
n
groote
langwerpig-vierkante
kist
tusschen
hen
in
.
„
Maar
meneer
",
zegt
Mieke
verstoord
,
„
is
uwes
doof
geworre
?
Wel
drie
maal
heb
ik
geklop
en
nog
komp
'
r
geen
asem
!
U
is
zeker
in
slaap
gevalle
,
bij
die
warreme
kachel
...
ofschoon
...
lekker
brandt
ie
nie
!..."
Zorgelijk-beredderend
morrelt
de
goeie
schommel
in
den
haard
,
onderwijl
Eppstein
in
de
hoogste
verbazing
naar
'
t
groote
,
platte
gevaarte
kijkt
.
Dan
schuift
hij
één
hand
onder
de
kist
,
taxeerend
het
gewicht
.
„
Goeie
hemel
!'
verwondert
hij
zich
,
„
waarom
hebben
jullie
mij
niet
bene
-
den
geroepen
?"
„
Dat
zei
ik
óók
aP
,
lacht
Emma
,
„
maar
Mieke
zei
sebiet
:
„
da's
'
n
kerst
-
miskedoo
,
voor
meneer
en
dat
mot
meneer
op
ze
kamer
hebbe
."
Nou
,
en
meneer
weet
wel
,
vervolgt
ze
guitig
,
„
dan
is
er
geen
prate
meer
an
!"
Dat
weet
meneer
inderdaad
en
dus
zegt
hij
schertsend
:
„
Nu
kom
jij
toch
achterop
,
Emma
;
Mieke
'
n
levend
present
...
ik'n
dood
element
...
Wat
zal
jouw
verrassing
wel
zijn
!'
„
Ikke
meneer
?
O
!
ik
krijg
mooi
weer
!
Kijk
u
maar
'
s
naar
buiten
,..
de
maan
breek
door
."
„
En
is
'
t
mannetje
al
zichtbaar
?"
plaagt
hij
.
Emma's
rooskleurige
wangen
nemen
'
n
diepere
tint
aan
,
maar
ad-rem
ant
-
woord
ze
:
„
Dat
was
nog
zoo
kwaad
niet
,
want
die
kist
is
mooi
dichtgespijkerd
en
j
meneer
z'n
fijne
vingers
....
1
„
Zullen
'
m
heusch
wel
lospeuteren
i
„