Tekstweergave van GRAD_1915-12-10_001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
No. 3. Verschijnt omde veertien dagen. Eerste Jaargang. 1915. GRATIS ADVER voor Zalt-Bommel, Gameren, Nieuwaal, Zuilichem, Bruchem, Kerkwijk, Delwijnen, TENTIEBLAD Hellouw, Haaften, Tuil, Waardenburg, Neerijnen, O p i j n e n . R o s s u m e n H u w e n e n .I. Opijnen. Rossum en Huwenen. Wordl te Zalt-Bommel huis aan huis bezorgd. Naar de buitengemeenten franco per post aan ieder bewoond perceel. UITGEVER: J. PEKELHARING, ZALT-BOMMEL. TELEFOONNUMMER 36. Advertentiën van 1—6 regels 40 cent; redereregel meer 5 cent. Bij driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Bij abonnement aanzienlijke korting. BERICHT. Vanaf Vrijdag 7 Januari 1916 zal dit blad iedere week verschijnen. Nieuwstijdingen, predikbeurten, burgerlijken stand enz. zullen geregeld worden opgenomen. __________________________________DE UITGEVER. Overijsselsche Onderlinge Brandwaarborg Maatschappij. Opgericht in 1809 en gevestigd te Zwolle. De Directie van bovengenoemde Maatschappij heeft de eer te berichten, dat zij tot haren Agent te Zalt-Bommel en Omstreken als opvolger van den Heer J. D. van Zuidam, aan wien wegens vertrek eervol ontslag is verleend, heeft benoemd den Heer Ad. VAN LEEUWEN te Nieuwaal, bij wien alle inlichtingen omtrent de Maatschappij en hare zeer lage tarieven verkrijgbaar zijn en verzekeringen worden aangenomen. Zwolle, December 1915. J. M. VAN VOORST TOT VOORST. Directeur. De Heer VAN LEEUWEN is des Dinsdags voorin, van 9—12 uur aanwezig in het Hotel Cambrinus, bij den Heer DE STIOTER, Oneerlijke Concurrentie (Wet AALBERSE) 7T|JJ^^^ Sie'* strafbaar hem, die door leugens of op •^^* andere wijze, zelfs tegen beter weten in, de KWALITEIT der GOEDEREN, die door concurrenten geleverd worden, als minderwaardig bestempelt of verdacht maakt. ZEGT HET VOORT! DUBBELZINNIG. Rechter: „U heeft Rodelberg een paard verkocht; U heeft verklaard hem alle goede eigenschappen, doch ook alle gebreken van het dier opgenoemd te hebben, en nu blijkt het, dal het dier stokdoof is!" Beklaagde: „Dat heb ik Rodelberg gezegd, wel niet precies met dezelfde woorden, doch een kind kon toch be¬ grijpen, dat de ruin doof was!" Rechter: verklaar U nader!" Beklaagde: „Wel mijnheer, ik zei hem: het beest is zoo mak. zoo rustig, dat als je vlak bij hem een kanon zou afschieten, hij geen oor zou vertrekken!" EEN ONGELUKSVOQEL. Gedurende de griepepidemie zaten ecnige stamgasten bij elkaar. Het gesprek liep over de influenza en de middelen om ze te voorkomen. „Mijn openie is" zegt een der gasten, een zeer gezien geneesheer „dat de hoofdzaak is, niet van zijn gewoonten af te wijken." „Hemclsche goedheid" roept eender gasten ontsteld uit" „wat ben ik toch een ongeluksvogel." „Hoe zoo, wat scheelt er aan?" „Ik heb me juist van ochtend de voeten gewasschen!" TE VEEL VOOR EEN PAARD. „Och, beste Ferdinand" zegt een jeug¬ dig vrouwtje nog in de wittebroodsweken „Waarom nu zoo'n uitgave. We hadden toch heel goed dit toertje in een rijtuig met één paard kunnen doen!" „Neen, neen hartje-lief, zooveel geluk zou één paard niet kunnen trekken." AAN HET STATION. Een reiziger belast en beladen met valeizen en paraphties wenkt een pakjes- drager die met een opgeruimd gezicht naar hem toesnelt om dat mooie vrachtje waar Ie nemen. „Zeg man, zou je me ook kunnen zeggen waar ik me ook zou kunnen laten scheeren?" „Wel dat weet u zeker even goed als ik, onder üvv neus op uw wang-m en voor mijn part over uw heulen kop ..." DIEP DOORDACHT. „Ziet eens mevrouw !" roept Dientje, „daar vind ik in het waschwater, een soldaatje uit de speeldoos van Keesje." Mevrouw: „Och gooi dat ding maar in den vuilnisbak." Dientje: „Zeker niet mevrouw: die 't kleine niet eert, is het groote niet waerd." DE EENIGSTE man van wien men met volle zekerheid weet, dat hij zich nooit een onvertogen woord tegen zijn schoonmoeder heeft laten ontvallen is Adam. I "ELASTIEK is BIJNA NIET meer te bekomen. I " BIJ MIJ IS NOG EEN ZEER GROOTE KEUZE HEERENBRETELS in de nieuwste uitvoeringen, zoowel in de goedkoope als in de betere prijzen. J. B. J. ZOETMULDER, ZALTBOMMEL, MARKT A 120. J. H. Van Berg:hem & Zn. WAARDENBURG. Firma J. H. & J. C. VAN BERGHEM. Handel in en voorradig alle BOUWMATERIALEN, Riool- en Schoorsteenbuizen. Vloer-, Oven- en Wandtegels, Vuursteenen en Vuurklei, Pannen en Vorsten, Rietvorsten, Kalk, Tras en Portland-Cement. Scherp concurreerende prijzen. TH. L BURGEMEESTER BOSCHSTRAAT 48 ZALT-BOMMEL. Dames- Heeren- en Kinderkleeding naar maat Een uitgebreide sorteering, vele jaren van practische ervaring geven mij het recht aanspraak te maken op het vertrouwen der clientèle. Frima Coupe, Kwaliteit en Bewerking wordt gewaarborgd. BELEEFD AANBEVELEND. MERKWAARDIG GEVAL. Badmeester aan de zwemschool te Paié-Paré: „Mtjnehceren, vlug uft het water! Ik zie daar een kaaiman in de zwemschool !'t Mijnheer Leeghoofd: „Merkwaardig, wat doet die kaaiman in de zwemschool? Hij kan immers al zwemmen!" Het Consultatiebureau wordt gehouden den eersten en derden week van iederen maand in het Gasthuis ingang Kerkstraat. De consulten zijn GRATIS. Het DOEL van het bureau is om raad te geven, te zorgen zoo mogelijk voor betere woning, het aanbrengen van betere ventilatie, van voeding etc, in huisgezinnen waar vroeger min of meer ernstig longlijden is voorgekomen. j. DE WIT, Arts. VEREENIGING HET„GROENEKRUIS" voor Rossum en Hurwenen. Algemeene VERGADERING op Donderdag 10 Decente 1915, des avonds ten S ure in het UNIONHOTEL TE ROSSUM. AGENDA: Vaststelling bcgrooting 19 [6. De Voorzitter, H. DE VISSER. Adverteert in dit blad grootste publiciteit. OORDEELT NIET. NA 27 JAAR. (Op waarheid gegrond) door Dr. J. Herderschee. Het oude boschwachtershuisje is sinds lang gesloopt. De geheele omgeving is overigens dezelfde gebleven. Daar prijkt nog het woud in zijn volle pracht en majesteit. Daar staat aan zijn voet de kleine woning, waar nog immer het gezin huist van den arbeider die den vroegeren boschwachter bijstond bij diens bezig¬ heden in het woud. die voor het onder¬ houd der boomen moest zorgen en verder zijn eigen lapje grond bebouwde, het¬ geen na den dood van zijn meester zijn eenig middel van bestaan is geworden. De nieuwe boschwachter toch woont elders; hij heeft zijn eigen arbeiders en wil van den norsenen helper van zijnen voorganger niet gediend zijn. Daar wijst nog de kale plek, waar het eikenhout niet welig wil tieren, de plaats aan, waar eens de boschwachterswoning heeft ge¬ staan. Daar slingert zich nog hetzelfde voetpad van het bosch naar dezelfde herberg omlaag. Deze herberg treden wij thans binnen. Zij is oud en tamelijk vervallen, maar de goede naam van den kastelein en van zijne waar doet haar het hoofd ophouden; en daar zij is ge¬ legen aan den grooten weg, brengen de voorbijtrekkende reizigers nog al eenig voordeel aan. Reeds is de avond gevallen. De lamp in de kleine gelagkamer is ontstoken en beschijnt twee mannen, die op de matten stoelen aan een van de kleine tafeltjes t\\n gezeten, die langs den muur staan geschaard. Beiden hebben een ruw, ongunstig uiterlijk. Zij zijn in blauwe kielen gekleed, en hebben beiden een dikken stok tusschen de knieën. Zij zijn in druk gesprek gewisseld over de dezen dag gehouden veemarkt. Zeker draagt toi hunne bewegelijkheid veel bij het overvloedig gebruik van sterken drank, waartoe de gewoonte, om eiken koop en verkoop met een dronk te bezegelen, aanleiding heeft gegeven; terwijl de bijna huis aan huis staande tapperijen de ge¬ legenheid aanbieden om die ellendige gewoonte in stand te houden. „Komaan Jaap!" zegt de een, „het wordt tijd. Nog eens stoppen en dan naar huis!" „Ja, da's goed," herneemt de ander, „ik heb al meer dan genoeg. En morgen weer frïsch voor de negotie. Laat mij eens stoppen." „Neen, neen! ik wil stoppen van jou. Kom kerel! uit je mooie tabaksdoos! Je bent brutaal genoeg om die onder ons te gebruiken." ,Ja ja. Nu — dat kan er wel op over¬ schieten. Ziedaar," terwijl hij zijn makker een zilveren tabakedoos overgeeft. „Ha! ha.' als ik er nog aan denk. Wat mooie doos, he?" „Ja, beter dan de tabak. Ik ben aan betere gewend." „Daar kom je dan ook niet op eerlijke manier aan." „Op dezelfde manier als jij aan je doos. Wat brulde die kerel, toen jij hem de volle laag op eens gaf. Maar hij was gauw stil. Dank je"; onderwijl hij hem de tabaksdoos teruggeeft. Maar voordat deze in den zak van zijnen eigenaar wordt weggeborgen, weet de kastelein, die stilzwijgend maar op¬ lettend hun gesprek heeft aangehoord, zich dichter bij hen te voegen. Hij reikt den eigenaar van de doos het tabaks- comfoor, zoodat deze gedwongen wordt, de zilveren doos op tafel te leggen. De herbergier kan er de oogen niet van af¬ wenden. Op een haar gelijkende, denkt hij. Of echter de ander dat turen begint te wantrouwen, dan wel of zijn plan om naar huis te gaan werkelijk goed gemeend is, in ieder geval — op eens staat hij op, bergt de tabaksdoos, wenkt zijn kameraad en stapt met een vluchtigen groet de kamer uit. De kastelein heeft er het zijne niet van. Hij zou er een eed op willen doen, dat dit de doos was van den vermoorden boschwachter. Hoe dikwijls had hij hem die zien gebruiken in deze zelfde herberg. Maar hoc kwam zij in hunne handen? Die kerels stonden in geen besten reuk. Daar mocht geen gras over groeien. Den volgenden morgen vroeg reeds zit de herbergier in zijn karretje en rijdt naar de stad. Hij meldt zich aan bij den officier van justitie en geeft dezen bericht van zijne vermoedens. Dadelijk worden de noodige maatregelen genomen om de beide kerels te vatten. Dat gelukt zonder moeite en terstond moeten zij een gehoor ondergaan. Hoe komthij aan diedoos? Die tabaks¬ doos ? — o die hebben zij samen gekocht en toen onderling verloot. Waar en hoe en wanneer ? Hunne verwarring en onder¬ linge tegenspraak, gevolg van de even plotselinge gevangenneming, doen allen twijfel verdwijnen: hij heeft die doos niet op een eerlijke wijze verkregen. „Het is de doos van den vermoorden boschwachter, schurk!" voegt de officier van justiiie hem plotseling toe. „He! wat!" schreeuwen beiden. Hun gaan de oogen open. Zij worden verdacht van den moord! Die verdenking opent ongedacht ook hunnen mond: Den vorigen dag waren zij met een vreemden veehandelaar in een afgelegen herberg gegaan om er op de gebruikelijke wijze een koop te bezegelen. De zinnen waren reeds beneveld, zoodat de eene partij meende, dat de andere te veel eïschte, en omgekeerd, de andere partij beweerde, dat de eerste niet de volle som betaalde. Zoo was het van woorden tot daden gekomen; eindelijk hadden zij den veehandelaar een j>ak slaag ge¬ geven, zoodat deze half bezwijmd was blijven liggen. Toen had de tabaksdoos, dien uit de vestzak van den bedwelmden man stak, hunne begeerlijkheid opgewekt en hadden zij zich met deze uit de voeten gemaakt.