Tekstweergave van nieuwe_tielsche_courant-18770103-001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1877. Vier en Dertigste Jaargang. 3014. VOOR DE STAD EN Abennements-prys t Per jaar . . f 2.60. Franco per post u 3.—. AdvcrtentSBn t Van één tot zes regels 60 Cents. Voor eiken regel meer 10 Cents. HET ARRONDISSEMENT. De Uitgave: geschiedt eiken Dingsdag- en Vrij dag-A vond. W oensdag 3 Jaimarij, Verkrijgbaar t bij den Uitgever; bij alle Boekhandelaren en Postkantoren in dit Rijk. Agenten voor Frankrijk en België <3. L. ESaube A Co, te Fbankfom en te Pabus. Afkondiging. Burgemeester en Wethouders der Gemeente T i e 1; brengen hiermede ter kennis van de belangheb 172 benden , dat het op heden voorloopïg vastgestelde suppletoir kohier voor eenen hoofdelijken omslag n deze gemeente over 1876, van heden at, gedu- ende 14 dagen (uitgezonderd des Zondags) van les vooriniddags 10 tot des namiddags 1 uur, op de Plaatselijke Secretarie, voor een ieder ter le 172 ning ncdergelegd is. En is hiervan aikondiging geschied waar het behoort, Ticl, den 29 December 1876. Burgemeester en Wethouders voornoemd: (Get.) B. HASSELMAN. De Secretaris, (Get.) J. RINK. Staatkundige Vertoogen, -Nederland in 1876, //Gelukkig het land, dat zelden of nooit van ich laat spreken 1 ’, pleegt men wel eens te zeg 172 en van staten, die als ’t ware buiten de alge- eene politiek staan, iu de tij der volkeren slechts ene bescheiden plaats innemen , en onder hen , en als vergeten burgers in de maatschappij, oortleven. Tot deze cathegorie behoort in zeke- en zin ons raderJand. De tijd is lang voorbij , lat het, als Republiek der Vereenigde Nederlati- en, hoe klein ook , toch , als ware het een mach- iige staat, door de mogendheden werd geëerd en totzien , dat het deel nam aan alle beraadslagingen over zaken, voor Europa van gewicht; dat over /eene aangelegenheid van belang oorlog noch vrede werd beslist, zonder hare medewerking. Van die schitterende rol heeft het, deels vrijwillig, Heels door de omstandigheden daartoe genoodzaakt, rfstand moeten doen, Nederland, in ’t oog van t buitenland afgedaald tot den rang van een ban- leis- en koloniaalstaat, wordt niet meer als macht- Feuilleton, Judith Stern, 1874. Novelle van PAUL HEYSE. 8.) Gy verkeert geheel in dwaling. Nooit in mijn leven heeft mij iets meer verrast, dan uwe woorden; nooit mij iets meer geërgerd, dan dat gij voor natuurlijk en, als iets dat van zelf spreekt, houdt, wat mij afschuwelijk dunkt. Ik ben ’t gewoon, dat men mij schoon vindt; eene huiche 172 lende gekkin moest ik zijn, als ik het wilde loochenen, Maar ik was ook altoos gewoon, dat de eerbied voor mijn man en de achting voor mijn vlekkeloos leven zulke waanzinnige gevoe 172 lens , als gij ’t gewaagd hebt zoo even te uiten, tot zwijgen gebracht hebben. Bit kan ik u eilig verzekeren: iederen anderen zou ik na het isrste woord den rug toegekeerd hebben. Gij ichter hebt mijn kind gered , daarom verwaardig u met een antwoord. En om diezelfde reden al ik het nalaten , wat ik anders voor mijn plicht gehouden had, mijn man te zeggen , wat ik van u gehoord heb, en hem het antwoord daarop overlaten 1 Uwen man? viel hy snel iu de rede, O mijn lieve nicht, hoe gering denkt gij over de wijs 172 heid en men schenk enn is van David Stern, als gij gelooft hem daarmee iets nieuws te zeggen ! Ge 172 looft gij waarlijk, hy kon zich inbeelden, zulk een vrouw te bezitten en alleen van alle man 172 nen, hij de vijf-eu-vijfligjarige, oogen te hebben voor hare bevalligheid, hare bekoorlijkheid , hare inaebt over harten en zinnen van alle mannen en jongelingen? Een blinde moest immers zien, hoe onder anderen de arme blonde jongen, dié bij u als zoon des huizes wordt gehouden, zich hebbende door de mogendheden erkend , 't gevoe 172 len zijner regeering niet meer gevraagd, wnar t-enig groot vraagstuk aan de orde is. Zoo werd ons land in 't afgeloopen jaar niet betrokken iu die netelige Oostersche quaestie, die zoo veel spanning heeft verwekt en dreigt, zoo niet een groot deel van Europa , dan toch het Oosten in vuur en vlam te zetten. Van deelneming aan de conferentie der diplomaten, te Konstnntinopel tot onttwnrring van het ingewikelde geschil bijeenge 172 komen , was dan ook geen sprake. Die achter 172 uitgang moge krenkend zijn voor ons nationaal eergevoel, voor onze veiligheid zat menigeen zeggen—is het zoo beter. Komt het toch tot oor 172 log, dan kan onze regeering zich omtrent de krijgvoerende mogendheden op hetzelfde neutrale standpunt plaatsen als zij nu, wat hare inwen 172 dige politiek betreft heeft in genomen tegenover de staatspartijen hier te lande. Het kwam niet tot eene botsing met de repu 172 bliek Venezuela, waarvoor in ’tbegin van 1876 eenige vrees bestond, toen een Nederlandsch eska 172 der op de kust van dat eiland verscheen, Manr de hoop, dat de bevolking van Aljeh zich eindelijk aan oneen scepter zou onderwerpen, en die moord 172 dadige krijg ten einde zou spoeden , w erd helaas r verijdeld. Die langdurige worsteling komt ons niet slechts op veel geld, maar wat meer zegt, ook op tal van menschenlevens te staan. Droevig stemde de tijding, dat den 25 Februari 1876 de wakkere Generaal-Majoor Pel, onder wiens bevel het door den Luitenant-Generaal van Swieten ach 172 tergelaten legertje van 4000 man wonderen van dapperheid had verricht, plotseling was bezweken. Onder zijn commando breidden zich onze ver 172 sterkte posten in een lange keten, die een groot deel van Atjeh omsloot, gestadig uit, en werd de gemeenschap met de zee hersteld en bevestigd, ’t Lag in zijn plan zoo ’t schijnt onze vestiging in alle richtingen uit te breiden of dit goed gezien was, mogen de deskundigen be 172 slissen maar de dood die hem zoo onverwacht overviel, verijdelde het, en beroofde ’t Indische leger van een eren bekwamen ais moedigen bevel 172 hebber. Al werd in het afgeloopen jaar de vrede in ’t in bloot smachtverlangen naar zijn schoone pleegmoeder verteert, De jongen is niet bijzon 172 der naar mijn smaak ; maar als hij juist wegens de eigenschappen, die hem voor mij uiterst wei 172 nig iutressant maken, bij diezelfde schoone vrouw in gunst stond : ik zelve zou er mij zoo wei 172 nig over verwonderen , als mijn geëerde neef, uw gemaal. En toch duldt hij hem in buis, en toch doet hij, als zag hij niets, als die nette jongen tegenover zijne vrouw zit, als boter in de zou. Eu gij wilt dezen waarachtig wijzen man de oogen voor iets openen , wat om hem voorvalt ? Hem , die tot zich zelven zegt, dat hij den schat, dien hij ber.it, of in den grond graven en inmetselem, of er zich in schikken moet, dat hij ook andere oogen en begeerten lokt ? Mijne lieve nicht, laat ons toch niet beproeverl, ons zelven' te beliegen. Ik ken geenc andere zonde als deze De zaken eerlijk en onverschrokken nemen, als ze zijn, als ze ons niet bevallen , ze zooveel mogelijk oa- schadelijk te maken, als ze ons bevallen, er ons zooveel mogelijk van te bedienen, om dit ellen 172 dige leven iet of wat te kruiden. Genoeg 1 viel zij hem in de rede. Bespaar mij uwe philosophic, die nooit de mijne zal worden En nu nog een ding, voor dat ik voor altoos dit onderwerp verlaat: wat den leerling en pleegzoon van mijn man betreft, gy lastert hem zwaar, als gij hem gelijke gedachten toedicht, als ze, helaas 1 u van uwe Parijssche ervaringen als geldig toe- schijnen. Hij heeft alles, wat u ontbreekt, om de pieteit, de eerbied en dankbaarheid tegen het huis dat hem tot een tweede ouderhuis geworden is, nooit, ook zelfs in den droom niet, te kort te doen. En nu eens voor alle maal genoeg en te veel van zulke dingen 1 Ik zal dat uur trachten te vergeten ; ik ben u te veel verschuldigd, om u niet dit bewijs mijner dankbaarheid te geven ■— moederland niet gestoord, toch was ook daar strijd op velerlei gebied strijd zoo op staat 172 kundig als kerketyk terrein. Of is het wat de laatste betreft wel noodig te herinneren aan het bekende besluit der Synode omtrent de belij 172 denisvragen, die de vrees doet ontstaan voor scheu 172 ring in de Hervormde Kerk ? Ook onze politieke toestand was gansch niet rooskleurig. Het jaar 1876 was wederom getuige van eene ministeiieele crisis, waarmee wij, zoo ’t schijnt, om de twee jaren moeten gezegend zijn. Op 16 Juni ontstaan door de verwerping van 't wetsontwerp, waarbij verhooging der jaarlijk- sche lichting onzer militie werd gevraagd, door de 2e Kamer, eindigde zij, nadat voorat de Ko- ning op 14 Augustus Mr. Kappeyne van de Cop- pello den leider der liberale partij had geraad 172 pleegd , eerst op 5 September, met de bevestiging van vijf Ministers in hunne functien, doch met vervanging van den Minister van Oorlog Jhr. G. J, G. Klerck door den Generaal-Majoor J. R. Betjen en van den Minister van Koloniën Mr. W. Baron van Goltstein door den Heer Mr. F. Alting Mees. t Is niet te ontkennen , dat door deze zoo lang crisis over wier ontstaan, loop en oplos 172 sing een nevel van geheimzinnigheid is blijven hangen , de positie van ’t Ministerie Heemskerk er niet op is verbeterd, ’t Bleek al spoedig, dat de vrienden van ’t Kabinet met zijn richting gansch niet waren ingenomen. Het heide zoo was de algcmeene klacht zijn oorsprong ver 172 getend , te sterk naar de linkerzij over, terwijl in ’t bijzonder de grieven der conservatieven zich uitten in kritiek van 't koloniaal beleid, die van de antirevolutionairen in bezorgdheid over de wet op ’t lager onderwijs, die in aantocht was en die van de clericalen in scherpe afkeuring van de wet op de kerkfabrieken en de maatregelen tegen verboden procession. Alleen de liberale partij hield zich rustig ; slechts enkele leden lieten eene waarschuwende stem omtrent den staat onzer fi- nantien hooren ; men maakte het geen der Minis 172 ters lastig, zelfs niet eens den Minister van Oor 172 log, die anders de zondebok der 2e Kamer is; men was blijkbaar besloten het Ministerie met hoe moeielijk het mij valt. Help gij mij hierin; daardoor alleen kunt gij weder uitwisschen, wat gij in mijne oogen misdreven hebt Zij verwijderde zich snel van de hut Ik hoorde haren lichten tred over de kiezels misclien; ter 172 stond daarop stond ook hij van zijn zitplaats op, maar f t scheen niet in zijn plan te liggen, haar in te halen en met haar te samen het huis weder te bereiken. Eenige onsamenhangende geluiden ver 172 nam ik, een ongewoon knersen en snuiven, dan een gedwongen gelach en eene poging, om een spaansch liedje te neurieën , dat echter al na anderhalf versregelen weer stilzweeg. Daarop zette bij zich langzaam in beweging, en zijn voetstappen weer 172 klonken in de verre alleeën van ’t park, Eerst een geheel uur later had ik mij van de v re eselijke opwinding, verbazing en vertoomdkeid zoo ver hersteld, dat ik mijne ledematen bijeenra 172 pen en uit de hut sluipen kon. Mijn toestand was onbeschrijfelijk; maar als men zoovele jaren daarna zich over chaotische gemoedstoestanden nog rekenschap kan geven , moet ik bijna geloo- veu , dat noch de gramschap over de koelbloedig loerende driestheid van dezen satanachtigen mensch, noch de vereering der hooge vrouwenreinheid en kalme onaantastbaarheid in mijn verward binnen 172 ste de overhand behield, maar een zonderling akelig genot, een onaangenaam gevoel van triomf daarover, dat mijn geheim verraden was, aan haar verraden, voor wie ik het zoo angstvallig bewaakt had, en die aan de onthulling daarvan niet het geringste geloof scheen te schenken. Nooit had ik het zelf over de lippen gebracht jegens niemand, ’t minst jegens haar zelve. En nu wist zij het plotseling! H et was als een sprookje, het berooide mij bijna van mijn ver 172 stand, als ik my de gedachte recht duidelijk zocht te maken. rust te laten, in afwachting van het met spanning verbeide wetsontwerp op het lager onderwijs. Dit ia thans in gekomen en weldra zal nu de vraag beslist worden, of het Ministerie zal aanblijven, of zal moeten aftreden. Hoe ook gesteld op zijn behoud, zoo achten wy echter verandering van onzen poiitieken toe 172 stand hoogst noodzakelijk. De verhouding der verschillende partijen is thans van dien aard, dat telkens botsingen te vreezen zijn; voor 't Minis 172 terie is het ocdoenlijk, aanhoudend te trachten tusscben de klippen door te zeilen ; voor de volks 172 vertegenwoordiging zelve op den duur onmogelijk, het stelsel van opportunisme te blijven toepassen. Aan dien ongezonden toestand, aan dat eindeloos geharrewar moet een einde komen. Mogelijk heeft de behandeling der wet op ’t lager onderwijs tot uitkomst, dat onze onzuivere politieke atmosfeer gezuiverd wordt en zich eene krachtige regeerings- partij welke dan ook vormt. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal, om daartoe te geraken, de toevlucht moeten genomen worden tot veran 172 dering der Kies- of zelfs der Grondwet. De vruchten van den parlementairen arbeid waren in 1876 mager en schraal. Het sappigst zijn misschien nog de wet op de coöperatie en die op het Hooger Onderwijs. Er zou reden zijn, zich over de geboorte der laatstgenoemde wet te verheugen, ware het niet, dat haar ook, naar 't oordeel van deskundigen, grove gebreken aankleef 172 den. Mogen de uitkomsten hunne pessimistische beschouwingen beschamen! Terwijl ovrigens kunsten en wetenschappen bloeien, is het te betreuren, dat noch het middelbaar, noch het lager onderwijs aan de verwachting beantwoordt. Leer- en weer plicht blijven noodig voor de ontwikkeling van ons volk, zoo naar geest, als naar lichaam, en tot versterking van ons weerstandsvermogen. Zal er van beiden spoedig iets komen ? wij vreezen er voor; groot e maatregelen, die elders sedert jaren gunstig werken, komen bij ons uiterst langzaam en moeielijk tot stand. Zoo leed de poging tot versterking onzer levende strijdkrachten schipbreuk in de Tweede Kamer, en ontbrak het haar aan moed en kracht nog in ’t afgeloopen jaar de hand te slaan aan de dringend Bijna verzoende mij deze dienst, dien de Doc 172 tor mij achter mijn rug had bewezen, met den zoo bitter gehaten man. Ook kwam hy mij op eens, daar bij nn de afgewezene en beschaamde was , werkelijk medelijdenswaardig voor, en ik zou tot een zeker grootmoedig gedrag jegens hem in staat zijn geweest, daar ik het immers zelf ge 172 hoord had: ik bezat alles, wat hem ontbrak. Maar zoodra ik hem slechts weder zag, nog denzeliden avond, merkte ik wel, dat die man nooit ia zulk een toestand zou komen, dat hij eens an 172 ders toegevendheid en meegevoel zou noodig hebben. ’s Avonds waren de bekende gezichten weder bij de lamp in Mevrouw Judiths kamer bijeen; dat van niemand was vroolijker en onverschilliger dan van mijn vijand. Hij schertste met allen op vorigen trant, onderhield zich met den huisheer over een nieuw engelsch boek, dat hij hem ge 172 bracht had, sprak met eene oude tante van Me 172 vrouw Judith over het turnen, dat toen juist in opkomst was en door hem ook voor de tweelingen aanbevolen was, hoe klein zij nog waren, en drong zelf bij mij tegen zijne gewoonte er op aan, met eene nicht, een zeer mooi meisje, een air te zingen, waarvan onlangs sprake was. Ik muntte niet in 't zingen uit, doch kon er niet af en wij voerden ons duo redelijk goed uit. Gedurende het gezang ontwaarde ik een keer een blik der bevallige vrouw, die mij anders als vroeger scheen te meten. Er was iets bevreemdend treurigs in de uitdrukking van haar gelaat, niet onvriendelijk, maar verstrooid en moede, als had zij lang gepeinsd over een raadsel en het eindelijk cpgegeven de oplossing te vinden. Met den Doctor sprak zij geen woord dezen avond, 't Viel echter niemand op. (Wordt vervolgd.)