Tekstweergave van nieuwe_tielsche_courant-18700202-002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
singi
welke
men
hem
bereid
hnd
en
gaf
daarvan
in
dankbare
en
hartelijke
woorden
lucht.
Moge
die
overeenstemming
tusachen
herder
en
kudde
blijven
I
//Ken
u
zelven”
is
eene
gulden
spreuk,
wier
toepassing
in
het
leven
zonder
twijfel
de
ontwikke
172
ling
van
den
mensch
bevorderen
kan.
In
onze
da
172
gen
vindt
die
toepassing
in
één
opzigt
ten
minste
veie
voorstanders
,
want
meer
algemeen
dan
vroeger
legt
men
zich
toe
op
de
kennis
van
den
bouw
van
het
menschelijk
ligchaam.
Maar
het
peilen
der
diepten
van
den
menscbelijkeu
geest,
van
de
aandoeningen
en
hartstogten
,
de
deugden
en
de
verkeerdheden
van
den
mensch,
zich
openbarende
in
zijn
doen
en
laten
—is
zeker
even
belangwekkend
en
nuttig
als
de
kennis
van
zijn
ligchamelijk
zamenstel.
Daarom
vestigen
wij
de
aandacht
op
een
boekdeel,
onlangs
verschenen
onder
den
titel:
//De
Menscbelijke
Natuur
in
haar
wezen
en
openbaringen.
Vrij
bewerkt
naar
Ch.
'Dollfus,
door
Jo.
de
Fries,"—
een
boek,dat
eene
interesante
en
degelijke
bijdrage
levert
tot
de
kennis
van
het
menschelijk
gemoedsleven,
en
over
172
vloeit
van
opmerkingen,
zoo
verrassend
en
waar,
dat
zij
den
lezer
telkens
aangrijpen
en
tot
nadenken
uitlokken.
BtTRGEBLIJHE
STAND.
TE
T
I
E
L
van
den
28
Jan.
tot
den
1
Eebr.
Gehuwd:
Geene.
Bevallen:
P.
Cornelia
sen,
geb.
van
Gemert,
Z.
—
C,
de
Blank,
geb.
Warren,
D.
—
W.
Krouwel,
geb.
Versteeg
Corneliese,
Z,
Overleden
■■
kenbof,
38
j.
T
E
Z.
—
A,
C.
van
der
Sijp,
geb.
M.
J.
van
Baars,
geh.
met
J.
Mer-
ZALT-BOMMEL
van
23
tot
29
Jan.
Gehuwd:
Geene.
Bevallen:
F.
T.
van
Willigen,
geb.
Tümans,
D.
—
P.
J.
van
Es,
geb.
Bonman,
Z.
—
A.
M.
van
den
Oever,
geb.
den
Adel,
Z.
—
P.
H.
van
Eossnm,
geb.
van
Kalkum,
Z.
—
C.
S.
C.
Naes-
sene
,
geb.
Bol,
Z.
Overleden:
Leven!,
aang.
kind
van
het
vrouwe
172
lijk
geslacht
van
J.
J.
van
der
Maze
en
B.
M.
Klaassen.
Mengelingen.
Blaas-Waalsche
Pat-pourrl.
De
nachtmerrie
is
een
akelig
ding,
een
spook
met
vleesch
en
beenen,
een
weerwolf,
een
monster
,
een
geharnaste
en
gehoornde
duivel.
Kent
gij
dat
verschrikkelijke
wezen
,
Mijnheer
de
Redacteur
?
Ik
hoop
,
om
uwentwille,
niet
anders
dan
bij
naam.
Maar
beklaag
desniettemin
den
armen
slaper,
die
op
’t
onverwachtst
door
dien
verraderlijken
sater
aangegrepen
en
gefolterd
wordt.
Pas
heeft
hij
de
oogen
geloken
en
is
in
een
half
wakenden
,
half
sla
172
penden
toestand
geraakt,
dien
wij
sluimeren
noe
172
men
,
of,
pof!
daar
valt
het
gedrocht
hem
op
’t
lijf,
omklemt
hem
als
in
een
pantser,
nijpt
hem
de
keel
toe,
grijnst
hem
aan
en
voert
hem
rond
in
het
rijk
der
afzichtelijkste
fantomen.
De
on
172
gelukkige
lijder
waant
zich
verplaatst
in
den
zwar
172
ten
Tartarus,
en
zijn
gezelschap
bestaat
nit
vlie
172
gende
draken,
zevenkoppige
renzen,
eenoogige
dwergen
en
roodgetabbaarde
bokspooten.
Daar
laat
eindelijk
de
kwelgeest
zijn
prooi
varen
om
wellicht
een
ander
offer
te
zoeken
,
en
de
gemar
172
telde
slaakt
zijn
boeien.
Hij
ontwaakt
met
een
diepen
zucht;
kille
droppels
patelen
op
zijn
voor
172
hoofd
;
het
angstzweet
druipt
van
zijn
haren
;
sid
172
derend
voelt
hij
om
zich;
nog
huiverend
betast
hij
zich
van
alle
zijden,
niet
eens
zeker
van
zijn
eigen
bestaan,
en
ten
slotte
verbergt
hij
zich
diep
onder
de
dekens
om
een
nieuwen
aanval
van
’t
monster
te
voorkomen.
—
Had
ik
geen
gelijk,
Mijnheer
de
Redacteur!
u
de
kennismaking
met
zoo’n
kwel
172
duivel
niet
toe
te
wenschen
P
Wie
zou
zoo’n
mar
172
teling
zelfs
aan
zijn
grootsten
vijand
gunnen
P
Rochefort,
de
beruchte
lantaarnman
,
zelfs
niet
aan
den
derden
Napoleon
of
den
premier
OUivier!
11
Gij
kent
de
^Echtscheiding”
van
Tollens,
dus
ook
de
meesterlijke
strofen
,
waarin
hij
het
ondra
172
gelijke
der
ontijdig
gebluschte
liefdevonken
bezingt
?
Gij
herinnert
u
derhalve
zijn
roerend:
#Dat
lot
was
het
lot
van
Lorenzo
weleer,
*Het
lot
van
Leonore
voor
dezen
en
gij
herdenkt
bij
die
herinnering
nog
eens
al
de
kwellingen,
door
dit
ongelukkig
echtpaar
geleden.
Welnu,
Mijnheer
de
Redacteur
1
wanneer
gij
al
de
folteringen
van
een
genachtmerriede
nog
eens
bepeinst,
weet
dan
dat
ik,
een
uwer
dwarskijkers
en
bladvullers,
zoo’n
deerniswaardige
ben.
"Dat
lot
was
mijn
lot
sinds
maanden
en
dagen,
//Ik
kan
en
ik
wil
nu
niet
langer
het
dragen.”
En
kwelde
het
ondier
mij
nog
maar
alleen
in
den
slaap,
pakte
hij
me
slechts
aan
,
als
ik
halt
'dommelend
en
soezerig
mijn
rusttijd
sleet,
er
zou
misschien
nog
een
remedie
zijn
voor
de
kwaal,
hetzij
door
een
paardekop
op
mijn
slaapkamer
of
mijn
pantoffels
kruiselings
voor
mijn
legerstee
te
zetten,
hetzij
door
voor
het
slapen
gaan
een
extra
hartversterkingje
te
nemen
en
zoo
den
booze,
die
de
alcohol-lucht
niet
kan
uitstaan,
van
honk
te
houden.
Maar
de
nikker
valt
mij
te
lijf
midden
in
mijn
werk,
op
mijn
wandeling,
in
mijn
lectuur,
aan
mijn
schrijftafel,
en
vervolgt
mij
onder
allerlei
vormen
en
in
allerlei
gedaanten.
Verbeeld
u
op
de
agenda,
die
nevens
een
partij
papieren
op
mijn
schrijftafel
ligt,
staat
onder
an
172
deren
:
rbieutee
lielsche
Courant!"
Ik
heb
er
die
drie
woorden,
ik
weet
zelf
niet
wanneer,
op
172
gekrabbeld
,
eenvoudig
voor
memorie.
In
die
paar
woorden
nu
schijnt
de
geest
van
den
nikker
geva
172
ren
te
zijn
,
want
zoo
dikwerf
zij
mij
in
den
joog
172
sten
tijd
in
de
oogen
vielen
,
dansten
de
letters
als
vurige
spoken.
Leg
ik
er
een
boek
over,
dan
komt
de
staart
van
het
monster
als
een
roode
slang
er
uit,
en
smijt
ik
de
heele
agenda
weg,
dan
dreigen
nog
de
boksklauwen
mij
verwoed
aan
te
grijpen.
Met
Heloïze
aan
haar
Abelard
mag
ik
eenigzins
gewijzigd
wel
zeggen
:
//ÏVaarheen
ik
vlucht
of
schuil,
waarheen
ik
staar
of
ga,
»De
kwelgeest
blijft
mij
bij,
en
’t
spooksel
ijlt
mQ
na."
Vertoonde
het
monster
zich
nog
maar
als
een
ijzervretende
Minotaurus
of
een
brallende
Nieuw
172
jaars
beer,
dan
wierp
men
hem
doodeenvoudig
een
vetten
os
of
een
zak
guldens
in
de
kaken,
en
men
was
ten
minste
tijdelijk
van
hem
af,
doch
mijn
spook
veracht
dat
nietige
stof
en
eischt,
grimmiger
dan
ooit,
onmiddellijke
vervulling
mijner
gedane
belofte.
Wie
belooft
al
niet
eens
iets
om
even
spoedig
weer
zijn
belofte
te
vergeten!
Ook
ik
beloofde
u,
Mijnheer
de
Redacteur,
zoo
nu
en
dan
mee
te
dee-
len,
wat
meedeelenswaardig
was.
Wat
valt
er
echter
in
onze
stille,
rustige
dreven
veel
meldenswaardig
voor,
dacht
ik,
en
dommelde
voort,
altijd
met
het
dreigende
spooksel
naast
mij.
«-Ik
weet
niets,”
was
mijn
korte
en
bitse
antwoord
op
de
herhaalde
bedreiging
van
mijn
kwelgeest.
—
//Ga,
en
zoek
tot
gij
wat
vindt,
en
keer
niet
terug
voor
gij
wat
gevonden
hebt,”
klonk
het
mij
daarop
scherp
en
schril
in
de
ooren,
en
een
onzichtbare
maar
ge
172
spierde
arm
zette
mij
buiten
de
deur,
mij
nauw
den
tijd
latende
om
mijn
gaanstok
te
vatten
en
...
mijn
bril
op
te
zetten.
Daar
sta
ik
nu
op
den
hoogen
dijk,
midden
in
Maas-Waal.
Mijn
blik
weidt
over
een
onafzienba-
ren
waterplas,
en
ik
denk
met
huivering
terug
aan
het
tooneel
van
’61.
Met
zekeren
trots
evenwel
beschouw
ik
onze
vernieuwde
en
verzwaarde
dij
172
ken
,
en
ik
werp
een
uitdagenden
blik
op
onzen
ouden
vijand,
die
nu
kalm
en
vleiend
langs
onze
oevers
kabbelt.
Op
dit
punt
is
het
verblijf
in
onze
schoone
streek
veiliger
geworden.
Ik
volg
den
loop
van
het
langzaam
afvloeiende
binnenwater,
dat
door
den
Dreumelschen
Slokop
verzwolgen
wordt.
Dit
waardig
gedenkteeken
van
den
bekwamen
Fijnje
heeft
welvaart
verspreid
over
de
drie
Gemeenten,
die
het
van
haar
overvloedig
water
bevrijdt.
Jam
172
mer
slechts,
dat
ook
de
overige
Gemeenten
van
Maas-Waal
niet
in
dit
voorrecht
deelen,
en
het
grootsche
plan
van
den
edelen
van
Rechteren,
om
één
waterlossing
voor
deze
geheele
streek
te
heb
172
ben
,
nog
altijd
een
plan
blijft.
Met
genoegen
ontwaar
ik
in
Dreumel
zelf
twee
merkwaardige
teekenen
des
tijds:
het
vergrooten
der
R.
K.
Kerk
en
der
openbare
school.
Beide
gebouwen,
met
de
nieuwe
onderwijzerswoning,
zijn
een
sieraad
der
Gemeente,
waar
een
nieuwe
Burgemeester
met
flinke
hand
de
teugels
van
het
bewind
heeft
aange
172
grepen,
—
Ik
neem
mijn
weg
langs
het
stoom
172
werktuig
en
breng
in
dit
eenvoudig
kunstwerk
mijn
dankbare
hulde
aan
den
vooruitgang
onzer
eeuw.
Weldra
bereik
ik
den
kronkelenden
Maasdijk
,
en
een
nog
onbekend
gevaarte
trekt
eerlang
mijn
aan
172
dacht
:
het
stoomgemaal
te
Maasbommel.
Ook
deze
betrekkelijk
kleine
polder
heeft
zich
de
kosten
van
een
waterlosmachine
getroost
en
....
vaart
er
wel
bij,
naar
ik
verneem.
Ook
hier
verrees
in
de
laatste
maanden
een
vernieuwd
en
vergroot
tempel
172
gebouw,
dat
waard
is
gezien
te
worden.
Voor
zoover
de
waterstand
het
mij
toelaat,
verlaat
ik
hier
en
daar
den
kronkelenden
dijk,
om
langs
binnenwegen
den
koristen
afstand
tusschen
twee
punten
te
zoeken.
Wat
al
verbetering
op
vele
plaatsen
1
Waar
men
,
nog
weinig
jaren
geleden,
in
den
modder
verzonk
,
leidt
nu
een
effen
grint-
baan,
zelfs
naar
de
afgelegenste
woningen.
Parti
172
culieren
sloegen
mede
de
hand
aan
den
arbeid
en
steunden
Gemeente-,
Dijk-
en
Polderbesturen.
Ver
172
lokt
door
deze
ervaring,
verlaat
ik
even
beneden
Appeltere
voor
goed
den
Maasdijk
om
in
rechte
lijn
de
Waal
te
bereiken.
Aanvankelijk
schijnt
die
binnenweg
een
kolfbaan,
maar
pas
heb
ik
Altforst
achter
den
rug
of
ik
vrees
in
den
modder
te
zullen
verzinken.
Hoogstens
twintig
minuten
kan
de
af
172
stand
zijn
van
hier
lot
aan
het
Puiflijksche
schut
172
sluisje,
van
waar
op
nieuw
een
goede
grintweg
tot
den
waaldijk
voortloopt,
en
dien
afstand
van
twin
172
tig
minuten
lei
ik
af
in
twee
uren,
met
groote
moeite
en
groot
gevaar
om
in
de
langs
den
mod
172
derpoel
stroomende
wetering
mijn
graf
te
vinden.
Kleingeestige
naijver
tusschen
Corporatien
en
Par
172
ticulieren
beletten
tot
nog
toe
de
opruiming
van
dezen
middeneeuwschen
dam
in
de
moderne
com
172
municatie.
Het
is
intusschen
meer
dan
schemering,
het
is
een
donkere
avond
geworden.
Ik
spoed
mij
dus
om
Bruten
te
bereiken
,
waar
ik
voor
dezen
nacht
mijn
tent
wil
opslaan.
Ik
nader
het
dorp,
Maar
hoe
?
Ben
ik
verdwaald
?
Is
dat
Bruten
?
Die
helder
verlichte
straat
zag
ik
nooit
te
voren.
Ik
neem
mijn
bril
af,
en
veeg
de
beslagen
glazen
droog,
ja,
jawel,
ik
herken
die
huizen
,
ik
ben
in
Bruten.
Ik
zal
mij
dus
beter
moeten
uitdrukken:
die
straat
zag
ik
nooit
te
voren
helder
verlicht.
Aangenaam
verrast
wandel
ik
voort
en
bemerk,
dat
niet
alleen
deze
straat,
maar
de
geheele
kom
der
Gemeente
verlicht
is.
Om
de
honderd
meter
ongeveer
werpen
flinke
lantaarns
,
op
sierlijke
palen
bevestigd,
hun
zilverwit
schijnsel
triomfeerend
in
den
omtrek
en
verplaatsen
den
wandelaar
in
een
onzer
volkrijke
steden.
Op
het
ruime
marktplein
houd
ik
een
oogenblik
stand
en
sla
een
tevreden
blik
om
mij.
Daar
na
172
dert
een
bekende
uit
vroeger
dagen.
//Bonsoir
Bruintje
!
hoe
gaat
het
?
Nou
,
jelui
hebt
er
eer
vanvoeg
ik
hem
toe.
—
«Waarvan
P”
vraagt
hij.
—
«Wel,
van
je
meegaan
met
den
tgd
antwoord
ik,
en
wijs
op
de
nabijstaande
lantaarn.
—
//O
,
bedoel
je
die
dingen
P”
herneemt
hij;
«als
het
van
mij
afgehangen
had,
waren
ze
er
niet
ge
172
komen.
Wat
hebben
we
er
aan
?
Wij
kunnen
den
weg
wel
vinden
,
en
een
vreemde
moet
’s
avonds
maar
thuis
blijven."
-—
«Of
de
beenen
breken
P”
vraag
ik;
/■
waarlijk
een
mooi
compliment
voor
mij,
die
als
vreemdeling
hier
ronddool."
—
Dat
de
wreve
172
lige
spreker
geen
voorstemmend
lid
van
den
Drn-
tenschen
Gemeenteraad
geweest
is,
zal
wel
onnoo-
dig
zijn
te
melden.
Jammer,
dat
de
Chineesche
muur
aan
’t
instorten
is;
daar
achter
was
anders
plaats
voor
mijn
man.
Intusschen
heeft
de
Raad
dier
nijvere
Gemeente
eer
van
haar
moedig
besluit
en
de
ijrma
Enthoven
van
haar
geleverd
werk.
Als
de
voornaamste
Gemeente
van
Maas-Waal
zoogoed
baan
breekt
op
den
weg
van
verlichting
en
vooruit
172
gang,
mag
men
met
grond
navolging
in
den
om
172
trek
hopen.
Amsterdam
zou
er
waarlijk
een
lesje
kunnen
nemen
in
negative
lichtschuwheid,
adres
aan
zijn
Hoogere
Burgerschool
voor
meisjes.
Nauw
had
ik
zelf
den
gunstigen
indruk
ontvan
172
gen
door
de
verlichting
op
mij
gemaakt,
of
ik
wilde
dit
feit
on
middellijk
ter
uwer
kennis
brengen,
Mijnheer
de
R.I
Ik
schrijf
daarom
een
paar
regels,
pas
een
kwartje
en
vijf
centen
af,
schel
om
den
bediende
in
mijn
logement
en
zeg:
«Breng
dat
eens
gauw
naar
het
telegraafbureau.”
—
Verbaasd
kijkt
de
jongen
mij
aan.
//Wat
zegt
U,
Mijn
172
heer
?”
—
«Breng
dat
naar
het
telegraafbureau!"
herneem
ik
driftig.
—
//Naar
Tiel
of
naar
Nijme
172
gen
P”
—-
«Dat
gaat
je
niet
aan,
waar
het
heen
moet,
maar
gij
moet
het
hier
op
het
bureau
bren
172
gen
,
hier,
hoor
je?”
—
«Maar
hier
is
geen
bu
172
reau,”
is
het
laconisch
antwoord,
«verkiest
Mijnheer,
dat
ik
het
naar
Tiel
breng
?”
—
«Geef
het
briefje
dan
maar
weer
hier,”
hervat
ik
vrij
genielijk,
en
terwijl
de
knecht
mij
half
lachend,
half
wezenloos
aanstaart,
pruttel
ik
bij
mij
zelf:
«Wel
lantaarns
en
geen
telegraaf!
En
voor
veertien
dagen
is
bet
stellen
van
een
telegraaflijn
tusschen
Tie!
en
Nij
172
megen
toch
aanbesteed,
en
nu
nog
niet
klaar
1
Dat
zon
in
Amerika
anders
gaan
1”
—
«O,
bedoelt
U
dat?”
mengt
de
knecht
zich
in
mijn
alleenspraak,
«maar,
die
lijn
komt
immeis
aan
den
anderen
kant
van
de
Waal
?"
—
Verdrietig
loop
ik
de
deur
uit,
steeds
voortbrommende:
//Hier
geen
telegraafbureau,
in
een
plaats
met
zooveel
handel,
zooveel
vertier,
zooveel
correspondentie
?
Waarlijk,
dat
kan
zoo
niet
langer;
daar
zal
ik
mijn
achterneef,
wiens
zwager
derde
klerk
is
bij
Binnenlandsche
zaken,
over
onderhouden,”
Helaas
!
daar
valt
mij
juist
in,
dat
«Telegrafen”
onlangs
naar
Financiën
verhuisd
zijn
en
dat
van
Rosse
nog
al
taai
op
de
hand
is.
Om
’t
even
,
als
handelaars
en
verdere
belangheb
172
benden
uit
de
Gemeente
en
den
omtrek
samen
werken,
komt
er
gemakkelijk
een
bureau,
dat
zeker
reeds
het
eerste
jaar
de
kosten
dekt.
Ik
hoop
het
er
bij
mijn
volgende
tournee
te
vinden,
en
leg
mijn
schelling
al
vast
a
part
om
U
daarvan
dan
terstond
kennis
te
geven
Alvorens
Druten
te
verlaten,
moet
ik
nog
gewag
maken
van
de
uitmuntende
verbetering
der
openbare
school,
in
’tjongste
najaar,
De
vorige
twee
ver
172
trekken
zijn
tot
vier
uiterst
doelmatig
ingerichte
localen
uitgedijd,
waar
licht,
lucht,
ruimte
en
ameublement
om
strijd
wedijveren
om
het
verblijf
van
onderwijzers
en
leerlingen
er
aangenaam
te
maken.
Dat
de
jeugd
van
die
gelegenheid
profiteert,
blijkt
uit
het
getal
leerlingen,
dat
naar
ik
verneem
,
er
ruim
driehonderd
bedraagt,
terwijl
ook
de
hier
aanwezige
Bijzondere
school
goed
bezet
is.
Hoe
zou
ook
de
jeugd
niet
naar
ontwikkeling
haken,
waar
het
Bestuur
zoo
flink
voorgaat
met
het
ver
172
spreiden
van
licht
?
Ik
vervolg
mijn
wandeling
en
doorkruis
de
ach
172
terstraten
van
Leeuwen.
Wat
al
verbetering
aan
huizen
en
wegen
ontwaar
ik
vooral
hier.
Ik
blijf
staan
bij
een
paar
arbeiders,
die
een
kuil
graven.
«Wat
moet
dat?”
vraag
ik,
//komen
hier
ook
lantaarns
zooals
in
Druten?”
Verbaasd
zien
de
mannen
mij
aan.
Eindelijk
antwoordt
een
hunner:
«o
Mijnheer,
in
Druten,
dat
geloof
ik
wel;
daar
kunnen
ze
uitgaan
en
uil
blij
ven
,
zoo
lang
ze
wil
172
len
;
maar
hier
passen
ze
er
op,
en
kip
1
binde
binnen,
al
zitte
ook
maar
vijf
menuiten
na
te
praten
in
de
herberg;
we
motten
met
de
kippen
naar
stok.
Wat
zouwe
dus
met
lantaarns
doen.
En
bovendien
ons
durp
leit
er
ook
zoo
goed
niet
toe.”
—
Mijn
weg
leidt
midden
door
den
jon
gaten
doorbraak.
Een
wel
bebouwde
straat,
prachtiger
dan
ooit
te
voren,
is
uit
den
vloed
verrezen
;
geen
spoor
van
vernie
172
ling
of
verwoesting
is
meer
te
zien.
Ik
bereik
den
zoogenaamden
hoogen
weg.
«Hoge
Kamp”
lees
ik
aan
mijn
linkerhand
op
bet
hek
van
een
wel
onderhouden
landgoed.
«Dat
is
zeker
nog
oude
spelling,”
zeg
ik
in
mij
zelf:
nhoge
met
één
o.
Zou
de
bewoner
ook
nog
iemand
van
den
ouden
tijd
zijn
?”
—
//Dan
zoudt
ge
u
vergissen
,
Mijn
172
heer,”
roept
mij
een
voorbijganger
toe,
die
mijn
vraag
schijnt
gehoord
te
hebben,
«die
bewoner
is,
in
weerwil
van
zijn
jaren,
wel
degelijk
met
zijn
tijd
meegegaan;
dat
moest
u
maar
eens
booren
bijvoorbeeld
in
onzen
Raad.”
—
Dat
brengt
mij
bij
het
naderen
van
Wamel
op
een
idée.
Toen
ik
die
lange
,
rechte,
net
gebouwde
straat
af
zag,
dacht
ik
:
Die
straat
is
gemaakt
voor
lantaarns;
wat
zouden
ze
hier
een
goed
effect
doen
!
Ik
stap
derhalve
even
bij
den
hupschen
en
wakkeren
Bur
172
gemeester
dier
Gemeente
af
en
geef
hem
mijn
idée
terug.
//En
zoo
zou
je
ons
tot
een
appendix
van
Druten
willen
maken
?"
vraagt
hij
op
zijn
eigenaardig
schertsenden
toon.
—
«Of
van
Tiel,
naar
u
wilt,”
herneem
ik,
daar
hebben
ze
zelfs
gas.
Ge
will
toch
niet
het
goede
verwerpen,
om
172
dat
een
ander
is
voorgegaan.
?”
—
«In
’t
geheel
niet,
mij
zien,
nis
«Kom,
k
altijd
in
niet
voor
parigheid
wijlen
d<
komen
?
ook
slecl
tien
,
vij
dier
scbo
niemand
opheffen,
wil
afbrei
zoomin
f
onze
bolt
voor
vijf
men
toei
middelen
lantaarns
u
P”
...
rNieui
streep
dc
teeken
e
merrie
ir
P]
Prijze
Gert.
W<
Oblig.
E
«
E
Oblig
1
Oblig.
a
A
and.
G
Oblig.
ii
«
I
I
loten
fl
Aand.
1
Oblig.
ï.
V
sliep
zi
JACOB
van
ru
hare
te
1
hare
ge
zij
uitzi
ons
rus