Tekstweergave van nieuwe_tielsche_courant-18740103-001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1874. Een en Dertigste Jaargang. 1802. NIEUWE TIBLSCHB COUBANT VOOR DE STAD EN Abonnements-prtjs: Per jaar . . ƒ 3,60. Franco per post // 3,—. \ AdvcFtentlBH: Van één tot zes regels 60 Cents. Voor eiken regel meer 10 Cents, HET ARRONDISSEMENT. Be 871 < gave : geschiedt eiken Dingsdag- en Vrijdag-Avond, Zatiirdag 3 Ja-itiarij. Verkrijgbaar s bij den Uitgever; bij alle Boekhandelaren en Postkantoren in dit Bijk. Het Nieuwe jaar. Het is niet willekeurig dat de eerste dag van een nieuw jaar ieders bijzondere aandacht trekt. De verjaardag der Geboorte gaat zelden voorbij aonder dat iemand, al is het dan soms ook maar de jarige alleen, er aan denkt. En, buiten dien verjaardag, is de vernieuwing des jaare de alge- meene verjaardag van een ieder. Wij zijn een klein deeltje van dat Organisme dat wij het Heelal noemen en waarmede wij innig en noodeakelijk zamenhan- gen, meer in ’t bijzonder van One aardbolletje dat zijn loop om de zon in een jaar volbrengt, van de zon, waarvan het aihankelijk is, dat aardbolletje met alles (ook wij,) wat er op is. Wij mogen er dus waarlijk wel op letten, op het tijdstip, wanneer wij in duizelingwekkenden vaart, in onze 365 wen 172 telingen , die wandeling om de zon hebben mee gemaakt, om ze dadelijk weder op nieuw te be 172 ginnen; op letten, wat gedurende die reis alzooop ons planeetje is gebeurd, wie gevallen zijn en tot stof weder gekeerd en tot hunne ruste ingegaan; wie staande gebleven zijn om de nieuwe reis weder mede te aanvaarden, om te beboeren tot den men- schen-oogst van den nieuwen of van een volgenden jaargang; wat wij, wat zij , alzoo in den volbrag- ten kringloop hebben gedaan , gewerkt, gesproken, ondervonden en geleden, of ook welgevalligs heb 172 ben beleefd; wat wij van de onbekende toekomst, oi liever van onze medereizigers en van ons zei ven, mogen verwachten of vóórspellen in het nieuwe jaar. Daarom willen ook wij een oogenblik trachten stil te staan en om ons heen te zien. Wat zien wij ? Wat alle vorige geslachten heb 172 ben beleefd, den mensch met al zijne wenschen, neigingen , driften , hartstogten en met zijn hande 172 lingen die er het uitvloeisel van zijn, den zelfden mensch, met eeuwig dezelfde levensuitingen van den tijd af dat wij heugenis van hem hebben , een tijdvak dat, betrekkelijk, een oogenblik mag hee- ten, De vormen alleen waarin bij zich openbaart, wijzigen zich steeds in de eindelooze verscheiden 172 heid welke de Geschiedenis, in den rnimsten zin, ( voor ons bewaart. Wanneer wij ons bepalen tot de geschiedenis van het nfgeloopen jaar, op zoogenaamd staatkundig en maatschappelijk gebied, dan vinden wij als eenalge- meene trek van den geheelen toestand waarmede het nieuwe jaar begint^ Onrmt: die echter misschien de openbaring is van een krachtig leven. Niet alleen werkelijken en dadelijken strijd, maar ook van die soort van rust die niet anders is dan tijdelijk en met moeite onderdrukte strijd. Trouwens strijd, strijd om het leven en om den voorrang, is de wet des levens. De begeerte naar gezag en rijkdom is de groote factor. Vandaar, in de eerste plaats , die stryd , die al dreigender en dreigender wordt, lusschen hen die behoefte gevoelen aan subjectieve, onafhan- kelyke, zelfstandige overtuiging op elk gebied , het resultaat van eigen onderzoek en weten, en hen die anderen hun voorwaarhouden willen opdringen, hun het eigen denken beletten, en hen door hun gezag beheerschen; en dan de strijd tusschen laatstge- melden en hen die het staatsgezag in handen hebben, die zich wederkeerig het gezag over hunne mede- menschen betwisten. Die strijd tusschen leeken on 172 derling , tusschen regering en geestelijkheid , tus 172 schen geestelijkheid en leeken , tusschen onderdanen en regering, zien wij vooral zeer aanschouwelijk in Duitschland , een strijd die in hoogs mate de aan 172 dacht verdient, omdat hij steeds groolere en groo- tere proportiën aanneemt en meer en meer het ge- heele menschdom in twee groote partijen dreigt te verdeelen. Niet dat hij nieuw is, o, neen ! hy is zoo oud als het menschdom, maar de nieuwe vormen waarin hij zich openbaart, wekken de algemeens be 172 langstelling en nieuwsgierigheid op. Door het ver 172 sneld en verduizendvondigd verkeer tusschen de msnechen onderling, raakt ieder, raken allen er meer en meer in betrokken, en wordt ieder dadelijk en dagelijks meer van alle bijzonderheden onderrigt. ■Wat zal het nieuwe jaar in dit opsigt geven F Da strijd zal grooter, heviger , uitgebreider worden en welligt de voorbode worden van oorlog, die gods- dieuet-oorlog zou kunnen boeten. Voeg daarbij den strijd in Italië, en de gesteld 172 heid van Frankrijk , en de verhouding van dit land tot Duitschland en Italië; voeg er vooral bij de nationale haat tusschen Franschen en Duitschers, en de zucht naar revanche, de cauehemar van eerstgemelden , tegen laatstgemelden, wier vrijheid onder de lauwerkransen van den nationalen oorlogs 172 roem , onder militair despotisme dreigt verstikt te worden. En behslven dat uitvloeisel van de heerschzucht, hebben wij dat andere uitvloeisel van de zucht naar rijkdom , de zoogenaamde sociale kwestie. De ongetemde zucht naar stoffelijke welvaart, naar genot, vrij plotseling, onnatuurlyk, opgewekt door het versneld verkeer, doet de eeuwige wetten voorbijzien waardoor rijkdom verkregen en bewaard wordt, en wekt bij den grooten hoop wenschen en verwachtingen op, die onberaden meewarigheid, doch 172 ter der vrees, maar al te zeer aenwakkert. Doch het gevaar van die zijde schijnt minder te worden. De uit zijne oevers getreden stroom die dijken en dam 172 men dreigde te doorbreken, schijnt langzamerhand tot zijne oude bedding terug te keeren, nu de eerste overrompelende en overstelpende invloed van spoorwegen en telegrapben, meer en meer schijnt weg te vloeijen tot een normalen toestand. En wanneer wij nu den blik wenden naar ons Vaderland, dan mogen wij ona verblijden dat de dubbele strijd waarvan wij spraken , hier veel min 172 der hevig is, en vooral, dat hij hier , veel meer dan elders, eene vreedzame oplossing doet verwach 172 ten. Dit vooruitzigt hebben danken, aan onze vrijzinnige instellingen en beginselen van bestuur, en aan de meerdere bezadigdheid, en de mindere hartstogtelijkheid van onze natie, waardoor de wer 172 king van het gezond verstand meer verzekerd is. Wij mogen den toestand, ook van ons land, echter niet te ligt tellen. De onderwijskwestie blyft in zoover aan de orde, dat de clericalen niet op 172 houden te agiteren om het meer uitsluitend in han 172 den te krijgen, ten einde het opkomend en volgend geslacht onder den plak te houden of te krijgen. Jammer dat men er in en buiten de kamer te veel notitie van neemt; men moet die lieden eenvoudig dood zwijgen, en inmiddels bedaard volharden; het is hun te doen om lawaai te maken , opspraak te verwekken en den verongelijkte te spelen; niets is hun aangenamer, en gunstiger, dan dat men er maar veel op antwoordt. Intusschen is er een an 172 dere zijde van het vraagstuk dat meer de aandacht verdient. Dat is de ieerptigtigheid. Nergens ver 172 toont zich de eigenaardigheid der Nederlanders duidelijker dan bij deze kwestie, die geen kwestie zijn moest. Bij ons blijven alle kwestien zoolang mogelijk aanhangig. Eerst laat ontstaat bij ons oppositie tegen een bestaanden toestand , maar men kan zeker zijn dat de oppositie bet toch eindelijk wint, na zoo langzaam mogelijk en over alle mo 172 gelijke struikelblokken heen, overwinnares gewor 172 den te zijn. Zoo is het gegaan, en zoo blijft het gaan, met de Spoorwegen. Wij krijgen een spoorwegnet, zoo goed als eenig land ter wereld, maar wan 172 neer ? dat moeten wij niet vragen , er moet eerst nog lang geopponeerd en gedelibereerd en gepast en gemeten worden; de exceptie van ontij 172 digheid moet eerst nog uitgediend hebben, vóór dat wij er komen! Even zoo is het met 's lands verdediging en met de vestingwet; met de Marine, of wij een vloot, of geen vloot gullen hebben, en, indien wel vloot, dan welke vloot; even zoo met de regterlijko or 172 ganisatie , het strafwetboek (God beter ’t!) de in 172 kom sten-belasting, de algemeene dienstpligtigheid; al die dingen komen, maar wanneer ? dat moet men niet vragen; eerst moet er nog heel wat (ver 172 ontreinigd) water door de Waal loopen, voor dat bet zoover is, maar praten blijft men er over tot dat het er ie. Zdó hebben wij ook de eerste sporen van het begin van het gezigt op eene grondwetsherziening, die (na 25 jaren) tijd begint te worden, maar lang moet eerst nog de ontijdigheid aan de orde blijven, op grond dat er dan zooveel komt kijken, tot er eindelijk zooveel komt kijken dat men er aan ge- looven moet. Als wij nu aan het eind van dit jaar zullen zijn , dan zullen al die kwestien schijnbaar geen stap vooruit zijn gegaan, mais il faut passer par ld. En dan hebben wij nog die groote zaak; de Oost, die gelukkig meer en meer de aandacht en de belangstelling trekt, nu in dubbele mate opge 172 wekt door den oorlog tegen Atchin, waarop aller oogen gevestigd zijn. Dat wij daar ons doel zullen bereiken, mag men gerust aannemen, indien althans, wat niet te verwachten is, vreemde tusachenkomst het niet belet, maar wanneer P Ook dat is vrij onzeker, want het is te verwachten dat wij nog lang veie menschenlevens en millioenen zullen moe 172 ten opofferen voor dat wij in vrede meester zijn van noordelijk Sumatra. En wanneer wij nu eindelijk stilstaan by onze eigene gemeente, dan blyven wij staan voor de groote, de meest belangrijke vraag: zal het dit jaar beslist en zeker zijn dat wy een spoorweg krijgen ? Zeker is het dat die vraag in ons voor 172 deel zal beantwoord worden , maar, dit jaar, en anders wanneer en hoe ? dat moeten wij maar niet vragen. Intusschen ware het te wenschen dat de ingezetenen en overige belanghebbenden , einde 172 lijk eens iets van hun wezenlijk belang bij die zaak konden begrijpen, en daarvan blijken gaven; doch daartoe is men te geduldig en te wijs en te veel aan het vasthouden der dubbeltjes gehecht. i-Laat iranderen daarvoor maar zwoegen en tobben”, zoo denkt men, "Wij zullen zoo gek niet zijn, de spoor ykomt toch zonder ons, en zóó lang zullen wij v’t nog wel zonder doen.” Voorts hebben wij een nieuwen Commissaris van Politie, waaromtrent de gunstigste berigten en da beste verwachtingen bestaan. Mogten de ingezete- deu slechts dien Ambtenaar op prijs stellen en ondersteunen, het gewigt eener goede politie beter leeren inzien, vooral begrijpen dat zonder die op- prijsstelling en zonder die ondersteuning, geen goe 172 de politie mogelijk is. Dan kan dit jaar, vooral voor het levensgenot, in deze Gemeente, een geze 172 gend jaar zyn. Dat zij zoo ! Algemeene Nieuwstijdingen. ENGELAND. Hoe 'tin Engeland over ’t alge 172 meen nog met ’t lager onderwijs staat, kan uit ’t volgende blijken. Op eene onlangs gehouden vergadering van hoofdonderwijzers werd geklaagd , dat de leerlingen van de middenklassen zoo weinig nut trokken van de lessen , wyi hunne voorberei 172 ding in de laagste klasse zoo uiterst gebrekkig was geweest. Een meester van eene openbare school schreef daaromtrent aan de Echo aldus : -— «ik ge 172 loof dat ik niet overdryf, wanneer ik beweer dat eeu knaap op tienjarigen leeftijd een goede oplei 172 ding heet genoten te hebben, wanneer hij den Cate 172 chismus van buiten kent, een brokstuk copieercn kan zonder te kladden, en niet met zijn mes eet.” Men denke zich een volksonderwijs , waarbij 't van buiten leeren van een Catechismus (den Cate 172 chismus van de Britsche Staatskerk, met zijn ne- gen-en-dertig liefelijke artikelen) hoofdzaak is —, in belangrijkheid slechts op zijde gestreefd door een anderen toets van verstandelijke ontwikkeling : 't niet-eten met een mee ! In Castletown , Engeland , is een der Kerst 172 dagen , terwijl de geheele familie naar de kerk was bij den predikant Kendal ingebroken. Terwijl de dienstbode bezig was het * Christmas dinner” gereed te maken, hoorde zij in de eetkamer beweging; bij onderzoek bleek haar, dat een gemaskerde man bezig was het zilver in te pakken. Toen hij de dienstbode zag, liet hij het zilver vallenen voegde haar toe «ongelukkige wat brengt u hier F” «Dat zal ik u vertellen”, zeide zij , terwijl zij den pook uit het haardstel nam , maar voor zij er gebruik van kon maken, gaf hij haar een duw waardoor zij over den kolenbak struikelde. Spoedig was de heldhaftige dienstmaagd weder op de been, om den eigendom van haar meester te beschermen, Haas-nmg een ieder zien tig greep zij een kostbaren zilveren inktkoker ene houden d. w z een aantal zilveren lepels en vorken, die de diej a lle verpligtingên * had laten vallen; daarmede nam zij de vlugt e&f broeders des lote- wilde hulp roepen, maar 't gelukte den dief har. art. 66 in verband te grijpen en op den grond te werpen. Hij plas ven. Alles overeen- ste zijn knie op haar borst, stopte een mntimacai. 7g). sar in haar mond , om haar ’t schreeuwen te bele* z ij D , dat bij hem moet maar han wor* fAN ÏEM >1 op 3 10 voor het en i of bij en- iet ten EL, trie: