Tekstweergave van nieuwe_tielsche_courant-18701228-001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
45. .45, .30, .35, .35, 1870, Zeven en Twintigste Jaargang. 1485. NIHÜWB TIBLSC VOOR DE STAD EN Abonncmcnta-prijs: Per jaar . . ƒ 3,60, Franco per post - 3,50, AdvcrtentlVn: Van één tot zes regels 60 Cents. Voor eiken regel meer 10 Cents. COURANT HET ARRONDISSEMENT. Woensdag 28 December. Be Uitgave: geschiedt eiken Dings dag 172 en Vrijdag-Avond. Verkrijgbaar: bij den Uitgever; bij alle Boekhandelaren en Postkantoren in dit Bijk. All verten tï6n voor deze Courant worden voor Duitgchlsnd, Ooetenrijk en Zwitserland aangenomen door H aasenSteln «t Voglcr, Expeditie-Kantoor van Advertentiën te Hamburg, Lnbeck, Iranifort a. M., Herlijn, Leipzig, Dresden, Breslm , Keulen, Stuttgart, Weenen, Praag, Hazel, Zurich, St. Gallen, Genève en Lausanne. Staatkundige Vertoogen- TWEE REDEVOERIXGEBr. (lüederland en Dultsehland.) De tijding van het uitbreken van een oorlog tuaschen Frankrijk en Pruissen maakte niet zonder reden een grooten indruk in ons vaderland. Men begreep dat de uitkomsten van dien krijg van dien aard konden zijn , dat onze verhouding tot het een of het ander land daardoor eene gewichtige verandering kon ondergaan. Was Frankrijk over 172 winnaar, dan was het te voorzien dat het zijn gebied zou vergroeien met de Tiijnlanden misschien ook met België, waarop Napoleon III reeds sedert lang begeerige blikken had geslagen (getuige Benedetti's tractaat met Bismarck); viel daarentegen de zege aan Pruissen ten deel, dan zou nu niet slechts de Noord, maar ook de Zuid-Duitsche staten het ondersteunden de éénheid van Duitschland daar 172 van een onvermijdelijk gevolg zijn. Nederland zou dus in ieder geval een machtigeren nabuur krijgen, dan het vóór ’t begin van den oorlog gehad had. Nu zullen wij de vraag niet onderzoeken, of het voor ons land meer te wenscben ware geweest een mach 172 tig Frankrijk, dan wel een overmogend Duitschland tot nabuur te hebben eene vraag, die wel ’t meest zal beslist worden naar de sympathie, die men voor het eene of andere volk gevoelt maar alleen opmerken, dat onze politieke gesteldheid tegenover het buitenland er niet beter op geworden is. Duitschland is groot en sterk geworden; Frankrijk daarentegen voor een reeks van jaren verzwakt: op Engeland valt, dat heeft de onder 172 vinding bewezen, ingeval onze onafhankelijkheid gevaar mocht lijden, ten gevolge zijner non-inter- venliepolitiek niet te rekenen. Rusland schijnt het eens te zijn met Pruissen en wat de andere mogendheden betreft 't behoeft geen betoog dat geen hunner voor ons in de bres zal springen ; daartoe zijn zij óf te zwak, óf zonder belang, terwijl velen genoeg te doen hebben in hun eigen land. Europa’s toestand is zoodanig, dat wat Da Costa zong van het jaar 1848 ook wel mag toe 172 gepast worden op het jaar 1870 , want de band der staten sprong , —■ En de dam werd doorgebroken , Die de Omwentlingszee bedwong! Oorlog 1 oorlog ! davert de aarde , Oorlog! de oorlog schier verjaard , Lang door weeën aangekondigd , Thans in vollen dosch herbaard 1 En daar rezen nieuwe tijden, En een nieuw Euroop brak aan 1 Is de aanblik van Europa’s gesteldheid niet zeer bemoedigend voor kleine rijken is het bij de zucht naar agglomeratie der volkeren, als toe 172 passing van het systeem der nationaliteit, zelfs te voorzien , dat hun afzonderlijk bestaan in de toe 172 komst zal ophouden toch komt het ons voor, dat er op dit oogenblik geen reden bestaat voor de vrees van annexatie van Nederland aan het groote Duitsche vaderland (waartoe sommige Duit- sche professoren vermeenen, dat ook ons volk be 172 hoort en wel op grond van taalverwantschap!) eene vrees die sedert 1866 veter gemoederen heeft ver 172 vuld. Men zal ons wijzen op ’t geen nu met Lu 172 xemburg gebeurt, maar wij antwoorden dat er om 172 trent die questie nog niet genoeg licht is ontstoken, om er grondig over te kunnen oordeelen. Niet van annexatie schijnt er sprake te zijn , maar wel van toetreding van Luxemburg onder een afzon 172 derlijk bestuur tot het Duitsche rijk; die rege 172 ling komt ons voor niet onbillijk te zijn en zelfs in ’t belang van het Hertogdom, —> meer nog in dat van ons land zelf, dat, ofschoon het niets met Luxemburg te maken heeft, toch door de omstan 172 digheid , dat onze Koning tegelijk de waardigheid van Groothertog van Luxemburg bekleedt, telkens aangaande dit land in conflict dreigde te komen met Duitschland of Frankrijk. Duitschland heeft alle reden van tevredenheid dat het Nederland niet geannexeerd heeft: gesteld het ware het geval ge 172 weest , hoe moeielijk zou dan niet de verdediging van ons aan de zee gelegen territoir geweest zijn ! nu is Duitschland bevrijd geweest van eene lan 172 ding der Fransche vloot dan had het deze niet kannen weren kortom uit het oogpunt van ver 172 dediging is ons tand voor het Duitsche rijk niet begeerlijk en daar nu juist verdediging tegen den buitenlandschen vijand het motief tot stichting van een Duitschen bondstaat heet te zijn zal men niet zoo licht tot aanhechting van ons vaderland aan dien staat overgaan. Wordt de vrede gesloten, onder afstand van Lotharingen en den Elzas aan Duitschland, dan heeft men in dat rijk nog zoo veel te regelen en te ordenen , dat alle lust voor verdere veroveringen van zelf zal gestild zijn, te meer daar het volk uitgeput is en blij zal zijn bef zwaard voor langer tijd te kunnen opsteken. Laat die vrees voor annexatie dan van ons wijken, ge 172 dachtig aan dat sclioone woord van Prof. van der Wijck "Ons heohtste schild zij onze zedelijke bracht. Niet onze angst voor den dood, maar onze liefde tot vrijheid , de fierheid van ons volks 172 bestaan , de frischheid en gezondheid van ons staatkundig en maatschappelijk leven zij onze schuts 172 godin, Roofvogels vinden alleen daar een prooi, waar lijken vergaderd zijn," Toch past ons behoedzaamheid: wij moeten in den omgang met onzen machtigen en overmoedi- gen buurman omzichtig zijn, ons vooral wachten hem eenigen aansloot te geven), en ontstaat er botsing, dan zij het de taak onzer diplomatic elk geschil te vereffenen, liezit Nederland geene geschikte di 172 plomaten , dat het er zich op toelegge hen te vor 172 men 1 Ook de Hoogleeraar Tellegen waarschuwt voor dat voortdurend de natie ontzenuwend den 172 ken aan annexatie en geeft dezen behartingswaar- digen raad. //Laat ons kalm ons weegs gaans, onze verdedigingsmiddelen inrigten met het oog op onze krachten , niets aan den schijn opofferen en verder door eene onzelfzuchtige vrijzinnige politiek alle regtmatige grieven van andere natiën trachten te voorkomen 1” Maar hij wijst op een ander gevaar, //het in werkelijkheid Duitsch worden , maar den naam van Nederland behouden,’’ en hij oppert de bedenking, of niet ten gevolge van Duitschiands voorbeeld, in welks geschiedenis sedert 1866 veel verleidelijks zou zijn , niet soms de vraag zal opkomen. //Is de weg der vrijheid wel zoo aanbevelingswaard of hebben de Duitschors weliigt de beste keuze gedaan met autoriteit boven majoriteit (dat Stlïatscbe Sehibboleth) te stellen ?” Ons komt bet voor, dat de Heer Tellegen bij bet beschouwen dier vraag wel wat al te zwaarmoe 172 dig gestemd is geweest en wij twijfelen , of hij, als hij zijne redevoering twee maanden later had geschreven, wel zou hebben gevraagd: //Zal de bevordering der Duitsche zegepralen ons ook ver 172 leiden den weg, dien Duitschland heeft bewandeld en nog bewandelt in te slaan ?” Al moge men toch in Nederland aanvankelijk voor Duitschland sym 172 pathie gevoeld en zijn dapperheid bewonderd hebben, sedert het zijn defensieven oorlog in een aggressie- ven veranderd heeft, sedert de oorlog ontaard is in een groote mensehenslagterij, spreekt die niet langer tot de verbeelding, maar vervalt afschuw zoo zeer het gemoed, dat deze reeds ons geheel afkee- rig maakt, denzelfden weg als Duitschland in te slaan. De Hoogleeraar Tellegen wijst reeds op het groot onderscheid tnsschen Nederland en Duitsch 172 land: op den vrijheidszin bij ons, de zeden der Hollanders, //noch kruipend voor hunne meerderen noch hoog neerziende op hunne minderen”; op hunne afkeerigheid van alle ijdele zucht naar titels en onderscheidingen, vervolgens op onze jongste politieke geschiedenis: op het bewustzijn , dat het persoonlijk Gouvernement ook met de beste bedoe 172 lingen ons bijna ten verderve had geleid , hoe dit aan de Nederlandsche natie den zedelijken moed en de zedelijke kracht gaf om voort te schrijden op de baan der politieke vrijheid, tot dat de stoot van 1848 voor goed den vrijen regeringsvorm ves 172 tigde en ons deed breken met bet persoonlijk Gou 172 vernement eindelijk op het selfgovernement van provinciën en gemeenten en hoe de kroon van dat gebouw is, /-dat dit geheel bestuurd wordt door eene aan de algemeene Vertegenwoordiging verant 172 woordelijke regeerlng en hij roept dan met recht uit: //Welk een verschil tusschen Duitschland en Nederland. Verschil dat nog meer in het oog springt, wanneer wij bedenken hoe de Nederland- ache staat zich onbevoegd heeft verklaard op het stak van Godsdienst, hoe hij een ieder niet alleen vrij laat in zijn geloof, maar evenmin aan banden legt de zedelijke lichamen, welke het uitvloeisel zijn dier individueele godsdienstvrijheid, de kerk 172 genootschappen : hoe hij geen dier kerkgenootschap 172 pen voortrekt boven een ander, hoe bij dan ook van de andere zijde aan den leiband noch van al 172 len noch van elke dier vereenigingeu begeert te loopen. Familie en school worden niet van staats 172 wege aan haar onderworpen. Welk een verschil tusschen het verplichte kerkelijk en burgerlijk huwelijk, tusschen de gemonipoliseerde openbare gezindteschool en de wereldlijke staatsschool met vrijheid van onderwijs, Hoe ver zijn Nederland en Duitschland van elkander verwijderd I” Na dit schoon en krachtig betoog vraagt de Hoogleeraar op nieuw. .Zullen wij elkander weer naderen ? Zal, terwijl wij vreezen , dat de weg , door Duitschland ingeslagen, niet de weg is die tot de politieke vrijheid leidt, zal Nederland zich laten verleiden tot het Duitsche standpunt terug te kee- ren, Autoriteit niet majoriteit! de leuze worden ook bij ons Mij dunkt, die’vraag kan veilig ontkennend beant 172 woord worden ; de redenen van twijfel, door den heer Tellegen aangegeven, komen ons weinig voldingend voor: ons zal toch Duitschiands oorlogsroem niet zoo in gloed ontsteken, dat wij ons opgewekt zou 172 den gevoelen zijn voorbeeld te volgen: wij zijn eene kleine, vredelievende natie: onze roeping is het .ons te wijden aan de werken des vredes, wij moeten ons zei ven blijven regeeren I” Het beginsel van overreding moet het hoofdbeginsel van staats 172 bestuur blijven. De kring van hen, die daaraan deelnemen, moet voortdurend worden uitgebreid. Kalm en bedaard gaan wij voort op de baan der volksvrijheid : wij ruimen de beletselen op, die de volle verwezenlijking der constitutioneele monarchie en de volledige scheiding van kerk en staat nog in den weg staan.” Ziedaar dan de weg, die door Nederland behoort te worden in geslagen, aangewezen , maar .daarvoor is —■ de Heer Tellegen merkt het zeer juist op —■ ontwikkeling noodig, maar niet alleen, maar niet boven alles. Daarmede moet gepaard* gaan eene zelfstandigheid, die bestand doet zijn tegen de verlokselen van het eigenbelang tegen het Sirenenge 172 zang der gemakzucht: teleurstellingen ten spijt, toone men door daden dat men niet zich zelven zoekt, maar bet algemeen welzijn beoogt, dat is de zaak I” Legt de redenaar niet met deze woor 172 den den vinger op de wond ? zijn het niet juist deze eigenschappen, die de liberale partij, die gezegd wordt ziek te zijn, in Nederland ontbreekt ? moet het niet aan gemis van voortdurende belangstelling, voortdurende medewerking en toenemende ontwik 172 keling bij haar, geweten worden dat er niets groots wordt afgedaan en, als dit nog het geval is, dit ge 172 schiedt met eene karigheid en bekrompenheid, waardoor het noch flink noch degelijk is ? Thans is het tot een treurig uiterste gekomen moge het besef daarvan de liberalen uit hun dommel doen ontwaken en uitwerken, dat er ijvrig gewerkt worde, om te verhoeden dat het schip van staat niet zinke! 19 December 1870. Algemeene Bienwstijdingen. ENGELAND. Het eerste Beijerscbe korps, zegt de Times, is van 30,000 tot 5000 man verminderd, en naar aanleiding hiervan brengt het blad den Koning van Pruissen het lot van Napoleon I in Rus 172 land in herinnering. . De Pruissen”, zegt de correspondent van de Times te Bordeaux, hebben op onvoorzigtige wijze de Fransche provinciën, door welke zij getrokken zijn, geheel uitgeput door overmatige, ongeëven 172 aarde requisities , en terzelfder tijd bobben de bui 172 tensporigheden der Duitsche soldaten, welke de officieren , naar men zegt, tevergeefs hebben pogen te beletten , het volk tot het uiterste gebragt, zoo- dat het in morrende wanhoop nederzit, en weiger voor den vijand het land te bebouwen en handel te drijven. Daar de Duitschers dus een woestijn zich gemaakt hebben, moeten zij hun levensmidde 172 len van een ontzaggelijken afstand laten komen j hun \