Tekstweergave van GRAD_1916-02-11_002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zeker is echter, dat een goede voorraad kali,
fosforzuur en ook kalk, al wordt daarvan zoo¬
veel niet opgenomen, voor tarwe in den bodem
altijd gewenscht is.
Waar het noodig is kali toe te voeren, kan
men pi. m. 250 KG. 40 pCt kalizout of pl.m.
750 KG. kainiet geven. Kainiet liefst niet te
kort voor het zaaien, daar dit aan de onlkieming
zou kunnen schaden. Kali bevordert den groei
der halmen en geeft stijf stroo.
Fosforzuur bevordert het rijpen en werkt een
goede korrelvorming in de hand. Hieruit blijkt
al dadelijk het groote belang van de aanwezig¬
heid van een flinke hoeveelheid van dit plan-
tenvoedsel. Waar fosforzuur mest gegeven moet
worden, kon men tot vlak voor het zaaien pi. m.
560 KG. superfosfaat aanwenden of wat vroeger
pl.m. 700 KG. Th omasslakken meel uitstrooien.
Tarwe verbruikt veel stikstof. De nieuwe rassen
met hun stijve stroo kunnen er ook heel wat
van verdragen, als tenminste voldoende hoeveel¬
heden kalk, kali en fosforzuur mede in den
bodem voorradig zijn. Het best zal het in het
algemeen zijn, dat de tarwe althans een deel
van de noodige stikstof als langzaamwerkende
stikstof ontvangt. Ze kan deze krijgen uit oude
kracht in den bodem, van een bemesting met
stalmest of eene ondergeploegde groenbemesting
of waar niets van dien aard aanwezig is, zou
men voor het zaaien + 150 K.G. zwavelzure
ammoniak kunnen geven. In het voorjaar zal
dan echter meestal nog een overbemesting met
100 tot 200 K.G. chilisalpeter noodig zijn. Juist
bij het uitstoelen en het omhoogschieten ver¬
bruiken de tarweplanfen veel stikstof. En nu
zal in het vroege voorjaar door den lagen
warmtegraad van den bodem de voorraad da¬
delijk opneembaie stikstof heel vaak ontoerei¬
kend zijn om in dit rijkelijk gebruik te voor¬
zien. Vandaar dat we dan een direct werkenden
stikstofmest als chili wenschen te gebruiken.
Bij ijlen stand van het gewas moeten we de
chili geven voor de uilstoeling, opdat deze er
nog door kan bevorderd worden. Anders tijdens
of vlak na het uitstoelen vóór het opschieten
begint. Vroeg aanwenden is hier de boodschap.
Aan tarwe wordt dikwijls nog veel chili te Iaat
gegeven.
(Wordt vervolgd).
Verspreid Nieuws.
ZALT-BOMMEL. Groot Symphonie-Concert.
Zondag 6 Febr. werden we door 't bestuur
der Harmonie „Euterpe" in de gelegenheid
gesteld 't alom bekende Sted. Muziekkorps uit
den Bosch te hooren.
Dat dit door de leden zeer op prijs werd
gesteld, bewees de goed gevulde zaal.
Als openingsnummer kregen we de symphonie
no. 3Q in Es (groote terts) van Mozart, den
onvergetelijken meester, die thans nog na meer
dan 'n eeuw, de grootste bewondering afdwingt.
Hoe lief en innig is b.v. 't Andante con moto,
hoe levendig de Finale met 't coquette beant¬
woorden der motieven door 't houtregister.
De heer Ogier, blijkbaar 'n warm vereerder
van Mozart, wist de verschillende deelen dezer
Symphonie op waardige wijze te doen vertolken.
In de Serenade van R. Volkmann deed de
heer Mich. Busch zich kennen als een cellist,
die naast zuiver spel, klank en kleur aan zijn
toon weet te geven.
Voller georkestreerd dan de voorgaanden, is
de Landliche Hochzeits Symphonie van Gold¬
mark, waarvan 't Allegro met steeds aangroei¬
ende levendigheid werd voorgedragen.
Tot beter begrip dezer compositie droeg zeker
niet weinig bij de kleine toelichting op de 3e
pag. van 't programma.
Na de pauze kregen we nog 'n 3-tal num¬
mers die, alle zeer verdienstelijk ten gehoore
werden gebracht.
In 't Larghetto van Mozart bewonderden we
den mooien toon van den solo-klarinettist.
Een waardig slot vormde de Ouverture
„Obéron" van Weber, die met haar kritieken
inzet voor hoorn, de licht uitgevoerde staicati
voor hoat en haar later razend tempo geen ge¬
ringe vaardigheid vereischt.
Als toegift kregen we de, weliswaar geheel
uit 't programma vallende, doch opgewekt en
flink gespeelde marsch: Regimentskinder van
Fucik.
— Ten kantore van J. Meijer's Scheepsbouw¬
maatschappij werd Woensdag 9 Februari j.l.
aanbesteed: het bouwen van zeven Werkmans¬
woningen aan den Singel, voor rekening der
Woningstichting „Onderlinge Hulp'" alhier.
Inschrijvers waren de H.H.:
A. Van Eek te Gameren voor ƒ 15.340
C. Janssen te Utrecht „ „ 15.077
H. Van Boort te Zalt-Bommel „ „ 14.135
J. H.Van Berghem te Waardenburg „ „ 12.840
Gebrs. Metz te Zalt-Bommel „ „ 12.700
W. Verkuil te Bruchem „ „ 12.180
Aan den laagsten inschrijver gegund.
— Een jachtopziener in de gemeente Wint-
terswijk vond deze week in een der buurtschap¬
pen eene portemonnaie met circa ƒ 6. Hij
heeft daarvan bij de politie aangifte gedaan,
wellicht mocht de verliezer zich aanmelden.
Of dit zal gebeuren, valt te betwijfelen, want
in de portemonnaie zat een briefje met de
woorden: „Vergeet niet een gulden draad voor
hazenstrikken mee te brengen".
(Hbl.)
— Reeds ruim een jaar lang houdt iemand
te Almelo zich bezig met het vergiftigen van
honden. Reeds meer dan 100 honden, waaronder
kostbare exemplaren heeft hij (of zij) aldus
vermoord.
Alle moeite door de politie en ook door
particulieren aangewend om den dader van
deze lafhartige hondenmoorden te ontdekken, zijn
vruchteloos geweest.
— In het gasthuis te te Kerkdriel viel de
verpleegde wed. S. uit Velddriel van de trap.
Ze was onmiddellijk dood.
OUDE GRIETJE,
door J. H.
(Vervolg).
Een eind buiten 't dorp,. van den straatweg
eenigszins afliggend, staat een oud, vervallen
hutje. Het rieten dak is gedeeltelijk ingezakt,
en de verweerde ruitjes laten weinig licht bin¬
nen. Véél licht is er ook niet noodig, want de
vrouw, die bij de vermolmde tafel op haren
wankelen stoel is gezeten, dicht bij de met
lompen bedekte bedstee, kan weinig dienst van
hare oogen vergen, en een bril is zoo duur.
Dat kan er van den weinigen onderstand die
zij van „de armen" krijgt niet af. Zij zou dit
hutje kunnen verlaten, hetwelk tot haar dood
haar eigendom is, en dan aan de armen komt;
maar ach! wat zou 't baten, en waar moest zij
dan heen? Besteed, op haar ouden dag! Wie
weet, in wat voor huishouden! Want daar kun¬
nen armmeesters niet op letten. Maar hoe geheel
anders had zij zich haren ouden dag voorgesteld,
wanneer zij in de zonniger dagen harer jeugd
somwijlen eraan gedacht had.
Ja, wel zonnige dagen, als zij, de knappe
arbeidsdochter, aan den arm van haren aan¬
staande eene zondagswandeling deed, of ter
kermis ging en ten dans. Wat zoete woordjes
had zij haar ingefluisterd, wat heerlijke beelden
van een eigen tehuis haar voorgespiegeld. Zoo
innig gelukkig waren zij, dat 't wel al te heer¬
lijk scheen. En 't had niet lang geduurd. O!
als zij, gelijk thans, op haren ouden stoel ge
zeten is, dan zit ze te suffen, zeggen de menschen;
maar zij weef wel beter, dan denkt zij aan
alles, wat haar in heur lange leven wedervoer.
Dan ziet zij weer haren frisschen, gezonden
vriend, dien zij zoo innig liefhad, maar dan
ook den doodzieken jongeling, dien zij vooral
niet minder vurig beminde. Een zware kou,
had de docter gezegd, met werken opgedaan,
en weinig hoop had hij gegeven. Haareenige
, troost was, hem te mogen .oppassen en alzoo
de taak te verlichten zijner moeder, die weduwe
was, , en voor wie zij in gedachten al .een
gemakkelijke stoel in een eigen hoekje in hare
woning had klaar gezet, 't Had niet zoo mogen
wezen. Na weinige dagen was de gezonde,.
sterke man bezweken, voor den harden aanval
der doodelijke ziekte. Doodsbleek, maar zonder
tranen had 't meisje bij de bedstee gestaan, en
haar best gedaan de radelooze moeder te troosten,
die met haren lieveling ook haren broodwinner
verloor, 't Was haar met groote inspanning
gelukt. Dagelijks kwam zij er, en dien vreese-
lijken dag, drie dagen na zijnen dood, toen
hij voor goed werd heengedragen, was zij
onafgebroken in de woning der rouw geweest.
Grietje houdt zich goed! had men gezegd.
Gevoelde men wel, hoe goed?
Een traan welt in 't oog der oude. Een traan,
die haar o! zoo gelukkig maakt, al komt hij
voort uit de bron van diepen weedom; want
toen had zijn ten minsie die zij kon liefhebben !
En nu?
Daar is nog eene herinnering van liefde. Na
eenige jaren was haar hand en hart gevraagd
door zekeren~Jan Veendaal. Zij had beide ge¬
geven, althans zoo meende zij, eerlijk en oprecht.
Jan had zóó lang aangehouden en zoo duur
zijn vurige liefde bezworen; hij had goed zijn
brood als boerenarbeider; mooi was hij wel
niet, ten minste Grietje vond, dat hem aller¬
minst vuurrood haar mooi stond; maar wat
komt er dat bij een man op aan! Met den
doode kon zij toch ook niet huizen. En zoo
had zij hem hare hand geschonken, en tevens
haar hart, gelijk zij zichzelf gedurig betoogde.
Iets dat wel noodig was, omdat gedurig een
ander, zooveel edeler beeld voor hare verbeelding
verrees. Wel noodig, omdat Jan een zoo geheel
andere persoonlijkheid bleek te zijn. Dan bij
eene boer, dan bij den ander; waarom kon Jan
nergens vast blijven, zooals haar onvergetelijke
vriend ?
Waarom had Jan toch gedurig iets noo¬
dig tegen de kou of voor de maag, zooals
hij voorgaf? Haar Willem verspreidde nooit
zoo'n akelige lucht. Hoe wonderlijk was 't haar
te moede, toen zij op zekeren dag haar spaar¬
potje openend, dit geledigd vond, en hoeveel
wonderlijker, toen zij, die zelf alle verdenking
tegen Jan als zijner en harer onwaardig had
trachten te smoren, uit zijn eigen mond op de
meest onbeschaamde wijze de waarheid had
'
I
K
w
a
m
i
m
m
e
r
s
t
o
c
h
a
a
n
h
e
m
;
z
i
jvernomen: 'I Kwam immers toch aan hem; zij
gingen gauw trouwen en nu had hij 't noodig.
Hoe gloeide heur hoofd en hoe bonsde heur
hart Maar toen Jan op zekeren tijd dergelijke
woorden tegen haar had durven bezigen, na
haar de meest onteerde voorstellen te hebben
gedaan, toen had zij, bevende van veront¬
waardiging, onder den uitroep: „Weg, ellendige
I
"
'
t
o
p
e
e
n
l
o
o
p
e
n
g
e
z
e
t
e
n
z
i
c
h
n
i
e
tjudas I" 't op een loopen gezet en zich niet
veilig geweten, eer zij was onder haars ouders
dak. Zij had zich alweder goed gehouden.
Maar sinds dien tijd was haar weg eenzaam
geworden. Vader en moeder verloor zij, en
wat deze aan hun eenig kind nalieten was veel
minder geweest dan iemand gedacht had. Op
welke gronden „men" die gedachte had ge¬
koesterd werd er niet bijgevoegd. Jan, nijdig
over 't verlies van de „knappe meid met geld'',
zooals Grietje vroeger werd geheeten, verwoed
over de ondergane behandeling, aangehitst door
den spot zijner makkers, had haar door zijne
lastertaal 't leven verbitterd en eindelijk naar
andere plaatsen verjaagd. Daar was zij alsboeren-
meid gaan dienen en had met haar trouwe
plichtsbetrachting, en haar eerlijk gedrag spoedig
de haren gewonnen; en na vele jaren had zij
zooveel overgespaard, dat zij er haar rust kon
nemen. Zij werd elders eigenares van eene
nette woning met een lapje grond, en hoe
rustig ware haar oude dag geweest, had niet
een hardnekkige ziekte hare duifjes zoo zeer
doen inslinken, dat zij ten laatste van „de
armen" moest gehouden worden, en aan opknap¬
ping harer eertijds zoo nette, maar nu zeer
bezwaarde hut niet kon denken. En toch had
dat hare rust minder gestoord dan de zeker¬
heid, die zij onlangs had verkregen, dat in
't dorp, in welks buurt zij woonde, de rooie
Jan Veendaal zich had neergezet, en als timmer-
mansknecht werk had gekregen, 't Was nu ook
al een oude man, maar als hij wou nog goed
voor zijn werk, en de baas, die bij advertentie
voor een groot werk tijdelijk vele knechts had
gezocht, had gaarne den gespierden oude in
zijn dienst genomen. Maar hoe ongelukkig, dat
die man nu juist hier woonde! Ja, wel onge¬
lukkig, arme Griet!
Wordt vervolgd.'