Tekstweergave van DWB_1923-01-06_001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No
.
94=S
.
Zaterdag
6
Januari
19Q3
15e
«
Taargang
.
DB
^
W^AALBODE
wa^a^i-in
opgenomen
„
OP^S
^►
VJS;E1K:BLA.I
>'
ISTieui^v-s
-
en
Advertentieblad
voor
TTTHTi
,
MAAS
en
WAAL
,
]
N^eder
-
en
Over-Betuwe
,
Tieler
-
en
Bommelerwaard
.
»♦»
Tweede
Blad
.
DE
ZORGE
VAN
DEN
ZWARTEN
KONING
.
I
.
Zij
kwamen
van
landen
,
wijd
en
ver
,
Drie
Koningen
,
schitt'rend
van
state
,
Die
hadden
,
geleid
door
een
vreemde
ster
,
Hun
rijke
Paleizen
verlaten
.
Die
waren
zoo
williglijk
opgestaan
,
En
gingen
den
Koning
ontmoeten
—
Wiens
Licht
voor
hun
oogen
was
opgegaan
—
Met
al
zoo
deemoedige
groeten
.
Maar
onder
die
drieën
uit
Oostersche
wijk
,
Die
hadden
de
ster
zich
bevolen
.
Daar
was
ook
een
Koning
van
Moorenrijk
,
Die
zag
vast
zoo
zwart
als
een
kole
.
Die
was
er
zoo
droevig
en
stil
van
gemoed
Wanneer
hem
op
blijder
wijze
Die
anderen
spraken
van
'
t
Kiadeken
zoet
:
Het
doel
en
het
looH
hunner
reize
.
Toen
zeiden
die
beiden
:
„
O
Koning
zoo
stout
,
„
Wat
peinst
gij
in
pijn
en
in
zorge
:
,
Ai
I
heeft
u
de
reize
misschien
reeds
berouwd
,
„
Die
duurt
al
zoo
menigen
morgen
?
„
Kom
wil
toch
niet
langer
in
treure
zijn
,
„
Ai
wees
er
niet
somber
van
ziele
:
„
Straks
zullen
we
voor
de
voetekes
klein
„
Van
'
t
liefelijkst
Koningsken
knielen
!"
Toen
loech
er
die
Koning
van
Moorenland
En
veinsde
zich
vroolijk
van
zinnen
:
Och
wie
die
zich
nooit
tot
een
lach
heeft
vermand
Van
vreugde
,
met
pijnen
van
binnen
?
II
-
En
eindMijk
begroetten
,
in
blijdschap
zoo
groot
,
Drie
Koningen
,
schitt'rend
van
state
.
Het
Koningsken
,
dat
voor
ellenden
en
dood
Zqn
hemelsch
Paleis
had
verlaten
.
Maar
als
«
r
die
beidea
,
wier
kleure
was
blank
Zich
dicht
over
Jesuken
bogen
,
Daar
talmde
die
zwarte
Koning
zoo
langk
En
tranen
,
dia
vulden
zijn
oegen
.
,
Och
—
zei
hij
—
och
,
dat
ik
niet
naderen
kan
„
Dat
Kindeken
zoo
van
nabije
,
„
Dat
heeft
er
wel
angst
van
zoo
zwarten
man
„
En
zal
er
van
vreeze
gaan
schreien
".
Toen
bleef
hij
van
verre
,
zoo
droef
van
gemoed
,
En
liet
er
niet
af
van
te
klagen
:
„
Och
mocht
ik
,
och
mocht
ik
,
o
Koningsken
zoet
,
„
U
toch
op
mijn
armen
eens
dragen
!
„
En
mocht
dan
mijn
ziel
niet
in
treure
zqH
„
Al
had
ik
uw
ster
ook
vernomen
?.....
„
Och
Kindjen
!
och
Kindjen
I
wat
doet
ge
ml
|
pijn
1
„'
kWaar
beter
maar
nimmer
gekomen
!"
III
.
En
Jesuken
strekte
zijn
handjes
uit
,
Zijn
vingerkens
wezen
in
'
t
wi^de
,
Dat
heeft
er
den
anderen
eind'lp
beduid
Disn
zwarten
man
nader
te
leiden
.
Toen
sprak
er
die
Koning
dat
Kindeken
aan
,
Een
lachjen
al
om
z^nen
monde
:
„
En
zult
ge
zoo
bange
niet
schreien
gaan
„
O
Kindeken
,
blank
en
de
blonde
?"
Dan
heeft
hij
het
zieh
in
d'armen
gevleid
.
Die
Koning
van
Moorenlande
,
En
'
t
Kindeken
heeft
er
de
kandjes
geleid
Zoo
wit
in
zijn
koolzwarte
handen
.
Want
Jesus
en
is
er
nooit
bange
geweest
Voor
die
Mem
oprechtelijk
minnen
:
Hq
ziet
naar
geen
blankheid
van
buiten
het
meest
,
H
^
ziet
naar
de
blankheid
van
binnen
.
JOS
.
VAN
WELY
,
O
.
P
.
St
.
Domibieuë>Pai-ociiie
te
ïiel
.
ZOiK
II
AG
7
Jatmari
1923
.
Eersie
Zoudag
uk
Driekouingeu
.
Feeat
-
(
ing
van
de
H
.
Familie
,
Jataei
,
Maria
tiQ
Joseph
,
m
vollen
aflaat
vuor
de
Brotiderachap
yau
den
R
,
SozeukïauB
.
De
H.fl
.
Missen
om
6
,
8
en
10
uur
.
Jiwart
voor
12
cateeiiisBias
.
Des
avsudg
om
6
aar
Lof
,
Eosoniioëdje
en
Pioesesie
,
DlüHSDAG-aTond
om
7
aar
Lof
ter
eeie
van
den
H
.
Yadar
Dominieas
.
WOfiSSÜAG-avond
omj,7
aur
Lot
ter
eere
v&u
dn
H
.
Barbara
.
^,^
ZAI£RDAti
-
avond
om
7
aar
Laf
ïÉer
eere
van
de
R
,
Maagd
Maria
.
ZONDAGS
na
het
Lof
beataat
er
gelegenheid
om
ingeschreven
te
worde
&
in
de
Altaarwacht
.
Maandag
na
schooltijd
biechthooren
voor
de
2de
kita
van
alle
scholen
,
Dins
-
dagmorgen
om
half
8
gesamenlijke
B
..
Gommaiiie
.
A.s
.
Zaterdag
biechthooren
voor
de
meisjaa
dar
U
,
L
.
O.-klasaen
en
van
hei
Yervolgonderwija
.
Miaaan
wij
ting
Driekoningen
pag
92
.
Agenda's
l/ergaderingeit
.
St
.
J
oB
eph-bibliot
heek
geopend
Zondagg
van
12
—
1
aar
,
Ü.K
.
Jengenspatronaat
.
Zon
-
dag
gewone
bijeenkomst
na
hét
Lof
.
U.K
..
Leeabibliotheek
„
Utile
Dal
ei
"
lederen
werkdag
geopend
.
Zon
-
dags
gesloten
.
R
.
K
.
Spaarkas
St
.
Joseph
.
Zitting
van
12
tot
1
aar
,
DEIERONIISGEN
.
Op
vele
kerkelijke
feesten
hadden
onze
voorouders
gebruiken
,
die
hun
de
geheimen
van
het
feest
herinner
-
den
.
Vele
dezer
gebruiken
zijn
weg
-
gestorven
,
soms
treft
men
er
hier
en
daar
nog
eenige
aan
.
Wij
laten
het
Driekoningenfeest
verhalen
door
iemand
die
het
meermalen
in
zijne
jeugd
mee
-
maakte
,
een
feest
,
waarmede
de
Prins
van
Oranje
zich
zelfs
vermaakte
op
het
hof
te
'
s-Gravenhage
.
Het
was
een
heerlijk
familiefeest
in
de
ouderlijke
woning
.
Dien
dag
werd
onze
groote
tafel
nog
verlengd
,
want
vader
verzocht
bloedverwanten
en
vrien
-
den
.
Dee
morgens
vroeg
bracht
reeds
de
bakker
,
die
van
vader
op
zoon
aan
de
familie
leverde
,
een
koek
ten
ge
-
schenke
,
groot
en
rond'als
een
ridder
-
schild
uit
de
middeleeuwen
.
Daarin
werd
een
boon
gebakken
en
wie
haar
trof
was
koning
.
Misschien
zeide
de
bakker
wel
in
stilte
aan
den
gastheer
,
waar
de
boon
verstoken
lag
;
maar
niemand
onzer
wist
het
.
Mijnheer
pastoor
werd
op
het
feest
uitgenoodigd
en
sprak
,
als
allen
aan
tafel
waren
aangezeten
,
zijn
zegen
over
de
spijzen
uit
.
Onze
oudste
zuster
zat
r
OUDE
HERINNERING
.
Ik
gloot
da
taindear
en
ging
lang
-
saam
de
dorpstraat
in
,
Deien
weg
had
ik
xoo
dikwijls
afgelegd
,
want
ik
waa
altijd
mijn
moeder
behalpsaam
geweest
bij
het
beioeken
der
armen
,
Ik
gevoelde
een
verlangen
in
mij
,
een
van
diemin
-
bedaelden
te
sien
,
die
mij
steeds
zoo
vriendelijk
groeten
,
en
de
zegeningen
te
hooren
,
welke
over
mijne
overleden
moeder
werden
uitgesproken
.
Ik
kwam
de
aehool
voorbij
,
waar
hat
luidruchtig
spel
ophield
,
toen
men
mij
in
de
roaw
-
kleederen
zag
voorbijgaan
.
Dicht
bij
da
speelplaats
stond
een
armoedige
,
met
stroo
gedekte
hut
;
ik
ging
binnen
,
want
daar
woonde
een
arme
,
zieke
man
,
wiens
lijden
mij
zeer
aan
het
hart
gincr
.
Hij
zat
alleen
bij
het
vaar
.
Hij
wendde
zich
om
,
en
een
verheagden
>
blik
scheen
in
zijn
oogen
.
—
O
,
miss
Esther
,
ik
dacht
juist
aan
a
.
Wilt
u
niet
naderbij
komen
en
plaata
nemen
?
Hij
traektta
lich
van
lijn
stoel
op
tegenover
vader
,
want
onze
dierbare
moeder
was
tot
den
goeden
God
opge
-
roepen
en
vierde
reeds
eenige
jaren
alle
feesten
in
den
Hemel
.
Ik
herinner
mij
nog
goed
,
hoe
wq
meenden
,
dat
het
eerste
en
tweede
gerecht
dien
dag
bijzoHder
lang
duurde
.
Ons
ongeduld
verlangde
naar
het
des
-
sert
,
want
dan
kwam
de
koek
.
Eindel^k
bracht
men
den
onover
-
zienbaren
koek
op
tafel
en
onze
oudste
zuster
vroeg
dan
den
ouden
pastoor
,
om
het
deel
voor
de
armen
aan
te
wijzen
en
verzocht
hen
goed
te
be
-
denken
.
Dit
deel
werd
op
zij
gelegd
en
als
de
boon
bij
toeval
in
geen
der
porties
,
door
den
jongste
onzer
in
een
witten
linnen
doek
naar
ieder
heen
-
gebracht
,
gevonden
werd
,
dan
moest
men
,
om
het
recht
te
hebben
haar
in
het
deel
der
armen
te
zoeken
,
dit
van
den
pastoor
terugkoopen
door
een
aal
-
moes
voor
de
zieken
of
behoeftigen
der
parochie
.
Als
eindelijk
de
boon
gevonden
was
en
een
onzer
ze
,
door
het
lot
gewon
-
nen
,
trotsch
op
zijn
geluk
aan
ons
vertoonde
,
dan
ging
een
storm
van
toejuichingen
op
en
ieder
groette
den
nieuwen
koning
.
En
viel
die
lichte
kroon
der
koningsboon
aan
een
der
kinderen
ten
deel
,
dan
steeg
de
on
-
schuldige
vreugde
nog
hooger
bij
de
kreten
:
„
Leve
de
koning
."
Dan
moest
de
jonge
koning
een
koningin
kiezen
,
om
met
haar
het
be
-
stuur
te
deelen
of
was
reeds
de
konin
-
gin
uitgeroepen
,
dan
koos
deze
zich
een
koning
.
Ook
werd
een
koninklijke
schenker
benoemd
.
Aan
hem
werd
de
taak
opgedragen
,
om
den
beker
des
konings
en
der
koningin
te
vullen
en
als
hunne
majesteiten
dan
dronken
,
dan
klonk
het
door
de
feestzaal
en
weergalmde
langs
de
muren
:
de
koning
drinkt
!
de
koningin
drinkt
1
In
Schotland
verborg
men
in
den
koningskoek
in
plaats
van
een
boon
,
een
korrel
myrrhe
of
wierook
of
een
goudstuk
.
In
Normandië
draagt
degene
,
die
het
jongste
der
kinderen
geleidt
als
dit
de
ronde
der
tafel
doet
,
om
ieder
zijn
deel
te
brengen
,
een
zoutvaatje
met
zout
gevuld
boven
den
schotel
,
die
met
een
servet
bedekt
is
.
Of
dit
gebruik
moest
aanduiden
,
dat
iedere
vreugde
met
bitterheid
gemengd
is
of
wilde
te
kennen
geven
,
dat
de
nieuwe
koning
wijs
en
verstandig
moest
wezen
in
zijn
gedragingen,kon
iknietachterhalen
.
Des
avonds
bestond
ook
in
vele
streken
nog
een
ander
gebruik
.
De
kinderen
maakten
staafjes
van
brand
-
bare
stof
,
staken
die
aan
en
liepen
er
al
zwaaiend
mee
door
de
velden
heen
en
weer
.
Dit
was
een
tooverachtig
schouwspel
.
De
vlammen
,
die
voort
-
woeien
,
stijgend
en
dalend
;
die
ver
-
schenen
in
de
vlakten
,
op
de
bergen
,
bij
de
bosschen
en
rivieren
,
de
vreugde
-
kreten
en
de
feestgezangen
der
kin
-
t«i
heffsn
,
doch
ik
trek
snel
san
zetel
bij
het
vuur
en
vreeg
:
Hoe
gaat
het
vandaag
met
de
rheumatiek
,
Philip
?
Ik
heb
wel
ean
slechten
nachtgehad
,
doch
ik
mag
niet
morren
,
wantik
ben
in
mijn
geheale
leven
zelden
siek
geweest
en
zal
toch
spoedig
tachtig
j«ar
worden
.
I
«
uw
dochter
uit
?
Ik
hoorde,dat
zij
ook
onwel
is
geweest
.
Het
is
nu
beter
met
haar
,
zij
ia
vandaag
nit
wasschen
.
En
liet
a
geheel
alleen
,
sprak
ik
medelijdend
.
Arme
Philip
,
hoe
lang
moet
a
den
dag
vallen
.
Neen
,
antwoordde
de
oude
man
langzasm
,
de
uren
vliegen
anel
(
genoeg
om
.
Ik
zit
hier
rustig
aan
het
vaar
en
denk
aan
het
verleden
.
Maar
ik
moet
niet
van
mij
spreken
,
maar
van
de
gestorven
goede
dame
.
Ik
geloof
,
dat
u
haar
zeker
zult
missen
?
Ja
,
waarlijk
.
Mijn
wonde
waa
nog
te
verach
,
ala
dat
ik
nog
meer
hierover
kon
spreken
.
Ik
nam
dan
het
boek
,
dat
ik
Philip
geleend
had
,
en
zeide
:
—
Ik
kan
over
haar
nog
niet
spre
-
ken
.
Zal
ik
a
iets
voorlezen
7
■—
G^aarne
.
deren
,
die
er
mede
rondliepen
,
hadden
ten
doeüom
het
wonderbaar
licht
te
beduiden
,
dat
de
Wijzen
van
het
Oosten
door
Israels
velden
voerde
tot
naar
de
kribbe
van
Christus
.
Wanneer
in
sommige
gedeelten
van
Nederland
de
kinderen
op
Driekonin
-
genavond
met
brandende
kaarsjes
en
onder
gezangen
,
om
een
aalmoes
langs
de
huizen
gaan
of
tehuis
over
op
rij
geplaatste
kaarsjes
heenspringen
,
dan
vinden
we
ook
daar
zeker
nog
een
zinspeling
terug
op
het
wonderlicht
van
dit
heilig
feest
.
Reeds
in
de
middeleeuwen
hadden
de
kinderen
der
ridders
in
den
wijden
burcht
of
die
der
poorters
in
de
woon
-
kamer
of
keuken
hun
pret
met
kaarsje
-
springen
.
De
„
koningskaarsjes
''
waren
kaarsen
met
drie
armen
,
waarvan
de
middelste
zwart
geverfd
was
en
„
het
moorken
"
of
„
melchert
"
(
d.i
.
Melchior
)
heette
.
Deze
kaarsen
werden
in
de
kerk
door
den
priester
gewijd
.
Dat
wijden
hield
natuurlek
op
met
het
protestantisme
,
maar
ook
de
kaarsjes
zelf
was
voor
de
kerkeroden
nog
een
ergernis
;
zij
noemden
ze
„
godtloos
-
heden
en
insolentiën
"
en
de
stedelijke
regeeringen
verboden
den
kaarsemakers
zulke
„
supersiitieuse
koninckxkaars
-
jes
"
te
maken
of
te
verkoopen
.
Maar
het
kaarsjesspringen
was
veel
te
pret
-
tig
voor
de
jeugd
;
de
ouders
zagen
er
geen
kwaad
in
en
de
kaarsen
ma
kers
maakten
kaarsjes
als
te
voren
.
Toen
ordonneerden
en
statueerden
de
Heeren
van
den
Gerechte
van
Amsterdam
een
e
geldboete
van
honderd
gulden
voor
den
kaarsemaker
,
die
koningskaarsjes
maken
zou
of
traan
of
lampolie
aan
'
iemand
precent
zou
geven
.
Maar
behalve
dit
kaarsjespringen
trok
men
ook
wel
met
een
lichtende
ster
langs
de
huizen
en
zong
daarbij
verschillende
liedjes
.
Wy
laten
er
hier
een
volgen
,
dat
oudtijds
algemeen
ver
-
spreid
was
en
in
vele
en
verschillende
lezingen
voorkomt
.
Hier
treden
wij
,
Heere
,
tnet
onze
stee'p
(
g
)
Wij
zoeken
Heer
Jezus
,
wij
hadden
iitm
geere
(
gaarne
).
Wij
klopten
al
aan
Herodes
zijn
deur
,
Herodes
,
de
koning
,
kwam
zelvere
v
.
ur
.
Hij
sprak
er
al
met
een
valscher
hart
:
Hoe
ziet
er
de
jongste
van
drieën
zoo
zwart
?
Al
is
hij
zoo
zwart
,
hij
is
wel
bekend
,
Het
is
er
de
koning
van
Oriënt
.
Wij
kwamen
die
hooge
bergen
opgaan
,
Daar
zag
men
de
sterre
stille
staan
.
O
sterre
,
gij
moet
er
zoo
stille
niet
staan
,
Gij
moet
er
met
ons
naar
Bethlehem
gaan
.
Te
Bethlehem
in
die
schoone
stad
,
Daar
Maria
met
baar
Kindeke
zat
.
Zoo
kleiner
Kind
en
zoo
grooter
God
,
Daar
al
de
Joden
meê
hebben
gespot
.
Het
feest
van
Driekoningen
ademt
,
gelijk
men
ziet
,
in
deze
gebruiken
veel
eenvoud
en
kinderlijkheid
,
en
eenvoud
en
nederigheid
zgn
voorzeker
de
ken
-
schetsende
geest
van
den
kersttijd
.
Mijn
lezeii
waa
eentonig
,
wact
ik
was
met
mijne
gedachten
afwezig
.
Toen
ik
na
een
half
aar
opkeek
,
w*a
de
oude
ingeslapen
,
Ik
legde
het
boek
ter
zijde
en
beschouwde
eenige
oogenblikken
den
grijsaard
.
Toen
legde
ik
mijn
hand
op
zijn
arm
,
hij
opende
de
oogen
en
sprak
:
—
Aob
,
vergeef
mij
De
rest
bleef
hem
op
de
lippen
ste
-
ken
,
met
schrik
zag
hij
naar
mijn
band
en
stamelde
met
zwakke
ai^-m
:
—
Wat
?
waar
—
waar
is
dia
van
-
daan
gekomen
I
Ik
schrok
eveneens
en
blikte
op
m
n
hand
.
—
Wat
meent
n
,
Philip
?
«
Dien
ring
....
den
diamftrn
r
!'
g
,
met
den
grootan
smaragd
in
bi-t
miHden
.
Ik
droeg
verscheidene
ritiL'f
».
Twee
daarvan
had
ik
van
jongatf
«
id
d«-tord
mijner
moeder
gezien
,
en
op
«^
f
o
oior^en
van
haar
dood
van
haar
gekregen
met
de
woorden
:
deze
steeds
om
har'^ctwille
te
dragen
.
D»n
derdep
,
deo
di«in»itfn
-
ring
,
had
ik
slechta
teldeti
»>>
;
bij
etamde
van
mijn
grootmor-det
af
en
e.t
moest
een
g»»fiehiedt>nie
•»»
vi
^>
ojf#fe
^^|^
—
Den
diamanten
ring
,
Pa
.
lip
?
E
üt
a
hem
?
Hij
strekte
zijn
bflvends
hacd
uit
en
ik
gaf
kem
den
ring
.
)