Tekstweergave van nieuwe_tielsche_courant-18700202-002

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
singi welke men hem bereid hnd en gaf daarvan in dankbare en hartelijke woorden lucht. Moge die overeenstemming tusachen herder en kudde blijven I //Ken u zelven” is eene gulden spreuk, wier toepassing in het leven zonder twijfel de ontwikke 172 ling van den mensch bevorderen kan. In onze da 172 gen vindt die toepassing in één opzigt ten minste veie voorstanders , want meer algemeen dan vroeger legt men zich toe op de kennis van den bouw van het menschelijk ligchaam. Maar het peilen der diepten van den menscbelijkeu geest, van de aandoeningen en hartstogten , de deugden en de verkeerdheden van den mensch, zich openbarende in zijn doen en laten —is zeker even belangwekkend en nuttig als de kennis van zijn ligchamelijk zamenstel. Daarom vestigen wij de aandacht op een boekdeel, onlangs verschenen onder den titel: //De Menscbelijke Natuur in haar wezen en openbaringen. Vrij bewerkt naar Ch. 'Dollfus, door Jo. de Fries,"— een boek,dat eene interesante en degelijke bijdrage levert tot de kennis van het menschelijk gemoedsleven, en over 172 vloeit van opmerkingen, zoo verrassend en waar, dat zij den lezer telkens aangrijpen en tot nadenken uitlokken. BtTRGEBLIJHE STAND. TE T I E L van den 28 Jan. tot den 1 Eebr. Gehuwd: Geene. Bevallen: P. Cornelia sen, geb. van Gemert, Z. C, de Blank, geb. Warren, D. W. Krouwel, geb. Versteeg Corneliese, Z, Overleden ■■ kenbof, 38 j. T E Z. A, C. van der Sijp, geb. M. J. van Baars, geh. met J. Mer- ZALT-BOMMEL van 23 tot 29 Jan. Gehuwd: Geene. Bevallen: F. T. van Willigen, geb. Tümans, D. P. J. van Es, geb. Bonman, Z. A. M. van den Oever, geb. den Adel, Z. P. H. van Eossnm, geb. van Kalkum, Z. C. S. C. Naes- sene , geb. Bol, Z. Overleden: Leven!, aang. kind van het vrouwe 172 lijk geslacht van J. J. van der Maze en B. M. Klaassen. Mengelingen. Blaas-Waalsche Pat-pourrl. De nachtmerrie is een akelig ding, een spook met vleesch en beenen, een weerwolf, een monster , een geharnaste en gehoornde duivel. Kent gij dat verschrikkelijke wezen , Mijnheer de Redacteur ? Ik hoop , om uwentwille, niet anders dan bij naam. Maar beklaag desniettemin den armen slaper, die op ’t onverwachtst door dien verraderlijken sater aangegrepen en gefolterd wordt. Pas heeft hij de oogen geloken en is in een half wakenden , half sla 172 penden toestand geraakt, dien wij sluimeren noe 172 men , of, pof! daar valt het gedrocht hem op ’t lijf, omklemt hem als in een pantser, nijpt hem de keel toe, grijnst hem aan en voert hem rond in het rijk der afzichtelijkste fantomen. De on 172 gelukkige lijder waant zich verplaatst in den zwar 172 ten Tartarus, en zijn gezelschap bestaat nit vlie 172 gende draken, zevenkoppige renzen, eenoogige dwergen en roodgetabbaarde bokspooten. Daar laat eindelijk de kwelgeest zijn prooi varen om wellicht een ander offer te zoeken , en de gemar 172 telde slaakt zijn boeien. Hij ontwaakt met een diepen zucht; kille droppels patelen op zijn voor 172 hoofd ; het angstzweet druipt van zijn haren ; sid 172 derend voelt hij om zich; nog huiverend betast hij zich van alle zijden, niet eens zeker van zijn eigen bestaan, en ten slotte verbergt hij zich diep onder de dekens om een nieuwen aanval van ’t monster te voorkomen. Had ik geen gelijk, Mijnheer de Redacteur! u de kennismaking met zoo’n kwel 172 duivel niet toe te wenschen P Wie zou zoo’n mar 172 teling zelfs aan zijn grootsten vijand gunnen P Rochefort, de beruchte lantaarnman , zelfs niet aan den derden Napoleon of den premier OUivier! 11 Gij kent de ^Echtscheiding” van Tollens, dus ook de meesterlijke strofen , waarin hij het ondra 172 gelijke der ontijdig gebluschte liefdevonken bezingt ? Gij herinnert u derhalve zijn roerend: #Dat lot was het lot van Lorenzo weleer, *Het lot van Leonore voor dezen en gij herdenkt bij die herinnering nog eens al de kwellingen, door dit ongelukkig echtpaar geleden. Welnu, Mijnheer de Redacteur 1 wanneer gij al de folteringen van een genachtmerriede nog eens bepeinst, weet dan dat ik, een uwer dwarskijkers en bladvullers, zoo’n deerniswaardige ben. "Dat lot was mijn lot sinds maanden en dagen, //Ik kan en ik wil nu niet langer het dragen.” En kwelde het ondier mij nog maar alleen in den slaap, pakte hij me slechts aan , als ik halt 'dommelend en soezerig mijn rusttijd sleet, er zou misschien nog een remedie zijn voor de kwaal, hetzij door een paardekop op mijn slaapkamer of mijn pantoffels kruiselings voor mijn legerstee te zetten, hetzij door voor het slapen gaan een extra hartversterkingje te nemen en zoo den booze, die de alcohol-lucht niet kan uitstaan, van honk te houden. Maar de nikker valt mij te lijf midden in mijn werk, op mijn wandeling, in mijn lectuur, aan mijn schrijftafel, en vervolgt mij onder allerlei vormen en in allerlei gedaanten. Verbeeld u op de agenda, die nevens een partij papieren op mijn schrijftafel ligt, staat onder an 172 deren : rbieutee lielsche Courant!" Ik heb er die drie woorden, ik weet zelf niet wanneer, op 172 gekrabbeld , eenvoudig voor memorie. In die paar woorden nu schijnt de geest van den nikker geva 172 ren te zijn , want zoo dikwerf zij mij in den joog 172 sten tijd in de oogen vielen , dansten de letters als vurige spoken. Leg ik er een boek over, dan komt de staart van het monster als een roode slang er uit, en smijt ik de heele agenda weg, dan dreigen nog de boksklauwen mij verwoed aan te grijpen. Met Heloïze aan haar Abelard mag ik eenigzins gewijzigd wel zeggen : //ÏVaarheen ik vlucht of schuil, waarheen ik staar of ga, »De kwelgeest blijft mij bij, en ’t spooksel ijlt mQ na." Vertoonde het monster zich nog maar als een ijzervretende Minotaurus of een brallende Nieuw 172 jaars beer, dan wierp men hem doodeenvoudig een vetten os of een zak guldens in de kaken, en men was ten minste tijdelijk van hem af, doch mijn spook veracht dat nietige stof en eischt, grimmiger dan ooit, onmiddellijke vervulling mijner gedane belofte. Wie belooft al niet eens iets om even spoedig weer zijn belofte te vergeten! Ook ik beloofde u, Mijnheer de Redacteur, zoo nu en dan mee te dee- len, wat meedeelenswaardig was. Wat valt er echter in onze stille, rustige dreven veel meldenswaardig voor, dacht ik, en dommelde voort, altijd met het dreigende spooksel naast mij. «-Ik weet niets,” was mijn korte en bitse antwoord op de herhaalde bedreiging van mijn kwelgeest. //Ga, en zoek tot gij wat vindt, en keer niet terug voor gij wat gevonden hebt,” klonk het mij daarop scherp en schril in de ooren, en een onzichtbare maar ge 172 spierde arm zette mij buiten de deur, mij nauw den tijd latende om mijn gaanstok te vatten en ... mijn bril op te zetten. Daar sta ik nu op den hoogen dijk, midden in Maas-Waal. Mijn blik weidt over een onafzienba- ren waterplas, en ik denk met huivering terug aan het tooneel van ’61. Met zekeren trots evenwel beschouw ik onze vernieuwde en verzwaarde dij 172 ken , en ik werp een uitdagenden blik op onzen ouden vijand, die nu kalm en vleiend langs onze oevers kabbelt. Op dit punt is het verblijf in onze schoone streek veiliger geworden. Ik volg den loop van het langzaam afvloeiende binnenwater, dat door den Dreumelschen Slokop verzwolgen wordt. Dit waardig gedenkteeken van den bekwamen Fijnje heeft welvaart verspreid over de drie Gemeenten, die het van haar overvloedig water bevrijdt. Jam 172 mer slechts, dat ook de overige Gemeenten van Maas-Waal niet in dit voorrecht deelen, en het grootsche plan van den edelen van Rechteren, om één waterlossing voor deze geheele streek te heb 172 ben , nog altijd een plan blijft. Met genoegen ontwaar ik in Dreumel zelf twee merkwaardige teekenen des tijds: het vergrooten der R. K. Kerk en der openbare school. Beide gebouwen, met de nieuwe onderwijzerswoning, zijn een sieraad der Gemeente, waar een nieuwe Burgemeester met flinke hand de teugels van het bewind heeft aange 172 grepen, Ik neem mijn weg langs het stoom 172 werktuig en breng in dit eenvoudig kunstwerk mijn dankbare hulde aan den vooruitgang onzer eeuw. Weldra bereik ik den kronkelenden Maasdijk , en een nog onbekend gevaarte trekt eerlang mijn aan 172 dacht : het stoomgemaal te Maasbommel. Ook deze betrekkelijk kleine polder heeft zich de kosten van een waterlosmachine getroost en .... vaart er wel bij, naar ik verneem. Ook hier verrees in de laatste maanden een vernieuwd en vergroot tempel 172 gebouw, dat waard is gezien te worden. Voor zoover de waterstand het mij toelaat, verlaat ik hier en daar den kronkelenden dijk, om langs binnenwegen den koristen afstand tusschen twee punten te zoeken. Wat al verbetering op vele plaatsen 1 Waar men , nog weinig jaren geleden, in den modder verzonk , leidt nu een effen grint- baan, zelfs naar de afgelegenste woningen. Parti 172 culieren sloegen mede de hand aan den arbeid en steunden Gemeente-, Dijk- en Polderbesturen. Ver 172 lokt door deze ervaring, verlaat ik even beneden Appeltere voor goed den Maasdijk om in rechte lijn de Waal te bereiken. Aanvankelijk schijnt die binnenweg een kolfbaan, maar pas heb ik Altforst achter den rug of ik vrees in den modder te zullen verzinken. Hoogstens twintig minuten kan de af 172 stand zijn van hier lot aan het Puiflijksche schut 172 sluisje, van waar op nieuw een goede grintweg tot den waaldijk voortloopt, en dien afstand van twin 172 tig minuten lei ik af in twee uren, met groote moeite en groot gevaar om in de langs den mod 172 derpoel stroomende wetering mijn graf te vinden. Kleingeestige naijver tusschen Corporatien en Par 172 ticulieren beletten tot nog toe de opruiming van dezen middeneeuwschen dam in de moderne com 172 municatie. Het is intusschen meer dan schemering, het is een donkere avond geworden. Ik spoed mij dus om Bruten te bereiken , waar ik voor dezen nacht mijn tent wil opslaan. Ik nader het dorp, Maar hoe ? Ben ik verdwaald ? Is dat Bruten ? Die helder verlichte straat zag ik nooit te voren. Ik neem mijn bril af, en veeg de beslagen glazen droog, ja, jawel, ik herken die huizen , ik ben in Bruten. Ik zal mij dus beter moeten uitdrukken: die straat zag ik nooit te voren helder verlicht. Aangenaam verrast wandel ik voort en bemerk, dat niet alleen deze straat, maar de geheele kom der Gemeente verlicht is. Om de honderd meter ongeveer werpen flinke lantaarns , op sierlijke palen bevestigd, hun zilverwit schijnsel triomfeerend in den omtrek en verplaatsen den wandelaar in een onzer volkrijke steden. Op het ruime marktplein houd ik een oogenblik stand en sla een tevreden blik om mij. Daar na 172 dert een bekende uit vroeger dagen. //Bonsoir Bruintje ! hoe gaat het ? Nou , jelui hebt er eer vanvoeg ik hem toe. «Waarvan P” vraagt hij. «Wel, van je meegaan met den tgd antwoord ik, en wijs op de nabijstaande lantaarn. //O , bedoel je die dingen P” herneemt hij; «als het van mij afgehangen had, waren ze er niet ge 172 komen. Wat hebben we er aan ? Wij kunnen den weg wel vinden , en een vreemde moet ’s avonds maar thuis blijven." -— «Of de beenen breken P” vraag ik; /■ waarlijk een mooi compliment voor mij, die als vreemdeling hier ronddool." Dat de wreve 172 lige spreker geen voorstemmend lid van den Drn- tenschen Gemeenteraad geweest is, zal wel onnoo- dig zijn te melden. Jammer, dat de Chineesche muur aan ’t instorten is; daar achter was anders plaats voor mijn man. Intusschen heeft de Raad dier nijvere Gemeente eer van haar moedig besluit en de ijrma Enthoven van haar geleverd werk. Als de voornaamste Gemeente van Maas-Waal zoogoed baan breekt op den weg van verlichting en vooruit 172 gang, mag men met grond navolging in den om 172 trek hopen. Amsterdam zou er waarlijk een lesje kunnen nemen in negative lichtschuwheid, adres aan zijn Hoogere Burgerschool voor meisjes. Nauw had ik zelf den gunstigen indruk ontvan 172 gen door de verlichting op mij gemaakt, of ik wilde dit feit on middellijk ter uwer kennis brengen, Mijnheer de R.I Ik schrijf daarom een paar regels, pas een kwartje en vijf centen af, schel om den bediende in mijn logement en zeg: «Breng dat eens gauw naar het telegraafbureau.” Verbaasd kijkt de jongen mij aan. //Wat zegt U, Mijn 172 heer ?” «Breng dat naar het telegraafbureau!" herneem ik driftig. //Naar Tiel of naar Nijme 172 gen P” —- «Dat gaat je niet aan, waar het heen moet, maar gij moet het hier op het bureau bren 172 gen , hier, hoor je?” «Maar hier is geen bu 172 reau,” is het laconisch antwoord, «verkiest Mijnheer, dat ik het naar Tiel breng ?” «Geef het briefje dan maar weer hier,” hervat ik vrij genielijk, en terwijl de knecht mij half lachend, half wezenloos aanstaart, pruttel ik bij mij zelf: «Wel lantaarns en geen telegraaf! En voor veertien dagen is bet stellen van een telegraaflijn tusschen Tie! en Nij 172 megen toch aanbesteed, en nu nog niet klaar 1 Dat zon in Amerika anders gaan 1” «O, bedoelt U dat?” mengt de knecht zich in mijn alleenspraak, «maar, die lijn komt immeis aan den anderen kant van de Waal ?" Verdrietig loop ik de deur uit, steeds voortbrommende: //Hier geen telegraafbureau, in een plaats met zooveel handel, zooveel vertier, zooveel correspondentie ? Waarlijk, dat kan zoo niet langer; daar zal ik mijn achterneef, wiens zwager derde klerk is bij Binnenlandsche zaken, over onderhouden,” Helaas ! daar valt mij juist in, dat «Telegrafen” onlangs naar Financiën verhuisd zijn en dat van Rosse nog al taai op de hand is. Om ’t even , als handelaars en verdere belangheb 172 benden uit de Gemeente en den omtrek samen werken, komt er gemakkelijk een bureau, dat zeker reeds het eerste jaar de kosten dekt. Ik hoop het er bij mijn volgende tournee te vinden, en leg mijn schelling al vast a part om U daarvan dan terstond kennis te geven Alvorens Druten te verlaten, moet ik nog gewag maken van de uitmuntende verbetering der openbare school, in ’tjongste najaar, De vorige twee ver 172 trekken zijn tot vier uiterst doelmatig ingerichte localen uitgedijd, waar licht, lucht, ruimte en ameublement om strijd wedijveren om het verblijf van onderwijzers en leerlingen er aangenaam te maken. Dat de jeugd van die gelegenheid profiteert, blijkt uit het getal leerlingen, dat naar ik verneem , er ruim driehonderd bedraagt, terwijl ook de hier aanwezige Bijzondere school goed bezet is. Hoe zou ook de jeugd niet naar ontwikkeling haken, waar het Bestuur zoo flink voorgaat met het ver 172 spreiden van licht ? Ik vervolg mijn wandeling en doorkruis de ach 172 terstraten van Leeuwen. Wat al verbetering aan huizen en wegen ontwaar ik vooral hier. Ik blijf staan bij een paar arbeiders, die een kuil graven. «Wat moet dat?” vraag ik, //komen hier ook lantaarns zooals in Druten?” Verbaasd zien de mannen mij aan. Eindelijk antwoordt een hunner: «o Mijnheer, in Druten, dat geloof ik wel; daar kunnen ze uitgaan en uil blij ven , zoo lang ze wil 172 len ; maar hier passen ze er op, en kip 1 binde binnen, al zitte ook maar vijf menuiten na te praten in de herberg; we motten met de kippen naar stok. Wat zouwe dus met lantaarns doen. En bovendien ons durp leit er ook zoo goed niet toe.” Mijn weg leidt midden door den jon gaten doorbraak. Een wel bebouwde straat, prachtiger dan ooit te voren, is uit den vloed verrezen ; geen spoor van vernie 172 ling of verwoesting is meer te zien. Ik bereik den zoogenaamden hoogen weg. «Hoge Kamp” lees ik aan mijn linkerhand op bet hek van een wel onderhouden landgoed. «Dat is zeker nog oude spelling,” zeg ik in mij zelf: nhoge met één o. Zou de bewoner ook nog iemand van den ouden tijd zijn ?” //Dan zoudt ge u vergissen , Mijn 172 heer,” roept mij een voorbijganger toe, die mijn vraag schijnt gehoord te hebben, «die bewoner is, in weerwil van zijn jaren, wel degelijk met zijn tijd meegegaan; dat moest u maar eens booren bijvoorbeeld in onzen Raad.” Dat brengt mij bij het naderen van Wamel op een idée. Toen ik die lange , rechte, net gebouwde straat af zag, dacht ik : Die straat is gemaakt voor lantaarns; wat zouden ze hier een goed effect doen ! Ik stap derhalve even bij den hupschen en wakkeren Bur 172 gemeester dier Gemeente af en geef hem mijn idée terug. //En zoo zou je ons tot een appendix van Druten willen maken ?" vraagt hij op zijn eigenaardig schertsenden toon. «Of van Tiel, naar u wilt,” herneem ik, daar hebben ze zelfs gas. Ge will toch niet het goede verwerpen, om 172 dat een ander is voorgegaan. ?” «In ’t geheel niet, mij zien, nis «Kom, k altijd in niet voor parigheid wijlen d< komen ? ook slecl tien , vij dier scbo niemand opheffen, wil afbrei zoomin f onze bolt voor vijf men toei middelen lantaarns u P” ... rNieui streep dc teeken e merrie ir P] Prijze Gert. W< Oblig. E « E Oblig 1 Oblig. a A and. G Oblig. ii « I I loten fl Aand. 1 Oblig. ï. V sliep zi JACOB van ru hare te 1 hare ge zij uitzi ons rus