Tekstweergave van HMBL_1875-01-02_002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
N°. 1
1875.
Dit blad verschijnt des Zaterdags. Frifs per jaargang van J2 Hommers f 5.20, franco per post f 6.00. — Bijdragen enz. worden franco
itigciuacht aan 't adres van den uitgever.
EEN ONGELUKKIGE DAG.
Een ongeluk komt zelden alleen, zegt een oud Hollandsen
spreekwoord, en 't is een feit, dat men zoo van die dagen
kan hebben waarin alles tegenloopt. Gewoonlijk is men dan
met zijn verkeerd been uit bed gestapt, en als de mensen
eenmaal zwartgallig is, dan ziet hij alles van de donkerste
zijde, want wat hij anders bijna niets zou tellen beschouwt
hij op zoo'n dag als een ware ramp.
't Was een heldere Januari-morgen, toen ik 's morgens
klokke half negen wakker werd. Niet te vroeg zult ge zeggen ,
lezer, maar weet: ik had tot des nachts éen uur zitten wer¬
ken en tenauwernood was ik ingeslapen, of de jongste van
mijn drietal begon op te spelen; een weinig later volgde
noraraer 2, en de klok van zevenen was pas koud of de
oudste begon in bed te zingen als een lijster, zoodat nie¬
mand zal beweren, dat ik een bijzonder goeden nacht had
gehad.
D3t had moeder de vrouw ook begrepen; ze was daarom
bij tijds opgestaan (ze was ook vroeger gaan slapen!) en had
de kleuters naar de huiskamer getransporteerd, zoodat ik ten
half negen vrij wel in mijn humeur wakker werd. Verschrikt
over het late uur spring ik het bed uit, en.....stoot mijn
voet aan een ijzer van de wieg. »Ai!" daar stond ik op
éen been net als een ooievaar die over zijn aanstaand ver¬
trek staat na te denken. Weg was mijn goede luim; mijn
dag was bedorven! Was ik maar met mijn ander been uit
bed gestapt!
wat doe je? riep mijn vrouw.
vervloekte wieg staat ook altijd zoo dicht
O! 't zal nog wel
— Wat is er.
— Och, die
bij 't ledikant!
— Is 't erg? Laat eens zien
losloopen.
— Een mooie grap, jij moest 't maar eens voelen.
— Dank je wel; kom, drink maar eerst een kop thee
voor ge je aankleedt.
Langzamerhand kwam ik weer bij en begon aan mijn
toilet; daar tref ik ongelukkigerwijs een overhemd waaraan
een knoopje ontbrak, een zeer alledaagsch feit, wat ik ge¬
woon ben als niets beteekenend te beschouwen , door óf een
speld te gebruiken óf heel zoetsappig aan mijn vrouw te vra¬
gen er een knoopje aan te zetten, maar nu klonk het:
— Dat is een beroerd werk; altijd zijn de knoopjes van
mijn goed af; waarom zie je 't toch niet beter na!
Mijne vrouw vond die aanmerking alles behalve stichtend,
maar begreep wel hoe laat het was.
— Daar heb je een ander overhemd, dat is in orde.
— Toevallig ! luidde mijn repliek.
Alles liep verder zonder ongelukken af, tot zelfs de be¬
werking met het scheermes, 't Ontbijt stond klaar, meteen
versch eitje bij mijn bord, en bijna vergenoegd begon ik te
ontbijten. Onderwijl was de courant gekomen, en ik had me
pas in de politiek verdiept of..... klets! daar lag een kroes
water en melk half over mijn boterham en half over mijn
pantalon.
— Wel vervloekt! Dat eeuwige gemors!
Tableau !
Iets wat ik misschien vijftig maal als een niets beduidend
ongeluk had verontschuldigd was nu een crimen.
Brommend trok ik mijn jas aan, zette mijn hoed op, nam
op de gebruikelijke wijze afscheid en ging naar mijn bureau,
alles behalve gestemd om veel uit te voeren. Er was niets
meer, maar ook niets minder te doen dan anders, doch ik
vond 't verschrikkelijk druk. Juist toen ik wilde heengaan
kwam er nog een kort oponthoud, en met een diepen zucht
over het slavenleven dat mijn lot was, en dat ik gewoonlijk
als zeer dragelijk beschouw, ging ik naar de Soos.
— Bonjour! Hoe maak je het?
Ik kijk op. Wel verduiveld, de vervelendste en lastigste
van al mijne kennissen staat voor me. Een goeie, beste kerel',
maar vervelend, tot in den superlativus. Ik wist, dat hij me
niet zou loslaten; ik moest een bittertje met hem drinken
en het verhaal van een zijner grootste heldenfeiten aan¬
hoor en, dat hierop neerkwam, dat hij iemand, die hem op
een geestige wijze gefopt had, een blauw oog had geslagen.
— Dat was allemachtig flauw ! merkte ik eenigszins heftig op.
— Wat was flauw ?
— Wel, om iemand een slag te geven, die je zoo aar¬
dig beet had.
— Zoo, moet ge je dan maar alles laten aanleunen?
— Wel neen. maar 't is laf om een aardige grap zoo
lomp te beantwoorden. Dat bewijst niet voor je eigen spirit.