Tekstweergave van DWB_1921-01-01_005
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
m0
.
y34
.
Ï^WS^^iH^WaWHSS
aEateriiaasr
1
«
Fanwaj-i
10:3
]..
13
©
DB
WAALBOD
wearin
opgenomen
„
OP
^.«^
^
Vf^EKKIBL^O
"
N"ieuws
-
en
^
advertentieblad
voor
TIEL
,
MAAS
en
WAAL
,
ISTeder
-
en
Over-Betuwe
,
Tieler
-
en
Sommelerwaard
.
Tweede
Blad
.
Doch
deze
knikt
slechts
van
ja
en
bereidt
zwijgend
een
kop
chocolade
,
die
ze
even
daarna
hem
met
een
kort
„
als
U
blieft
'
voorhoud
.
Bij
kleine
teugjes
slurpt
hij
het
warme
vocht
naar
binnen
en
het
leege
kopje
op
het
tafelblad
schuivenS
.
„
Hè
daar
knap
je
van
op
als
je
eenige
uren
in
een
kouden
trein
heb
doorgebracht
.
En
zich
dan
in
den
fauteuil
beha
-
gelqk
achterover
werpend
.
„
Qa
je
ook
nog
naar
de
nachtmis
Bet
'
?
„
Zeker
!'
is
het
eenigszins
veront
-
waardigde
antwoord
.
„
Kerstmis
heeft
voor
mij
alle
aan
-
trekkelijkheid
verloren
als
ik
de
nacht
-
inis
niet
heb
bijgewoond
.
Een
vluchtig
glimlachje
krult
zijn
dunne
lippen
bij
het
hooren
van
die
ongekunstelde
opwelling
van
geloofs
-
liefde
.
„
Nee
,
veranderd
is
ze
niet
in
die
jaren
zijner
afwezigheid
,
'
t
Is
nog
dezelfde
vrome
eenvoudige
vrouw
die
slechts
dan
de
liefde
voor
haar
geloof
uit
wanneer
het
noodig
is
.
Deze
heeft
het
glimlachje
opgemerkt
die
bij
het
uiten
van
haar
geloofsliefde
om
zijn
lippen
speelde
en
hierdoor
eenigszins
vrijmoediger
geworden
,
vraagt
ze
:
„
Gaat
u
ook
?
„
Och
dét
weet
ik
nog
niet
,"
klinkt
het
eenigszins
lucht
-
hartig
doch
de
teleurstelling
lezend
die
deze
woorden
op
haar
rimpelig
gezicht
teekenen
,
voegt
hij
er
snel
aan
toe
:
„
Maar
ik
denk
van
wel
.
Misschien
ga
ik
wel
met
je
mee
."
Thans
verheldert
een
glimlach
haar
gezicht
.
Hij
is
toch
nog
niet
zoo
slecht
als
men
hem
wel
heeft
afgeschilderd
.
Och
,
de
menschen
weten
zoo
gauw
je
den
kroon
van
het
hoofd
te
rukken
.
Hoe
gauw
is
het
niet
gezegd
als
meri
een
misstap
doet
:
„
Hij
bekommert
zich
niet
meer
om
zijn
geloof
.
Hij
verwaar
-
loost
zijn
plichten
die
hem
door
zijn
geloof
worden
opgelegd
."
Maar
toch
.,,
mijmert
ze
voort
:
„
Als
men
verkeering
heeft
jnet
een
wufte
mondaine
zangeres
,
zooals
Johan
,
is
men
al
een
aardig
eind
op
weg
zijn
geloof
te
verliezen
,
als
men
het
niet
reeds
heeft
ver
-
loren
."
Een
siddering
voert
door
haar
leden
bij
de
gedachten
hieraan
.
Dat
is
wel
het
ergste
.
Dat
is
wel
het
grootste
ongeluk
.
Dat
is
wel
het
laatste
waarin
men
kan
vallen
.
Zijn
geloof
en
de
eeuwige
zaligheid
prijs
-
geven
.
De
eenvoudige
vrouw
die
geen
kennis
gemaakt
heeft
met
de
verleiding
die
de
steden
hebben
voor
die
onschul
-
dige
jongelui
die
er
pas
inkomep
en
onbewust
het
grbote
gevaar
in
de
armen
loopen
en
hierdoor
ten
laatste
den
strijd
tegen
de
verleiding
opgeven
en
zich
door
die
golven
van
onge
-
rechtigheid
laten
overweldigen
,
laten
meesleuren
en
het
hoogste
,
het
dier
-
baarste
hiervoor
prijsgeven
,
hun
zalig
-
heid
,
kan
zich
er
-
geen
beeld
van
vormen
.
Zij
,
de
eenvoudige
vrouw
,
die
nooit
kennis
heeft
gemaakt
met
de
wufte
wereldsteden
en
de
verleiding
die
ze
met
zich
voeren
,
kan
het
zich
niet
indenken
dat
men
voor
een
korte
voldoening
prijs
geeft
alles
wat
het
Katholieke
geloof
in
zich
heeft
om
gelukkig
te
worden
.
Neen
,
zij
kan
er
met
haar
oud
hoofd
niet
bij
,
dat
velen
er
niet
aan
denke.n
,
dat
zij
bij
het
prijs
geven
van
hun
geloof
nooit
meer
dat
groote
geluk
kunnen
smaken
Jezus
in
de
H
.
Communie
te
ontvangen
.
Nooit
meer
in
de
H
.
Communie
voor
hem
hun
hart
kunnen
uitstorten
als
zij
verdriet
hebben
,
Zijn
onontbeerlijke
raad
vragen
bij
de
keus
huns
harten
,
Zijn
zegeningen
over
het
huwelijk
afsmeeken
.
En
angst
....
smartelijke
angst
kruipt
op
in
haar
borst
bij
de
gedachte
dat
Johan
tot
een
van
die
ongelukkigen
zou
behooren
die
de
groote
waarde
van
hun
geloof
niet
op
prijs
weten
te
stellen
,
niet
beseffen
hoe
groot
het
geluk
en
het
voorrecht
zijn
Jezus
in
de
H
.
Communie
te
mogen
ontvangen
.
En
toch
...
ze
moet
b^'na
gelooven
dat
Johan
tot
een
van
die
ongelukkigen
,
tot
een
van
die
dwazen
behoort
.
Vroeger
zou
het
nooit
in
hem
zijn
opgekomen
te
zeggen
:
„
Ik
weet
het
nog
niet
'
als
ze
hem
vroeg
:
„
Qa
je
ook
naar
de
nachtmis
."
Neen
,
toen
behoefde
ze
zelfs
niet
eens
die
vraag
te
stellen
,
want
dagen
van
te
voren
sprak
hij
er
reeds
over
.
En
de
angst
dat
die
verkeering
hem
zijn
geloof
zou
doen
hebben
verliezen
,
overwon
bij
haar
het
laatste
restje
schroom
en
als
h
^
haar
vraagt
wat
die
tranen
betee
-
kenen
welke
thans
bij
de
gedachte
aan
dit
alles
rijkelijk
over
haar
inge
-
vallen
wangen
vloeien
,
barst
ze
los
:
,,
Johan
is
het
waar
wat
de
menschen
hier
vertellen
over
het
slechte
zeden
-
looze
leven
dat
je
in
de
stad
leidt
.
Is
het
waar
dat
je
daar
met
slechte
vrien
-
den
en
vrieHdinnen
zwelgpartijen
houdt
die
heele
nacTiten
duren
.
Zijn
het
geen
leugens
die
men
van
je
vertelt
"
ging
ze
op
heeschen
toon
voort
,
„
dat
je
door
de
verkeering
met
dat
wufte
schepsel
,
je
eergevoel
,
je
onschuld
,
je
geloof
hebt
verloren
."
„
Bet
"!
Tot
nu
toe
had
hij
haar
zwijgend
aangehoord
:
doch
toen
de
vrouw
die
hij
liefhad
werd
vernoemd
sprong
hij
uit
zijn
stoel
op
en
schoten
zijn
oogen
vonken
.
Alle
zachtheid
was
thans
uit
hem
geweken
en
zijn
stem
bulderde
nu
woest
door
de
kamer
,
„^
et
"
!
klonk
het
nog
eens
.
„
Zwijg
over
Clara
.
Roer
dat
thema
nooit
meer
in
mijn
tegenwoordigheid
aan
.
Hoor
je
.
En
woest
schudde
hij
de
verschrikte
vrouw
door
elkaar
.
Doch
plotseling
voer
een
siddering
door
zijn
leden
.
Zijn
oogen
waren
blijven
rusten
op
een
der
vele
portretten
die
netjes
geordend
op
den
breeden
schoorsteen
-
mantel
stonden
.
Met
was
het
portret
zijner
moeder
.
Verwijt
stil
verwijt
lag
er
in
de
oogen
der
^
jong
gestorven
vrouw
die
thans
op
hem
schenen
neer
te
blikken
.
Zijn
armen
vielen
slap
langs
zijn
lichaam
en
zich
voor
de
oude
vrouw
op
de
knieën
werpend
KERSTVREDl
.
ë
door
J
.
J
.
Th
.
BIJKERK
.
Kerstmis
,
het
feest
des
vredes
,
is
weer
in
het
verschiet
.
Nog
eenige
uren
en
de
kerkklokken
zullen
de
nachte
-
lijke
stille
verbreken
en
in
blijden
jubeltoon
den
menschen
verkondigen
,
dat
de
Zoon
der
menschen
,
de
Vrede
-
vorst
is
geboren
.
'
t
Is
buiten
vinnig
koud
.
In
gesta
-
digen
gang
dwarrelt
een
heirleger
sneeuwvlokken
door
het
luchtruim
en
bedekt
de
aarde
met
een
wit
smette
-
loos
kleed
.
Binnen
brandt
de
kachel
lustig
en
verspreidt
een
aangename
warmte
door
de
kamer
.
Behagelijk
achterover
geleund
in
een
fauteuil
,
die
dicht
bij
het
haardvuur
is
geschoven
,
zit
de
oude
huishoudster
van
Dokter
Duijnstede
te
dommelen
Midden
onder
het
gebed
is
ze
door
de
warmte
overmand
,
ingedommeld
.
Dé
dorre
gerimpelde
handen
heeft
ze
nog
gevouwen
en
het
kerkboek
is
geopend
van
haar
schoot
gegleden
.
Plotseling
doet
een
forsche
ruk
aan
de
schel
haar
uit
haar
dommeling
wakker
schrikken
.
„
Wie
kan
dat
wezen
?"
mompelt
ze
,
terwijl
ze
zich
slaperig
uit
haar
gemakkelijk
hoekje
opricht
.
„
De
dokter
kan
het
niet
zijn
,
die
zou
tot
de
nacht
-
mis
begint
,
bij
juffrouw
Marie
blijven
.
Enfijn
we
zullen
zien
."
Een
huivering
voert
door
haar
leden
als
ze
van
de
warme
kamer
in
de
kende
corridor
komt
.-
Bibberend
trekt
ze
de
zware
voordeur
open
.
Door
het
dicht
gordijn
van
sneeuwvlokken
ziet
ze
maar
vaag
de
gestalte
van
den
laten
bezoeker
.
En
hij
staat
reeds
in
de
corridor
als
ze
hem
pas
goed
kan
opnemen
onder
het
licht
der
eiectrische
hanglamp
.
Verschrikt
wijkt
ze
dan
een
stap
achterwaarts
.
„
Goc
beware
me
!"
zegt
ze
met
verschrikte
stem
.
,,
Bent
u
het
,
Johan
?'
„
Dag
Bet
,'
klinkt
het
eenigszins
aarzelend
van
zijn
lippen
en
dan
met
gejaagde
stem
:
„
Is
pa
er
niet
?'
„
Neen
,
die
is
bij
juffrouw
Marie
,"
„
God
dank
!'
ontsnapt
het
aan
zijn
borst
en
luid
;
„
Dan
kom
ik
even
binnen
.'
Verbluft
over
de
plotselinge
ver
-
schijning
van
den
jongeman
,
die
jaren
het
onderhuis
heeft
gemeden
,
kan
ze
hierop
geen
woord
uitbrengen
.
Het
pletseling
wederzien
heeft
haar
tong
verlamd
.
Zwijgend
neemt
ze
zijn
jas
en
hoed
aan
,
slaat
van
de
eerste
zorg
-
vuldig
de
sneeuw
en
hangt
beiden
op
het
oude
plaatsje
aan
den
kapstok
.
Als
ze
weer
binnen
komt
heeft
Johan
reeds
haar
plaatsje
bij
den
haard
inge
-
nomen
en
bladert
in
het
kerkboek
dat
hij
van
den
vloer
heeft
opgeraapt
.
„
Dat
is
al
oud
,
hè.Bet
,"
zegt
hij
,
een
poging
doende
om
haar
aan
het
spreken
te
krijgen
.
ILLITOI
.
met
üijn
kroonlijsteri
,
daken
,
spitszuilen
en
^
waterspuwers
.
Ea
dat
werk
prentte
ik
in
mijn
geheugen
,
en
'
a
nachts
droomde
ik
er
van
,
en
zag
ik
den
dom
voor
mij
,
in
al
zijn
pracht
en
heerlijkheid
voltooid
.
Zoo
dacht
ik
als
knaap
,
als
leerling
,
ais
gezel
,
zoo
ook
wilde
ik
eenmaal
als
meester
denken
.
Ik
h&b
naar
eer
gestreefd
,
maar
die
eer
was
dit
godshuis
,
de
glorie
des
Heeren
.
Daarom
greep
ik
de
gelegenheid
aan
om
voor
me
zelven
het
ontwerp
des
ouden
meesters
na
te
teekenen
,
teneinde
in
diens
geest
ia
bouwen
.
Ik
heb
verkeerd
gedaan
,
atraf
mij
daarvoor
;
maar
mijn
grootste
straf
is
wel
de
smet
op
mijn
naam
geworpen
.
Na
is
de
beitel
voor
mij
onnut
geworden
,
een
ander
moge
dien
voeren
en
de
kruisroos
houwen
,
die
ik
mij
had
voorgesteld
te
beitelen
voor
de
torenspits
.
Wie
deze
nachtelijke
euvel
-
daad
heeft
verricht
,
weet
ik
niet
;
nog
eenmaal
betuig
ik
dat
.
Maar
deed
hij
'
t
iwij
ten
nadeele
,
ik
zal
daarom
niet
op
hem
toornen
.
Wat
mij
betreft
moge
hij
voordeel
genieten
van
zijn
booze
daad
.
Geliefde
meesters
en
gezellen
I
Wie
naar
trouwe
eerlijk
street
,
zelden
ondergang
j
beleeft
."
1
Zóó
«
prftk
de
jonge
man
en
zijn
geUat
straalde
.
In
de
ioods
was
'
t
zoo
stil
als
in
een
kerk
,
De
oude
meester
Klaas
gaf
nu
een
teeken
om
Koenraad
naar
buiten
te
brengen
,
opdat
het
vonnis
zou
worden
geveld
,
'
t
Duurde
wel
een
kwartier
voor
hij
weer
werd
binnengelaten
.
Met
tranen
in
de
oogen
sprak
toen
de
onde
meester
tot
hem
:
„
Koenraad
Kuen
zal
,
tot
tijd
en
wijle
er
een
verder
onderzoek
zal
hebben
plaats
gehad
,
aan
den
burggraaf
op
den
Bayenpoort
als
gevangene
worden
overgeleverd
.
Zoo
luidt
naar
steenhouwers
-
recht
en
plicht
de
voorloopige
uitspraak
der
meestere
en
gezellen
van
'
t
gilde
.*
Daarmee
was
de
rechtszitting
gtëin
-
digd
.
Vele
meestera
verlieten
treurig
gestemd
de
loods
,
en
menigeen
vermoedde
,
dat
er
booze
toeleg
in
'
t
spel
was
.
Tot
deze
laatsten
behoorde
ook
de
oude
meester
Veit
,
daarom
fluisterde
hij
in
'
t
voorbijgaan
den
jongen
man
toe
:
„
Door
God
wordt
niet
met
eer
gekroond
,
Die
trouw
met
ontrouw
heeft
beloond
."
In
het
huis
echter
van
den
ouden
dom
-
bouwmeester
hserschte
de
meeste
treurigheid
.
Meester
Klaas
was
verdrietig
gestemd
,
en
gaf
zelfs
zijn
eenig
kind
,
de
lieve
Agnei
,
niettegenataande
al
hare
opgeruimdheid
,
blechta
korte
,
afgebroken
antwoorden
,
en
door
haar
naar
de
reden
daarvan
gevraagd
,
zweeg
hij
heelemaal
.
Koenraad
zat
eenzaam
boven
in
den
Bayentoren
en
zijne
afgematte
oogen
zweefden
in
droomerig
gepeins
over
den
schoonen
Rijn
en
het
Zevengebergte
in
'
t
versehiet
.
De
zon
ging
even
glansrijk
onder
ala
ze
dien
morgen
was
opgegaan
,
VIL
■
Geheim.e
boodschap
.
Dat
moeaten
wel
vroolijke
kerels
zijn
,
die
daarginds
in
den
laten
avond
nog
op
den
Rijn
voeren
.
Ze
atuurden
,
—
'
t
was
aan
het
licht
van
hun
lantaarn
,
dat
dan
hier
,
dan
ginda
zijn
schijnsel
wierp
,
duidelijk
te
bespeuren
;
—
hun
scheepje
in
grillige
richtingen
heen
en
weer
.
Daarbij
zongen
ze
de
dolste
liedjes
en
naderden
*
soms
dieht
tot
aan
den
Bayen
-
toren
,
ala
hadden
ze
'
t
plan
om
de
soldaten
,
-
-
die
daar
boven
op
dien
toren
de
wacht
hielden
,
en
in
geval
van
onraad
'
t
signaal
op
hun
hoorn
moeaten
blazen
,
te
tergen
.
„
Daar
heb
je
alweer
die
dnivelache
kerels
,
die
ons
'
s
avonds
al
meermalen
Toor
den
gek
kebben
gehouden
,"
zei
een
|
De
steeoliouiifer
m
Keulen
.
Vrij
nsar
P
.
J
.
B
.
DIEHL
,
S
.
J
.
13
)
Toen
stond
de
oude
bouwmeaster
op
.
„
Koanraad
Kuen
,"
eprak
hij
op
ernatigeD
toon
,
„
spraak
openhartig
aaar
waarheid
;
hebt
gij
het
plan
vsn
den
dom
geroofd
1
"
„
Nean
,"
antwoordde
Koenraad
.
Zijne
oogen
schoten
lichtstralen
,
toen
hij
dit
woord
sprak
;
en
fier
,
zich
zijner
onschuld
bewust
,
keek
hij
den
kring
der
mannen
rond
:
„
Eer
liet
ik
mij
van
de
tinne
des
doms
afwerpen
,
dan
zoo'n
euTeldaad
te
bedrijven
.
Eerbiedwaardige
meester
,
toen
we
nog
onlangs
vroolijk
gestemd
bijeea
-
zaten
,
toen
zeidet
ge
,
wij
moetan
bouwen
naar
het
plan
zoo
vol
regelmaat
,
gelijk
de
oude
meesters
ons
dat
hadden
over
-
geleverd
,
Qe
spr*akt
mij
uit
het
hart
.
Van
kindabeoQ
af
heb
ik
dit
werk
lief
-
gehad
.
Toen
mijn
vader
—
Goddank
dat
hij
de
schande
van
zijn
soon
niet
beeft
beleefd
—
m.6
in
de
werkplaats
opnam
,
zat
ik
dikwijls
uren
laog
buiten
en
beschouwde
de
wondervoUe
vormen
van
den
bouw
,
mat
al
«
ijn
opg«»ad
werk
,
{
barste
hij
in
hartstochtelijk
snikken
los
.
I^De
reactie
was
gekomen
.
Zijn
hoofd
in
de
schoot
der
oude
vrouw
verber
-
gend
snikte
bij
het
uit
het
wilde
harts
-
tochtelijke
leed
dat
weken
lang
zijn
hart
verteerde
,
dat
hem
weken
lang
het
leven
in
de
Hofstad
tot
een
hel
had
gemaakt
.
;„
Bet
"!
snikte
hij
,
ver
-
geef
mijn
woest
uitvallen
,
want
jij
kunt
het
niet
helpen
dat
ik
vijf
jaar
een
speeltuig
ben
geweest
in
de
han
-
den
van
het
meisje
voor
wie
ik
den
vadervloek
trotseerde
en
zijn
goeden
naam
door
het
,
slijk
smeurde
.
Neen
jij
kunt
het
niet
helpen
dat
ze
mij
trots
dit
alles
trouwloos
heeft
verlaten
,
toen
ik
diep
genoeg
was
gezonken
in
den
poel
van
ongerechtigheid
.
Want
het
is
waar
Bet
gilde
hij
in
wilde
vertwijfe
-
ling
,
terwijl
hij
zich
als
een
waanzin
-
nige
tegen
zijn
voorhoofd
beukte
,
wat
de
menschen
hebben
verteld
.
Het
is
zelfs
nog
erger
.
Een
bandeloos
,
een
zedenloos
leven
heb
ik
geleid
,
terwille
van
haar
.
Om
Qod
of
kerk
heb
ik
mq
de
laatste
jaren
niet
bekreund
.
Zoo
diep
ben
ik
zelfs
gezonken
dat
ik
met
m
H
geloof
den
spot
dreef
in
gezel
-
schappen
,
'
tverwenschte
,
mij
schaamde
dat
ik
was
geboren
uit
een
Katholiek
huwelijk
.
„
God
,
mijn
Qod
,
kreunde
hij
,
wat
straft
ge
me
zwaar
voor
dat
bande
-
looze
,
zedenlooze
leven
.
Doch
ik
heb
het
verdiend
gilde
hij
,
dat
ik
thans
nergens
rust
meer
vind
.
Ik
heb
het
verdiend
dat
mijn
hart
door
gewetens
-
wroeging
wordt
verscheurd
.
Ik
heb
het
ten
volle
verdiend
dat
mijn
hart
thans
wordt
verteerd
door
een
onuitblusch
-
baar
vuur
.
Ik
heb
dubbel
en
dwars
den
vadervloek
verdiend
,
want
zijn
goeden
naam
heb
ik
door
het
slijk
gesleurd
.
Wee
mij
!
wee
mijn
arme
ziel
die
verloren
is
gegaan
,
verstikt
in
die
poel
van
ongerechtigheid
.
Stil
johan
,
zoo
mag
je
niet
spreken
.
Alles
kan
weer
goed
worden
,
onderbrak
ze
hem
met
zachte
,
vol
liefde
trillende
stem
,
„
Hoor
!'
vervolgde
ze
.
De
klokken
luiden
en
roepen
ons
ter
nachtmis
,
roepen
ons
om
de
geboorte
te
vieren
van
Hem
,
wiens
liefde
oneindig
is
en
bij
wien
een
boetvaardige
zondaar
nog
genade
kan
bekomen
,
hoe
groot
en
menigvuldig
ook
zijn
zonden
zijn
ge
-
weest
.
Sta
op
,
Johan
.
Laat
de
klokken
niet
vergeefs
roepen
,
maar-gaat
met
mi
]
mee
Christus
'
geboorte
vieren
,
dan
zal
de
Kerstvreie
ook
in
jouw
hart
nederdalen
,
dan
zult
ook
gij
getroffen
worden
door
Gods
oneindige
liefde
.
Geestdriftig
had
ze
gesproken
,
over
-
tuigd
,
dat
Gods
genade
ook
hem
zou
treffen
.
Nog
eens
klonk
het
dringend
van
haar
lippen
:
„
Kom
!
ga
mee
."
Willoos
stond
hij
op
en
kleedde
zich
aan
.
De
reactie
had
zijn
verzet
gebroken
en
wat
hij
jaren
niet
meer
had
gedaan
deed
hij
thans
weer
.
Hij
gitlg
een
Godshuis
bezoeken
,
dat
door
hem
met
zooveel
smaad
was
over
-
laden
.
Willoos
volgde
hij
het
kleine
vrouwtje
,
dat
dapper
voortstapte
in
dea
nog
steeds
neervallenden
sneeuw,.die
zich
al
maar
hooger
ophoopte
en
alles
bedekte
met
een
wit
,
rein
kleed
.
In
het
kerkportaal
gekomen
aarzelde
hij
nog
.
Was
het
niet
dwaas
van
hem
ge
-
weest
,
toe
te
geven
aan
de
oude
vrouw
.
Peinzend
stond
hij
onder
aan
de
trap
die
voerde
naar
het
zangerskoor
.
Hoe
vaak
had
hij
in
de
jaren
zijner
jeugd
die
trap
beklommen
met
de
blijde
ge
-
dachte
,
straks
Gods
lof
te
mogen
uit
-
jubelen
over
de
menigte
beneden
hem
,
die
,
wanneer
hij
zijn
stem
verhief
even
opzagen
.
Dan
gleed
er
een
glans
van
genoegen
over
het
gelaat
van
zijn
vader
;
die
trots
ging
op
het
talent
dat
God
zijn
kind
had
geschonken
.
Een
glimlach
van
misprijzen
gleed
er
bij
de
gedachte
aan
dit
alles
over
zijn
gelaat
.
Was
zijn
vader
nooit
t
e
trots
ch
geweest
?
Machtige
orgeltonen
drongen
tot
hem
door
en
rukten
hem
uit
zijn
over
-
peinzingen
wakker
.
H
'^
hoerde
de
klank
van
den
gong,..:De
Hoogmis
ging
beginnen
.
1
Zijn
aarzeling
was
overwonnen
.
Met
vluggen
veerkrachtigen
tred
besteeg
hij
de
met
ijzer
beslagen
wenteltrap
,
en
zocht
een
hoekje
op
,
waar
hij
on
-
gestoord
de
geloovigen
kon
opnemen
op
wier
hoofden
hij
neerblikte
.
Plot
-
seling
voer
een
siddering
door
zijn
leden
.
Hij
richtte
zich
op
en
zijn
sid
-
derende
handen
zochten
»
een
steun
;
In
een
der
eerste
banken
had
hij
zijn
vader
ontdekt
.
Het
grijze
hoofd
diep
gebogen
dat
bestraald
werd
door
een
der
vele
eiectrische
lampen
,
lag
hij
in
gebed
verzonken
,
biddend
voor
den
afgedwaalden
zoon
dien
hij
ver
van
hier
waande
en
toch
zoo
dicht
in
zijn
nabijheid
was
.
„
Vader
'
!
murmelden
zijn
lippen
.
Gebroken
door
smart
en
zielsfoltering
viel
hij
in
zijn
hoekje
terug
,
bedekte
het
gelaat
met
de
handen
en
barstte
in
een
zacht
snikken
los
.
Thans
voelde
hij
ten
volle
hoe
diep
hij
zijn
vader
had
gegriefd
,
hoeveel
naamloos
leed
hij
hem
had
doen
lijden
.
Thans
dacht
hij
niet
meer
aan
verzet
tegen
den
drang
tot
een
beter
leven
.
Neen
thans
boezemde
het
leven
dat
achter
hem
lag
hem
schrik
in
en
dacht
hij
vol
ontzetting
aan
de
eeuwig
-
heid
.
De
Hoogmis
was
geëindigd
.
Zacht
zette
het
orgel
een
kerstlied
in
.
Johan
schrok
wakker
uit
zijn
droeve
overpeinzingen
en
luisterde
met
inge
-:
.
houden
adem
:
trillend
over
zijn
ge
-
heele
lichaam'naar
het
voorspel
.
Dat
dat
voorspel
,
zou
^^^
neen
hij
vergiste
zich
niet
,
het
was
het
voorspel
van
het
oude
Kerstliedje
dat
hij
in
zijn
jeugd
altijd
uitjubelde
,
het
Kerstlied
dat
zijn
moe
^
der
hem
had
geleerd
toen
hq
nog
rein
en
onschuldig
was
,
Machtige
ontroering
greep
hem
aan,
-
en
het
verlangen
dat
Kerstlied
nog
eenmaal
te
zingen
beheerschte
^
'
hem
thans
geheel
.
Uit
zijn
hoekje
opsprin
-
gend
duwde
hij
den
voorzanger
ter
-
zijde
en
zijn
handen
krampachtig
om
der
schildwachten
tot
zijn
metgezel
.
„
Och
wat
,
gun
ze
toch
die
pret
,
V»len
-
tijn
,"
gaf
de
ander
ten
antwoord
;
„
maar
ik
zou
haaat
denken
,
dat
ook
jij
veel
liever
bij
hen
in
,'
t
bootje
zoudt
willen
zitten
dan
hier
boven
op
wacht
staan
*"
„
Loop
heen
met
je
kwade
vermoedens
,"
zei
Valentijn
,
„
jij
zoudt
ook
liever
in
„*
t
Anker
*^
zitten
dan
hier
op
de
tinne
.
Maar
houd
nu
je
mond
,
opdat
we
goed
kunnen
hooren
,
wat
die
kerels
daar
beneden
Bin
gen
."
De
achild
wachten
bogen
zich
over
den
rand
van
den
muur
en
luiaterden
.
Juistvoer
het
bootje
weer
dicht
langs
den
toren
.
,
5
„
Een
herberg
staat
er
aan
den
Rijn^f
'
Daar
schenkt
men
bier
en
goeden
wijij
,?
Komt
knechten
,
laat
je
hoorn
in
rust
,
Wanneer
je
een
lekker
glaasje
lust
—"
zong
een
der
visschera
.
De
knechten
werden
wrevelig
,
maar
moesten
toch
dadelijk
daarna
weer
hartelijk
lachen
.
De
andere
visscher
zong
:
.
„
Voor
gek
te
spelen
is
mijn
manier
,
'
k
Wil
ook
niet
hooger
stijgen
,
Ik
drink
veel
liever
wijn
dan
bier
Die
gekken
kaa
je
meet
krijgen
.