Tekstweergave van HMBL_1875-12-25_007
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
HUMORISTISCH WEEKBLAD.
PAG. 415.
nader heb ontwikkeld en bekend gemaakt, en die geen an¬
dere verdiensten bezitten dan die welke zij aan hunne kleeren
te danken hebben, zullen wel zoo eerlijk willen zijn om de
eerbewijzen, die aan deze kleeren gebracht zullen worden,
nimmer voor zich zelven aan te nemen. Zij gaan hen niets
aan en het is inderdaad een onverantwoordelijke roof, als
zij zich achting toeëigenen, die men niet aan henzelven, maar
aan hunne kleeren verschuldigd is.
Mocht ik, wat ik niet hoop, vernemen dat men deze ver¬
maning in den wind slaat en, wat met de meesten het geval
is, voortgaat de verdiensten der kleeding voor zich zelven
toe te eigenen, dan zullen mijne vrienden en ik hen open¬
lijk demoedigen. Wij zullen de taal van onze complimenten
veranderen en wanneer wij zoo iemand ontmoeten tot hem
zeggen: »Mijnheer, ik heb de eer uw vest de verzekering
van mijne hoogachting te geven. Ik beveel mij dringend in
de protectie van uw geborduurden rok. Het vaderland be¬
wondert de verdiensten van uw rijke kraag en opslagen.
De hemel spare uw eerwaardig kleed nog lang tot heil van
kerk en vaderland!" enz.
DE OUDSTE SCHEPSELEN.
Een spotvogel noemde een oude en zeer ijdele dame
steeds: smijn engel."
»Zeg dat toch niet," zeide de matrone eindelijk, sdien
naam verdien ik niet."
»Zeker wel. De engelen zijn de eerste en oudste van
Gods schepselen !"
>Dat is ook een vlegel! Ik heb den kerel uit het water
gehaald en hij gaat heen zonder me een fooitje te geven !"
>:Laat hem loopen ! Hij zal zelf het best weten, hoeveel
zijn leven waard is!"
EEN EAKVISCH.
Na een langdurig gesprek over de waarde of onwaarde
van het leven, vroeg men aan een tegenwoordig zijnd
plattelands dametje, wat zij er van dacht. Het kind werd
vuurrood en zeide: sik denk, dat leven of niet leven
onverschillig is als men maar gezond is."
VLEIENDE VERGELIJKING.
Een weduwenaar die voor de tweede maal ging trouwen,
vroeg den koster hoeveel hij voor de kerkelijke inzegening
moest betalen.
>,Hoeveel hebt gij de eerste maal betaald?"
» Twintig gulden."
»Wel geef dan nu maar weer twintig gulden."
»Denk je dat ik gek ben? Als ik mijn kleermaker een
jas laat omkeeren betaal ik toch niet zooveel arbeidsloon
als voor 't maken van een nieuwe!"
OPMERKINGEN VAN DEN PHILOSOOF
STOTTERBERG.
XII.
't Is een geluk, dat de natuur gezorgd heeft, dat de
Eskimos zoo klein blijven, want daar de aarde bij de Pool
kleiner wordt, zouden de goede luidjes geen plaats hebben
indien zij zoo groot waren als wij.
De plastische uitzetting van een onzelfstandig lichaam is
slechts dan mogelijk, wanneer de totale afwezigheid van de
eene of andere eigenschap mathematisch kan worden uit¬
gemaakt.
De geometrie kan de stelling, dat de hoeken van een
driehoek gelijk zouden zijn aan een rechthoek reeds daarom
niet aannemen, omdat bij verwezenlijking van deze theori*
een quadraat slechts twee zijden zou hebben.
Niets maakt een pijnlijker indruk dan een aanhoudend.
leven bij een absolute stilte.
Of Jupiter, om Europa te ontvoeren , voor zijne gedaante¬
verwisselingen, juist een stier moest kiezen is eene quaestie ,
wier oplossing aan den tijd moet worden overgelaten, daar