Tekstweergave van DWB_1920-12-25_009

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mo . ys ©. i l _. l . i l ,.- LJ.JlJlJ-JL_U ^_- ^ W^AALBODB > vaa-i-iii opgenomen j^OI ^^ TVJSE2!KBLA.I >' ISTieu^vs - en A.dverteritieblad voor TIEL , MA.A.S en \ VA.A.3Li , j^Teder - en Over-Betuwe , Tieler - en Sommeler^waard . k1 * Voorloopig zou men dit niet zeggen , want recht behaaglijk laat hij zich neer In een diepen armstoei , geschoven voor de open haard , waarin de roode en staalblauwe vlammetjes lustig wie - rden en kronkelen . Het pittige aroma eener sigaar vermengt zilth met de fijne reuk der roode port , die hij , warm-kleurig , uit de heider-geslepen karaft in ' t wachtende glas liet klokken . Even wrijft hij zich vergenoegd de slanke handen en zegt halfluid : Bin - nen beter nu dan buiten ". Dan strekt hij zich lui-gemakkelijk uit , steunt ' t hoofd tegen den stoelrand en volgt met peinzenden blik de kringelende blauwe en grijze rookwolkjes , die lang - zaam opstijgen en ijl zich verliezen in de omringende atmosfeer . Niette - genstaande de prettig-intieme stem - ming , in het gezellige vertrek , schijnen toch zoetjesaan z'n mijmerijen meer overeenkomst vertoonen met de onbehaaglijke sfeer daar buiten , want de wenkbrauwen fronsen zich , de oogen zien zwaarmoedig-donker ; plots echter veert hij overeind en zegt luid : Bah ! waarom die zwartgallige ge - dachten ? ' t Is de stemming van het scheidende jaar .,. Kerstmis ... Ouwe Jaar ... weg , weg ! met die herinne - ringen ! Bijna zou ik m'n sigaar ver - geten ... en ' t blad brandt zoo prach - tig wit en vast ... Al half zeven ! Zou Mieke m'n diner doen verongelukken ?,., of houden haarde gasten'zoo bezig ? Arme schooiers ! ook niet voor d'r pleizier op de wereld !,..' ' n Heldere , vragende klop op de deur doet hem toestemmend antwoor - den en ' n frisch , knap dienstmeisje treedt binnen , dragende ' n groot blad waarop ' n dessert en ' n klein formaat soep - terrine . Als ' t meisje terugkomt , met ' t tweede gerecjit , vraagt Eppstein opgewekt : En hoe stellen ' t nu m'n bescher » melingen ?" O ! die vieze diere ?' zegt Emma , verachtelijk den neus optrekkend , ze hebbe gegete as wolve en ze slape nou as marmotte vlak achter het gloeiend fornuis !" „' t Staat je mooi hoor , de stakkers te beschimpen , verbeeld je jezelf eens hongerig en koud ronddolend zonder thuis " Zal mijn niet overkomme glun - dert ' t meisje . Niemand weet waartoe hij nog ooit geraken zal !" herneemt Franz Eppstein bestraffend . Maar ' t benne toch geen menschen en d'r loop zooveel van dat spul rond een meer of minder ' Je hebt geen meelijdend hart , meisje !" Neen ', antwoordt ze met coquet oogenspel , die weekigheid laat ikaan de heeren artieste !' „' k Vind je ' n brutaaltje , hoor !" Mot je zijn in de tegenwoordige tijd !' ginnegapt de deern ooiijk . Na ' t smakelijk genuttigd maal , zet Franz zich weer voor den haard , ditmaal onder ' t genot van ' n kopje mocca en een der laatst verschenen romans . Maar zijn aandacht is niet bij de lectuur en z'n gedachten dwalen onwillekeurig af . Geen kerstmisweer , zoo mijmert hi ), waarom wenschen wij op die dagen toch steeds ' t kleed van blanke vlok - ken ? Het is daarvoor toch eigenlijk nog niet ' t rechte jaargetij , want de winter is amper begonnen ! Maar ja , opwekkend is die motregen niet en we willen blijdschap , verheuging op dien dag ! ' n Lichte vorst en speelsch neer - dwarrelende sneeuwvlokjes , wattig en prettig-krakend onder de veerkrachtige en vlugge voetstappen van volwasse - nen en kinderen , blij voortijlend naar ' t Godshuis , onder ' t plechtig gelui der zwaar - dreunende klokken van majestuéuse kathedralen , of ' t lachend , hel geluid van ' n ontwaakt klokje , uit ' t ranke torentje van ' n dorpskerkje , zooeven nog rustig sluimerend in het droomerig wit besneeuwde landschap . Kerstavond !.... ' n Pijnlijke trek verdiept de zwaarmoedige uitdrukking die het nobele gelaat zoo eigen is . Hij denkt zich terug , vèr , vèr in het verleden en ziet zichzelf te midden gezicht en norschen toon totaal en zegt iets of wat guitig : Mieke , ik Jö«b ' n verrassing voor je meegebracht ; hier zijn twee arme zwervelingen , die wel niet om huis - vesting durven vragen , maar toch een goed maal niet zullen versmaden !" Wel zeker !" pruttelt Mieke zoo ongastvrij mogelijk , waarom niet een heele kosschool ! Uwes mot dan maar zien hoe u ' t onder je drieën verdeel , ik heb maar op één gerekend ." Kom ! kom ! je hebt toch nog wel wat kliekjes van gisteren en zeker brood en melk genoeg in huis . .. m'n gas - ten zijn niet veeleischend !" Brood en melk genogt !" bromt de oude gedienstige , en d'r is ook nog wel iets over , maar da's toch geen ... heere grut ! wat mot tat ? ... ? onder - breekt zij zichzelf , als ze eindelijk de schooierige beesten op de gangmat in ' t oog krijgt . Wel ! dat zijn nou m'n gasten ! Zie je nou wel dat je weer veel te vroeg misbaar maakte ?" Vort ! met die smerige beeste !,.. d'r uit !" en zij wil de deur openen om hen te verjagen . De verstandige hond ziet weer smee - kend omhoog en begint overredend te kwispelen , maar de kat staat hoog - gerugd , met dikke staart , blazend over - eind en meneer ' lacht om de koddige verontwaardiging van Mieke , die strijd - lustig en uitdagend de handen op de heup zet en met nijdig-glinsterende oogjes schimpt : Wou uwes mijn een poets bakke , of is ' t meenes van dat ongedierte ? Maar Mieke , ' t zijn immers mijn gasten zei ik al !' Ja ! ' k weet wel , uwes heb meer van die buitenissigheeën , " kijft ze terug , maar zóóies gaat mijn toch te ver ! As - tie beeste d'r in motte , gaat Mieke d'ruit !" Allo ! allo !" zegt hij vergoelijkend , ik sprak toch maar van ' n middag - maal maar jij wilt je teerhartigheid weer verbloemen I Je bent veel mede - lijdender dan ik en ik wed dat je in je hart al naar ' n middeltje zocht om die stakkers , die huisvesting noch eten hebben , ' n goed onderkomen te ver - schaffen ! Heb ik geen gelijk ? en heb jij ooit zulke lieve dieren gezien , die , met , hongerige maag , maar geduldig zitten wachten , tot ' t den menschen behaagt hun iets te geven ?" Mieke , in haar zwak getast , kijkt eenigszins verteederd naar de zwerve - lingen en zegt aanmoedigend tot het tweetal : Nou ! kom dan maar binne .... ' t eerste vuil is nou toch op de mat blijven zitte ...," en ze verdwijnt met de jgasten " in de keuken van het sous - terrain . Met vergenoegd voldanen blik en veerkrachtigen tred , vliegt de mede - lijdende gastheer de trappen op en opent met een ruk één der vele deuren op ' n ruim , vierkant portaal uitkomend , ' n Weldoende warmte stroomt hem tegen en knip-knap ! twee lichten der electrische kroon ontsteken zich en doet ' t zéér behaaglijk intérieur zich voor eener smaakvol gemeubelde kamer , die ' n onmiskenbaar artistiek cachet draagt . En we behoeven ook maar ' n blik te slaan op de gestalte die we gevolgd zijn , om overtuigd te wezen dat we ons hierin niet vergissen . Inderdaad , Franz Eppstein is^'n hoog - begaafd kunstenaar , wiens schilders - talent reeds grooten opgang heeft ge - maakt en die nu op 37-jarigen leeftijd zich verheugen mag in een goede faam , ' n aardig vermogen , ' n krachtig gestel en ' n schoone lichaams - gestalte . Men zou dus meenen dat niets hem meer te wenschen overbleef en tóch ... bestudeer de uitdrukking zijner fraaie blauwe oogen , de lijnen om den mooi - gevormden mond en ge zult overtuigd zijn dat een lang-gedragen , diep-inge - wortelde zielesmart hem kwelt en menig uur zijns levens versombert . Wat mag hem dan ontbreken ? Is wellicht een lieve vrouw , een aanminnig kindhem ontvallen ?.... Heeft hij mis - schien de liefde niet ontmoet en drukthem awaar de eenzaamheid ? Derde Blad . Voor een^net-onderhouden huis houdt hij stand , grijpt tastend in den diepen zak van zijn ruimen overjas , brengt een kleinen sleutel te voorschijn en opent de huisdeur . Binnentredend is z'n eerste werk ' t ómknipperen van ' n knop der electriöche geleiding ; zacht - getemperd , door tomaat-kleurige zij , werpt ' t licht ' n intiemen schijn door de breede vestibuul , met z'n marmeren vloer en zijwanden . Op ' t oogenblik dat de binnenge - komene de buitendeur wil sluiten , ziet hij de treurige hondenoogen aarzelend - smeekend op hem gericht en ' n licht geritsel , dat hem zijwaarts deed kijken , doet hem de groen-lichtende oogen der naderbij - sluipende kat ontwaren . Stakkers ! " zegt hij zacht voor zich heen , ik wou dat ik jullie huis - vesting kon schenken , maar dat zou ' t medelijden iets te ver gedreven zijn en wat zou de zindelijke Mieke wel zeggen van jullie besmeurde lijfjes 1 ' n Diner echter ,, ' n waar kerstdiner , dat zullen jullie hebben ! Kom binnen , loop niet weg , maar waag ' t niet ver - der te gaan dan de vloermat ! Ik waar - schuw jullie in je eigen belang !..." Alsof de dieren hem verstaan en zich zijn vertrouwen waardig willen maken , zoo eenparig-gedwee sluipen ze binnen en zetten zich broederlijk , afwachtend bijeen , op de ruige vloermat . Mieke !...." roept de heer des huizes , terwijl hij zich vlug ontdoet van jas en hoed , Mieke ! waar blijf je nou ? ...' Hij opent een deur tegenover hem en ' n dikke schommel , met verwonderd - - wrevelig gelaat , de handen nog na - vegende langs haar bonten boezelaar , komt hijgend eenige traptreden opstrom - pelen en zegt mopperend : Grut ! meneer , wat is uwes onge - duldig ! Ik was met me aarepele bezig en mos me hande toch eers wassche ! ..." I Meneer ," negeert haar oavriendelijk I onze igeren E " He . houders . [* tnigd zljig ate prtfzex ! Id Toor rnnderen it biedt dan bekende lEUS , r , i:chteld . o . 1 . Ime beloo - mg der n uit Tiel . S : * 7.87 , 10.03 06 . ALSEN M5.38 . ^ 1.54 , 5.51 , 7.40 , " eeetdagen . ag . ' am Waal . 25 Oct . 1920 . ationsplein ) amel . V . 8.50 , 1.20 , 4.40 , 7.50 , 9.25 , ', 1.46 , 4.50,8 ,- 5 .—, 8.10 , 9,45 ' 5,6.10 , 8.20 , 9.55 6.20 , 8.30,10.05 2,20 , 6.26 , 8.35 MO , * 2.25,*5.45 , . ■» 7.15 , * 10.25 , V . * 7.26 , * 10.85 , 0.50 , * 6.25 t * Njjmegeu . . 15 , * 6.46 V.*8,15,*11.80 , r . » 8.25 , * 11.4C , 20 , » 8.50 , * 12.r 6 , 7.27,8.57,12.12 , 9.05,12.20 , 3.05 ; 7.46,9.15,12.30 , '. 56 , 9.25 , 12.40 , 45 , L8.05 , 9.85 5.15 , 9.45 , 1 .-, L . « 7.15 , [ 8.30 ; hr . Feestdagen smarkt teDru ram ' g morgens irek op de tus bij benadering 3e geboorte ^ an Chri§lii $. Er zweven lichte reien Van Eng'len door den nacht , Die klaarder glansen spreien Dan zilv'ren sterrenpracht ; En langs de stille velden Weerklinkt hun schoone stem Om Jesus ' komst te melden In ' t kleine Bethlehem . De herders gaan zoo blijde Naar . Jesus ' kribbe heen , Zij zien vol medelijden Zijn kinderlijk geween : Maar , als ze nederknielen Lacht zacht het kindekijn , Dat wil van kleine zielen Zoo graag aanbeden zijn . En Jesus blikt weer teeder De lieve Moeder aan , Die buigt zich tot Hem neder En schreit zoo droeven traan : Hoe pijnigt het haar harte , Dat eens haar Kindje zoet In duldelooze smart Zoo gruwzaam lijden moet . , Pater J . v . W . o . p . DE WOIDERE OO&EI . Kerstvertelling door Subina Maria . ' t Is een dreinige , mieserige regen - namiddag in ' t einde der laatste maand van ' t jaar . Wrevelig zien de huizen elkander aan % i naar beneden in de straat , waar de zoele motregen en de triestige , neerdwarrelende grijze rook - sluiers een mistroostig drukkende sfeer scheppen , die de weinige voorbijgan - gers eenigszins schuw en haastig doet voortgaan , bij zichzelf denkend , dat ' t thuis nu toch heel wat aanlokke - lijker is . Evenzoo meent een druilige hond , van niet te bepalen ras , wiens lang - harige vacht jammerlijk doordrenkt is door ' n langdurig om-sluipen in den tragen regenval ; even zoo ' n magere , vaal - zwarte kat , die , gluipend , dicht langs de huizen schuift , speurend met dB groene oogen of niet ' n keldergat haar ergens beschutting biedt . Beter bedeeld met aardsche geneug - ten schijnt een heer , van circa 40 jaar , die met regelmatigen stap voorbijgaat en een geheime aantrekkingskracht uitoefent op den druiligen hond . Immers hij licht den kop op , iets als blijde verrassing tintelt in z'n hondenoogen en de nat-verregende pluimstaart be - gint even te kwispelen . Dan volgt hij den man op den voet . Het is een rijzige gestalte , met breede schouders , wiens houding beschaving , wiens kleeding welvaart teekent . Zijri gelaatstrekken , half verborgen als zij zijn door ' n breed geranden , diep - in-de-oogen-getrokken slappen hoed en de hoog - opstaande kraag , kunnen wij niet nauwkeurig onderscheiden , maar de lange , krullende haarlokken en de weiverzorgden baard , zijn van ' n fraaie , glanzend - bruine kleur en de lijnen van het gezicht edel en van weemoedige bekoring . ISèe JfsEiiSargaxM.jg . van ' n juichende kinderschaar en lieflijk-ernstige oudergezichten . Een prachtige kerstboom verheft zich hoog en breed in het ruime salon , ontelbare kaarsjes werpen ' n zachten , plechtigen schijn rondom en tooveren fantastische glansen op de kleurige versierselen , waarmede de donkergroene takken prijken . Half verscholen onder den Kerstboom staat een stalletje , os en ezel zijn al aanwezig , Maria en Jozef liggen ook reeds knielend neer , maar ' t kribje is nog ledig .... Daar ziet hij z'n moeder , de zachte jong-gestorven vrouw , met * t teerschoone gelaat en den rijkdom van bruine vlechten , aan de vleugelpiano plaats nemen ; wel - luidende accoorden weerklinken en dan heffen vele reine kinderstemmen en de diepe bariton zijns vaders heer - lijke liederen aan , vol van innige smeeking en trillend verlangen , vragend de komst - van den Zaligmaker , ' t lieve Jesuskind , dat kwam om ons te ver - lossen . En als ' t gezang verstomd is en de laatste klanken ijl verstorven zijn , vraagt ' n schel , hoog jongens - stemmetje : .. Moeke , komt nu vannacht de kleine Jezus in ' t kribje ?" Teedere moederhanden streelen de lange , bruine krullen van haar zesjarigen jongsten lieveling en twee zachte , grijze oogen schouwen ernstig in de groote blauwe kijkers , zoo vragend op haar gericht . Als Franz zoet gaat slapen ," klinkt ' n aandoenlijk - zwak stemgeluid , komt de lieve Jesus in ' t stalletje en mag je Hem morgen , bij ' t ontwaken ' n kusje gaan brengen . . .." Verschrikt vliegtEppstein overeind ... Drgom ik nu of heeft iemand die woorden gesproken ", zucht hij luid-op en ziet om zich heen . Maar ach , hoe duidelijk ook gehoord , de verbeelding speelt hem parten , want eenzaam zit hij aan den haard , ' t vuur dreigt uit te gaan , de sigaar is hem on vallen .. , Werktuigelijk wakkert hij den gloed wat aan en geeft nieuw voedsel aan de vlammen . Dan strijkt hij met pein - zend gebaar over de weelderige haren en droefstarend , met bevende lippen prevelt hij : Moeder , lieve moeder , hoe gelukkig had ik kunnen zijn ! ... Wéér ziet hij zich terug in lang ver - vlogen jaren , als kind ... als jonge - ling ... als man ... Een luide tik op de deur doet hem onzacht uit z'n mijmering ontwaken en omziende ontwaart hij Mieke , hijgend en blazend , in de deuromlijsting , de blozende Emma op den achtergrond en ' n groote langwerpig-vierkante kist tusschen hen in . Maar meneer ", zegt Mieke verstoord , is uwes doof geworre ? Wel drie maal heb ik geklop en nog komp ' r geen asem ! U is zeker in slaap gevalle , bij die warreme kachel ... ofschoon ... lekker brandt ie nie !..." Zorgelijk-beredderend morrelt de goeie schommel in den haard , onderwijl Eppstein in de hoogste verbazing naar ' t groote , platte gevaarte kijkt . Dan schuift hij één hand onder de kist , taxeerend het gewicht . Goeie hemel !' verwondert hij zich , waarom hebben jullie mij niet bene - den geroepen ?" Dat zei ik óók aP , lacht Emma , maar Mieke zei sebiet : da's ' n kerst - miskedoo , voor meneer en dat mot meneer op ze kamer hebbe ." Nou , en meneer weet wel , vervolgt ze guitig , dan is er geen prate meer an !" Dat weet meneer inderdaad en dus zegt hij schertsend : Nu kom jij toch achterop , Emma ; Mieke ' n levend present ... ik'n dood element ... Wat zal jouw verrassing wel zijn !' Ikke meneer ? O ! ik krijg mooi weer ! Kijk u maar ' s naar buiten ,.. de maan breek door ." En is ' t mannetje al zichtbaar ?" plaagt hij . Emma's rooskleurige wangen nemen ' n diepere tint aan , maar ad-rem ant - woord ze : Dat was nog zoo kwaad niet , want die kist is mooi dichtgespijkerd en j meneer z'n fijne vingers .... 1 Zullen ' m heusch wel lospeuteren i