Tekstweergave van nieuwe_tielsche_courant-18760101-001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1876.
Drie
en
Dertigste
Jaargang.
2010.
VOOR
DE
STAD
EN
ATboimements-prljs:
Per
ja
lij
.
.
/
2.60.
Franco
per
post
//
3.—.
Advertentiën:
Van
één
tot
zes
regels
60
Cents.
Voor
eiken
regel
meer
10
Cents.
HET
ARRONDISSEMENT.
De
Uitgave
i
geschiedt
eiken
Dingsdag-
en
Vrij
dag-Avond,
Zaturdag
1
January.
Verkrijgbaar
*
bij
den
Uitgever;
bij
alle
Boekhandelaren
en
Postkantoren
in
dit
Bijk.
Agenten
voor
Frankrijk
en
België
Cr,
L
lïanbe
&
Co,
te
Fbankfoet
en
te
Pabus.
Staatkundige
Vertoogen,
Eenige
beschouwingen
naar
aanleiding
van
gebeurtenissen
in
het
jaar
1875.
I.
Het
Onderwijs.
Wij
willen
in
het
eerste
nonmer
dezer
courant,
die
zijn
oosten
jaargang
met
een
wederom
ver
172
groot
formaat
begint,
onze
gedachten
bepalen
bij
eenige
gebeurtenissen
van
het
afgeloopcn
jaar,
die,
naar
wij
meenen,
wel
eenige
herinnering
en
nadere
beschouwing
verdienen.
Het
is
ons
voornemen
niet
stil
te
staan
bij
de
menigvuldige,
meer
of
minder
belangrijke
of
gewigtige
gebeurtenissen
welke
in
het
jaar
1875
hebben
plaats
gehad,
—
dit
zou
te
ver
leiden
—
maar,
daar
wij
uit
den
aard
der
zaak,
meer
be
172
lang
stellen
in,
en
ook
meer
belang
hebben
bij
hetgeen
meer
in
onze
nabijheid
is
voorgevallen,
willen
wij
een
keus
doen
uit
de
ruime
stof
welke
dat
jaar
ter
herinnering,
voor
ons
land,
aanbiedt.
Wij
zijn
steeds
overtuigd
geweest,
en
worden
het
dagelijks
meer,
dat
het
verstand
en
de
kennis
de
wereld
beheerschen.
Wij
nemen
flie
woorden
in
hunne
uitgebreidsto
beteekenis.
Do'Tuccst
onf
wikkelde
menschen
regeren
de
wereld
(behoudens
wat
buiten
’s
menschen
magt
ligt).
Wij
bedoelen
ontwikkeling
in
den
ruims
ten
zin,
namelijk
van
al
de
mcnsckclijke
vermogens
van
ligchaam
en
geest,
hoofd
en
halt
tot
een
harmonisch
geheel.
He
zoodanigen
hebben,
direct
en
indirect,
den
mees
ten
invloed
op
anderen,
om
hun
willen,
wenschen
en
handelen,
met
die
van
hen
zclven
te
doen
zamengaan.
Doch
die
ontwikkeling
kan
alleen
verkregen
worden
door
kennis,
derhalven
door
onderwijs,
in
den
ruimsten
zin
van
het
woord.
Om
een
mensck
behoorlijk
te
ontwikkelen
moet
men
zelf
in
hoqge
mate
ontwikkeld
zijn,
moet
men
weten
wat
er
in
en
buiten
den
mensch
be
172
staat.
Die
ontwikkeling,
dat
welen
,
die
kennis
,
moet
gegeven
en
onderwezen
worden,
in
de
eerste
plaats
aan
hen
die
als
onderwijzers
van
anderen
Feuilleton,
De
kleine
Mama.
Eene
vertelling
van
Paal
lleysc.
1).
In
een
stillen
voorjaarsnacht,
gevolgd
op
een
dag,
waarop
het
hard
had
gestormd,
zat
een
meisje
bij
een
eenzaam
lamplicht
nog
op:
immers
in
de
andere
kamers
van
’t
oude
huis
was
’t
donker.
Ook
werd
in
de
nauwe
straten
van
de
kleine
in
Noord-Duitschlaud
gelegen
stad,
of
172
schoon
de
klok
ter
nauwernood
tien
had
geslagen,
geen
andere
voetstap
meer
vernomen
dan
die
der
nachtwacht,
die
van
tijd
tot
tijd
onder
't
ver
172
lichte
venster
bleef
staan
en
met
zekeren
nadruk
waarschuwend
zijn
«bewaar
uw
vuur
en
lichtje
wel!”
naar
omhoog
liet
opgaan.
Het
venster
boven
stond
slechts
aan;
de
nachtwind
woei
huiverend
over
de
tulpen
en
hyacmthen,
die
op
’t
lijstwerk
stonden
te
bloeien
en
deed
de
kleine
lamp
flik
172
keren.
tiet
meisje
trok
een
keer
of
wat
het
bruine
doek,
waarin
zij
zich
gewikkeld
had,
vaster
om
de
schouders,
deed
evenwel
den
venstervleugel
niet
dicht,
maar
luisterde,
terwijl
zij
over
’t
boek
heen,
dat
op
hare
knieën
lag,
in
gedachten
ver
172
diept
de
sluimerende
stad
inkeek,
naar
’t
slaan
van
’t
kwartier
van
den
toren
der
naburige
kerk
Tegenover
den
grootvadersstoel,
waarin
zij
lag,
stond
een
tafeltje
met
een
hagelwit
kleed
overdekt
Een
kleine
theeketel
stond
daarop
te
zingen;
een
eenvoudig
koud
avondeten
was
netjes
voor
één
persoon
gedekt,
en
een
leege
stoel
daarbij
ge
172
plaatst.
liet
zag
er
overigens
in
dit
groot,
lang
vertrek
niet
naar
uit,
of
er
een
vrouwelijke
hand
was
werkzaam
geweest.
Oude
geel
geworden
gra
172
vuren,
schilderijen,
antieke
statuetten
versierden
in
schilderachtige
wanorde
muren
en
meubels;
de
ouderwctsche
kachel
was
gekroond
met
het
afgietsel
van
een
koriuthisch
monument,
dat
bruin
geworden
was
door
rook
en
stof.
Nu
vooral
in
dit
stil
nach-
zullen
optreden.
Zij
moeten,
in
de
eerste
plaats,
leeren,
hoe
en
wat
zij
onderwijzen
zullen,
en
tot
dit
laatste
behoort
ook
de
Jinnst
van
leeren,
een
onderwijs-
en
leervak
dat
maar
al
te
veel
ver
172
waarloosd
is
en
wordt,'
Het
komt
dus
op
den
onderwijzer
aan;
hij
heeft
de
toekomst
in
handen.
Opvoeding
is
niet
van
onderwijs
te
scheiden;
voor
de
practijk
is
het
noodig
den
arbeid
van
het
onderwijs
en
dien
van
de
opvoeding
te
scheiden;
het
ideaal
zou
zijn
dat
de
ouders
tevens
onderwijzers
waren;
hun
laat
men
de
opvoeding
over,
den
onderwijzer
het
onderwijs.
Maar
ieder
opvoeder
is
noodzake
172
lijk
onderwijzer,
ieder
onderwijzer
opvoeder.
Maar
het
onderwijs
is
daarom
de
hoofdzaak,
omdat
het
ook
de
opvoedkunde
omvat,
vooral,
omdat
het
den
mensch
moet
opleiden
,
ook
tot
opvoeder.
Daarom
moet
de
onderwijzer
zelf
opvoeder,
pacdagoog
in
den
vols
ten
zin
van
het
woord,
zijn;
vooral
moet
hij
dat
zijn
voor
hen
die
thuis
de
minst
goede
opvoeding
ont
172
vangen.
Van
den
onderwijzer
hangt
het
onderwijs
af.
Daarom
is
het
onderwijs
zoo
slecht
en
onvrucht
172
baar,
omdat
de
onderwijzers
niet
deugdelijk
zijn.
Wij
nullen
dit
thans
niet
nader
bctöögen;
do
onderwijzer
kan
niet
beter
zijn
dan
zijne
opleiding
en
de
plaats
die
men
hem
gunt
in
de
maatschappij.
Wij
spreken,
natuurlijk,
in
het
algemeen.
De
ondeugdelijkheid
van
het
onderwijs
en
,
dienten
172
gevolge
,
de
onwetendheid
en
onbeschaafdheid
van
ons
volk,
is
de
kanker
die
aan
Nederland
knaagt,
en
waarmede
wij,
in
verband
met
onze
Oost-
weelde,
te
gronde
zullen
gaan,
indien
er
geen
verbetering
komt.
Alles
hangt
dus
van
den
onderwijzer,
de
le
172
vende
kracht,
af.
De
onderwijzer
moet
verbeterd
worden.
Dat
is
de
hoofdzaak
van
alles
wat
wij
te
doen
hebben.
Wij
hebben
in
dit
opstel
hoofdzakelijk
het
lager
onderwijs
op
het
oog,
waarvan
het
gehalte
in
de
omgekeerde
reden
staat
tot
het
gewigt.
Dit
toch
is
de
grondslag
van
en
voorbereiding
tot
alle
ver
172
telijk
uur,
terwijl
de
lamp
de
hoeken
van
het
vertrek
in
de
schaduw
liet,
zag
er
dat
bonte
gezelschap
iet
of
wat
onvriendelijk
uit.
’t
Vreemd-
soortigste
was
hier
zoo
dicht
bij
elkaar
gevoegd,
dat
eigenlijk
niets
recht
op
zijn
plaats
scheen
te
zijn.
Nn
sloeg
de
klok
elf
uur;
de
wachtende
wierp
het
blauwe
bandje,
waarin
zij
gebladerd
had,
on
172
geduldig
op
de
oude
sopha
en
ging
aan
’t
venster
staan.
Zij
was
niet
meer
in
de
eerste
jeugd
:
haar
gezicht
droeg
den
stempel
van
een
vastberaden
gemoed,
dat
veel
doorleefd
had
en
onverschillig
geworden
was
voor
de
voorbijgaande
verlokkingen
der
wereld.
Maar
wie
dat
ernstige
hoofdje
meer
van
nabij
beschouwde,
dien
ontging
het
niet,
dat
alleen
leven
en
wederwaardigheden
niet
hadden
laten
tot
rijpheid
komen,
waartoe
de
natuur
die
trekken
had
bestemd.
Voorhoofd
en
oogen
waren
fijn
besneden,
de
wangen
breed
en
krachtig
gevormd,
en
eenige
kleine
naden
van
de
pokken
ontsierden
slechts
luttel
dat
fijn
profiel.
En
die
nu
onge
172
meen
streng
geplooide
mond
zou
er
liefelijk
uit
172
gezien
hebben,
had
er
slechts
een
glimlach
van
jeugd,
geluk
of
lichtzinnigheid
over
hare
lippen
gespeeld!
Maar
op
eens
scheen
zij
als
een
geheel
ander
wezen,
toen
zij,
steeds
luisterende,
een
snellen
tred
op
de
straat
vernam,
die
het
huis
naderde
en
eene
halfluide
stem,
die.,
terwijl
de
huissleutel
in
’t
slot
werd
om
gedraaid,
de
melodie
eener
wals
neu
172
riede.
—
Eindelijk!
zeide
zij
en
trad
van
’t
ven
172
ster
terug.
*t
Is
Iaat
genoeg.
En
hoe
komt
het,
dat
hij
zingt?
Be
wijn
is
hem
zeker
naar
’t
hoofd
gestegen,
en
als
loon
voor
mijn
wachten
zal
ik
nog
verplicht
zijn,
hem
nuchteren
te
prceken,
Zij
luisterde
opmerkzaam
naar
beneden.
Een
elastieke,
vaste
stap
kwam
de
trap
op,
zonder
leven
te
maken.
*t
Schijnt
toch
zoo
erg
niet
te
zijn
—
zei
zij
,
als
’t
ware
geruststellend
tot
zich
zelve.
Maar
dat
hij
zoo
begint
te
zingen
.....
der
onderwijs
en
ontwikkeling,
en,
omdat
die
grondslag
en
die
voorbereiding
niet
deugen,
is
het
verder
onderwijs
zoo
onvruchtbaar.
Daarom
beschouwen
wij
het
als
eene
der
ge-
wigtigste
gebeurtenissen,
welke
in
en
voor
Ne
172
derland
hebben
plaats
gehad,
dat
het
den
Heer
Moens
eindelijk
gelukt
is
aan
de
verbetering
van
den
onderwijzer
een
eersten
kleinen
stoot
te
geven,
door
zijn
amendement
om
een
weinig
meer
geld
op
de
begroeting
voor
1876
te
doen
brengen
voor
het
onderwijs,
speciaal
voor
drie
nieuwe
kweekscholen
van
onderwijzers.
Dit
is
een
klein
begin,
maar
het
is
een
begin
dat
groote
gevolgen
kan
hebben.
De
weg
is
ingeslagen
waarop
alleen
Nederland
vooruitgebragt
kan
worden.
Een
daarmede
naauw
zamenhangende,
gewig
172
tige
gebeurtenis
is
het
tot
stand
komen
der
ver-
eeniging
voor
Volksonderwijs
en
hare
fusie
met
hel.
Schoolverbond.
Voor
zoover
men
het
kwaad
heeft
ingezien,
meende
men
dat
het
lag
aan
het
schoolverzuim;
doch
aan
het
verzuimen
Van
ge
172
brekkig
onderwijs
is
niet
alles
gelegen.
Spoedig
heeft
men
dan
ook
ingezien
dat
het
kwaad
ligt
in
het
onderwijs,
maar
nog
niet
genoeg
dat
dit
zLr'
oplost
in
den
onderwijzer.
Sommigen
hou-
iV
vól
dat
de
regeling
van
het
Hooger
Onder
172
wijs
aan
die
van
het
lager
onderwijs
moet
voor
172
afgaan.
Voor
zoover
het
kwaad
zit
in
de
regeling,
kan
dat
juist
gezien
zijn,
omdat
men
zoo
doende
spoediger
betere
Doctoren
in
de
letteren
kan
ver
172
krijgen
,
om
ze
bij
de
scholen,
om
ze
vooral
bij
de
kweekschool
en
bij
de
lagere
school
te
gebrui
172
ken.
De
geheele
zaak
van
het
onderwijs
is
nog
in
hare
kindsheid.
Van
onderen
op
moet
begon
172
nen
worden,
zal
men
het
geheel
iets
vooruitbren
172
gen.
(*)
Aan
het
hoofd
der
Armenscholen
moe-
(*)
Van
de
bewaarscholen,
waaraan
zoo
groote
behoefte
blijkt
te
bestaan,
willen
wij,
bij
dozc
gelegenheid,
maar
niet
eens
spreken.
Zij
zijn
misschien
nog
gewigtiger
dan
de
lagere
scholen.
Die
zaak
is
van
Rijkswege
geheel
on-
gerégeld.
Het
zijn
dikwijls
spelonken,
waar
de
jeugdige
toekomstige
staatsburger
naar
ligchaam
en
geest,
op
de
meest
barbnarsche
wijze,
voor
altijd
geknakt
wordt!
Inmiddels
ging
de
deur
open
en
een
rank
jonk
172
man,
die
niet
ouder
dan
negentien
jaren
scheen
te
zijn,
trad
vriendelijk
groetend
de
kamer
binnen.
//Goejen
avond,
kleine
Mama,"
zei
hij,
terwijl
hij
zijn
fantasiehoed
afnam
en
zijn
rijk
golvend
blond
hair
naar
achteren
streek,
’t
Is
van
daag
last
geworden.
Maar
waarom
wildet
gij
toch
volstrekt
op
blijven
?
Ik
heb
het
u
wel
voorspeld,
’t
Was
de
laatste
soiree
van
dezen
winter;
zij
eindigde
kompleet
in
een
soort
van
bal
en
als
er
niet
onder
't
gezelschap
zoovele
piepjonge
dametjes
en
heertjes
geweest
waren,
dan
was
de
geschiedenis
nog
lang
niet
uit
geweest.
Maar
er
werden
eenige
van
onze
dansers
door
de
dienstmeisjes
afgehaald,
wat
zij
evenwel
niet
weten
wilden,
en
daarom
durfden
wij
niet
tot
middernacht
door
walsen.
Maar
gij
hebt
toch
zeker
een
uiltje
geknapt,
hoop
ik.
—
Neen,
mijn
zoon,
hernam
zij
op
gelaten
toon,
ais
men
groote
kinderen
de
wereld
instuurt,
dan
hoeden
de
moederzorgen
iemand
te
huis
wakker.
Maar
ik
had
misschien
beter
gedaan,
naar
bed
te
gaan,
dan
op
een
zwierbol
met
mijn
thee
172
machine
te
wachten
;
ik
merk
het
al,
de
jonge
heer
heeft
zijn
dorst
al
gelescht
en
een
kop
thee
zal
hem
niet
lekker
meer
smaken,
—
En
waaraan
hebt
gij
dat
gemerkt,
kleine
Mama?
vroeg
hij
vroolijk,
terwijl
hij
op
den
stoel
ging
zitten
en
zijn
lange
beenen
onder
't
kleine
tafeltje
stak.
Omdat
het
de
eerste
keer
is,
dat
de
jonge
heer
zingend
te
huis
gekomen
is.
En
die
ou
ge
172
woonte
laat
zich
alleen
uit
buitengewone
oorzaken
verklaren.
Hij
lachte.
Wat
heb
ik
toch
een
verstandige
kleine
Mama!
zei
hij.
Maar
zij
is
toch
nog
niet
achter
’t
geheim,
't
Is
ergens
in
mijn
binnenste
niet
gansch
rich
tig,
maar
't
zit
niet
in
mijn
bovenkamertje,
zoo
als
ge
denkt.
De
slappe
punsch
bij
den
burgemeester
was
voor
geen
onzer
ge-1
ten
de
beste,
de
eminentste
paedagogen
geplaatst
worden,
met
eene
bezoldiging
als
aam
hei
gewig-
tigste
ambt
past.
Van
Bijkswege
moet
in
de
ge
172
meente
het
onderwijs
geregeld
worden;
eigenlijk
wil
dat
dc
grondwet.
Het
is
bijna
ongerijmd
dat
over
te
laten
aan
de
gemeente-besturen.
Maar
eer
het
zoover
komt,
zal
er
nog
heel
wat
moeten
gebeuren.
Overigens,
is
de
regeling
van
het
onderwijs
de
hoofdzaak
niet.
Bij
ons
verwacht
men
alles
van
regelingen,
van
reglementen,
van
wetten,
veror
172
deningen,
al
te
maal
doode
en
stomme,
onbezielde
bepalingen,
maar
de
lenende
kracht
is
men
gewoon
te
vergeten.
Niet,
dat
wij
goede
bepalingen
ge
172
ringschatten
,
evenmin
als
goede
instrumenten,
maar
alles
komt
aan
op
de
menschen,
die
ze
moe
172
ten
naleven
,
toepassen
,
gebruiken
,
die
er
mee
werken
moeten.
Wat
baat
het
of
alles
best
ge
172
regeld
is
op
het
papier,
als
do
wil,
dc
lust,
de
bekwaamheid,
de
geschiktheid,
de
intelligentie
bij
den
onderwijzer
ontbreekt.
Een
uitstekend
onder
172
wijzer
zal,
zelfs
met
een
gebrekkige
regeling
van
het
onderwijs,
altijd
en
groot
nut
stichten;
uit
172
stekend
onderwijs
geven,
en
goede
leerlingen
vormen.
Bij
elke
regeling
van
het
onderwijs,
bij
elke
onderwijswet
is
dus
de
opleiding
en
vorming
van
den
onderwijzer
hoofdzaak.
Dit
—
de
onder-
wijzeiwkwestie
—
is
de
ware
onderwijskwestie,
geenszins
artikel
23,
of
welk
ander
ook,
zooals
zij
voorgeven
bij
^
wie
het
onderwijs
een
middel
is,
niet
om
ontwikkelde,
vrije
menschen
te
vor
172
men,
maar
om
hun
eigen
waanwijsheid,
heersch-
zucht
cu
onverdraagzaamheid
jegens
hunne
mede-
menschen
bot
te
vieren.
Zij
zijn
het,
die
de
zoo
172
genaamde
onderwijskwestie
hebben
verzonnen,
ge
172
creëerd,
en
levendig
trachten
te
houden,
om
daaronder
het
onderwijs
zelf,
vooral
den
onder
172
wijzer,
te
begraven.
Maar
daardoor
ook
is
de
daad
van
den
Heer
Moens
zoo
gewigtig,
zoo
ge-
wigtig
de
aanneming
van
zijn
amendement,
om
172
dat
daardoor
eindelijk
een
eerste
begin
van
bres
geschoten
is
in
den
cleriealen
wal
waardoor
men
de
zaak
zelve
aan
’t
oog
tracht
te
onttrekken.
vaarlijk
—
misschien
voor
een
gymnasiast
—
kortor
ik
ben,
wat
voedsel
betreft,
zoo
nuchter,
dat
i
aan
uw
soupé
eer
zal
aandoen.
Met
die
koekje
op
_
de
danspartijen
heb
ik
geen
vrede.
Kou
kleine
Mama,
doe
een
lepel
Arak
meer
dan
g<
woonlijk
in
de
thee.
misschien
vervangt
de
een
roes
dan
den
anderen,
't
Is,
zooals
ik
zeide
ergens
zit
het
mij,
ergens
brandt
het......
Hij
zag
haar
half
klagend,
half
schalks
aan
e:
zijn
donkerblauwe
oogen
fonkelden.
WMther,
zei
ze,
min
of
meer
verbluft,
ik
hoo
toch
niet
De
jonkman
greep
in
verlegenheid
naar
zij
boterham,
en
begon
met
een
zekeren
ernst
t
eten.
—
Niemand
ontgaat
zijn
noodlot,
zei
hij
smakelijk
peuzelende
Vroeger
of
later
moet
im
mera
eens
de
eerste
keer
komen.
En
als
me
negentien
jaren
oud
geworden
is,
wordt
het
tijd
even
als
anderen,
er
aan
te
denken.
—
Hij
bleef
steken.
Gekheid!
zeide
zij
en
deed
of
ze
lachte.
Ik
geloof
waarlijk
de
jonge
hee
wil
zich
en
mij
in
’t
hoofd
praten,
dat
hii
vei
Held
is.
Niets
minder
dan
dat,
hernam
de
jonkman
ei
dronk
zijn
kop
thee
in
een
teug
leeg.
Alle
ken
teekeneu
van
die
gevaarlijke
kwaal
zijn
aanwezig
Onder
anderen
een
ongewone
eetlust
en
dai
dat
neurien
van
een
wals
—
maai
zeg
eens,
wi
heeft
dat
wonder
bij
u
uitgewerkt?
Het
levendig
gezicht
van
den
jongeling,
Voora
innemend
door
een
zekere
openhartigheid
en
jeug
dige
frischheid,
nam
‘op
eens
een
geheimzinnige
uit
drukking^
aan
Baad
eens,
zei
hij.
Ik
ben
,
zo<
als
ge
ziet,
nog
te
druk
bezig
mij
te
versterken
om
zoo
regelrecht
te
kunnen
opbiechten.
En
dit
zeggende,
bukte
hij
over
zijn
bord
ei
sneed
groote
stukken
van
een
ham
af.
Zij
had
haar
stoel
dichter
aan
het
tafeltje
ge.
bracht
en
zag
hem
kalm
in
't
gezicht.
—
Als
o:
er
nog
veel
te
raden
was,
als
men
de
jonge
dan.