Tekstweergave van nieuwe_tielsche_courant-18790101-001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1879. Zes en Dertigste Jaargang. mm VOOR BE STAD EI Abonncmentg-prijs t Per jaiir ... ƒ 0.QO. Franco per post . n 3.—. Advertentton: Van een tot zes régels 60 Cents. Voor eiken regel meer 10 Cents, HET ARRONDISSEMENT. De rit gave s geschiedt eiken Dingsdag- en Vrijdag-Avond. Woensdag 1 January. V erkry gbaar ; bij den Uitgever; bij alle Boekhandelaren . en Postkantoren in dit Rijk, Van ’t Oude in *t Nieuwe. Het Kerstfeest is noode gevierd; do nagalm van dat heerlijke lied : Hallelujah ! Vrede op aarde ! Vrede op aarde 1 klinkt nog in veler ooren, of zie daar brengt de snelgewiekte tijd ons weder een ander feest, evenzeer als het Kerstfeest der overdenking en der herinnering gewijd, ’t Is de ernstige oudejaarsavond, die als onzichtbaar de hand reikt aan den vroolijken Nieuwjaarsdag. Dan volgt de Driekoningen, die vooral in de Rooin- sche landen jolig en luidruchtig wordt gevierd , en met dien dag is de rij der feestdagen, die midden in den winter vallen, en niet ten on 172 rechte oudtijds Midwinterfeesten genoemd werden gesloten. Die dagen werden , voorheen, zoo als ook thans, niet slechts als volksfeesten, maar ook godsdien 172 stig gevierd. Zij ontlcenen dan ook aan den gods 172 dienst hun oorsprong ; hun viering klimt op tot overoude tijden. Eeuwen geleden, 'toen onze voorouders noghei- .denen on aanbidders van den zoogenaamden na 172 tuurdienst waren, was het ook de natuur, vooral de wisseling der jaargetijden, die hun hunne vroo- lij’ke en zinrijke hoogtijden deed vieren, en aan deze danken wederom de voornaamste hedendaag'- sehe kerkfeesten hun ontstaan. Oorspronkelijk waren ze niets anders dan lente-, zomer-, herist- of winterfeesten, Paaschen voor de lente , Pink- steren voor den zomer, St.Maarten cn St. Miehiel voor den herfst on Kerstmis voor den winter. Maar van al die feesten was het winterfeest oudtijds dertiennackten, of ge 172 noemd toch het schoonst en gewichtigst. Bij de oude Duitsehers was het feest der dertiennach- ten (onze oudste voorvaderen waren gewoon den tijd niet naar do dagen, maar naar de nachten te berekenen) het eigenlijke Nieuwjaarsfeest, hot eerste en voornaamste van het jaar en het cenige, dat zoo lang duurde. Het nam een aanvang met den nacht, die den 3 Ssten December voorafging , om met Driekoningen (6 Januari) te eindigen. Dan zoo dacht zich het oude volksgeloof onderging de zon een verjongingskuur; zij was immers dan het diepst gedaald, men zag haar of in ’t geheel niet, of slechts enkele oogenblikken flikkeren aan den omfloersten hemel en meest zeer flauw, want donkere wolken bedekten den hori 172 zont , sneeuw en regen verduisterden de lucht, maar als die sombere dagen voorbij waren, dan trad de zon weder met majesteit te voorschijn, om aan de aarde weder licht en leven te geven, en won zij dagelijks in kracht. Dan begonnen de reeds zichtbare blad- en bloemknopjes te zwellen, dan ontwaakte de natuur uit haren schijnbaren doodslaap tot een nieuw leven. ’tWas dit feest, zoo sprekend getuigend van hot sterven en herleven der natuur, zoodat wellicht daaruit de menschen reeds oudtijds de verblijdende hoop van opstanding uit den dood, van de on 172 sterfelijkheid des geestes hebben geput, dat onder allerlei zinnelxscldige voorstellingen , . midden in den winter werd gevierd. Om zijn vroolijkhcid en luidruchtigheid noemde men het Joelsfeest en de woorden joel, jool, gejoel, die alle pret aan 172 duiden , ontleenen vcrmoedelijk daaraan hun oor 172 sprong. Het feest der Derüennaehben of Wij%ac!' '**'■ (mj •• de Duitsehers is die naam aan het Kerstfeest bij- geblcven) werd voor zoo heilig gehouden ,< dat ge 172 durende zijn duur elke arbeid, zelfs de wapenen, rusten, ’t Was een tijd van vrede cn verzoening; de góden daalden dan immers op aarde af , om met de menschen te verkeeren; dan had Hertha’s be 172 roemde optocht plaats ; zij ontving hare offergaven, zegende het land, vooral het ontkiemende kooru en verspreidde overal heil en geluk. Aan dit schoone feest waren tal van vreugdbbetoo- ningen en genietingen , vooral wat eten en drinken betreft,benevens andere gebruiken verbonden, waaraan Feuilleton, het volk zoo sterk gehecht was, dat het den eer 172 sten Christen-predikers niet mogelijk was ze uit te roeien, hoe sterk zij er ook tegen ijverden. l)e kerk nam spoedig de wijze staatkunde m neut, ze in wezen te laten, maar zij gaf aan het feest der dertienmcMen eene christelijke beteekc- nis Op WijmeMen werd voortaan de hennnenng aan Christus' geboorte (Kerstmis) gevierd en te ge- - lijker tijd het begin van ’t nieuwe jaar. Oudtijds toch begon het Kerkelijk- en Kalenderjaar met Kerstmis, totdat Gregorius XIH het burgerlijk jaar op den door Julius Gesar vastgesteldën Januari liet beginnen, wat in ons vaderland eerst in de 16e eeuw algemeen gebruikelijk-werd. Bij be- velsclirift van 16 Juni 1575 vernietigde déSpaansclie 'landvoogd Eequesens op 's Konings last den hof 172 stijl, volgens welken het jaar met Paaschen begon en stelde voor ons land het begin van t burger 172 lijk jaar op den eersten Januari vast. Het oude volks-nieuwjaar kwam nu weder tot zijn lecht, en heeft tot op onzen tijd stand gehouden. _ Zoo laat het zich verklaren, dat, terwijl in Duitsehland, Frankrijk en Engeland meer bijzon 172 der de Kerstavond wordt gevierd , in ons vaderland daarentegen de Oudejaarsavond wordt herdacht. Oudtijds werd die avond, de zoogenaamde Sylvester- nacht, wakende en onder vertelsels doorgebracht, vele gebruiken , bij het vieren der Berhen- nacJiten in zwang, werden dan in acht genomen. Nog schijnt die gewoonte, om dien nacht met vertellingen en overleveringen in de familiekringen te doorwaken, niet geheel in onbruik te zijn Het //Oude in ’t Nieuwe” wordt echter, behalve met eten en drinken, tegenwoordig meer met kaartspelen doorgebracht en ook dat is een oud gebruik. Buiten op straat vermaakte _ zich het volk vroeger meer dan thans, met schieten, muziek maken en zingen cn hoe luidruchtig het soms toegaat, is iedereen bekend. Mon guzme hen, die geen gezellig tehuis hebben, zich op die wijze te Ü© bekentenis. Vertelling VAN WILHELM PASSAUER. 8.) 't Was op dien zelfden dag tegen zons 172 ondergang, toen Peggy cn Kathlin uitgeput en met stof bedekt in de missie Dolores terugkeerden. Haar dagwerk was geëindigd, maar zonder goed „gevolg. Zij hadden in de stad geen spoor van Will gevonden. Hoe zouden ze ’took? Waar men haar verstond, of waar zij ten minste met moeite en inspanning wisten begrijpelijk te maken, wat zij wilden, keerde men zich in ’t beste geval met schouderophalen van haar af; meestal lachte men haar uit en dreef men met haar den spot. Niemand onder hen , die bedrijvig door het men- schengedrang door de straten holden , die ^ in de winkels , in de werkplaatsen en de bouwterreinen in ’t zweet huns aanscliijns over dag het verlies weder trachtten in te halen, dat zij in wilde nachten leden; die in de verleidelijke speelholen cn hotels, die als paddestoelen uit den grond oprezen, hot geld verbrasten, dat zij in de mijnen hadden buit gemaakt niemand had ter nauwernood eene sekonde tijd , om hare vragen aan te hooren. Het gewoel, het geschreeuw en roepen , het ge 172 zicht der avontuurlijk uitgedoschte of als bedelaars gckleede gedaanten, die in scharen naar de haven stroomden en van daar naar dc stad, had haar als verward en bedwelmd. Staartendragende Chmee- zon met breede monden, van hun schepen gede 172 serteerde Engelsche en Duitsche matrozen, het woeste uitschot der groote steden, den arm der wet ontloopen vluchtelingen,_ aan eer en geld bankroete kooplieden maken dit bonte gewoel uit; de oenen half naakt tot het gescheurde hemd toe, genen in glacéhandschoenen en gedeukten cylinder, smerige kisten slepende of bouwmaterialen dra 172 gende” Hier gaat een Hongaar in de blauwe pekesche en barvoets naast een verarmden Ro- jneinschen edelman, een kar met baksteenen ontspannen, mits zij maar niet te veel offeren aan den drankduivel. Gelukkig evenwel Mj , die een vriendelijk te huis heeft en wien 't gegeven is wan 't Oude in ’t Nieuwe,” te midden der zijnen, of in den kring van trouwe vrienden, aangenaam, gezellig en al genietende te vieren, ’t Is een voorrecht, dat betrekkelijk slechts weinigen to beurt valt; velen zijn er niet toe in staat; anderen hebben er, gebukt onder de zorgen des levens en den strijd om ’t bestaan , geene opgewektheid toe ; wederom voor anderen is de oudejaarsdag, gedachtig aan ’t verlies van geliefde betrekkingen, een dag van rouw. Maar dat ook zij het van de schijnbaar weggestorven en toch weder frisch en krachtig herlevende natuur mogen leeren, dat er ook voor ons menschen, gelijk voor al hot geschapene, een tijd is van komen en gaan , en , zoo wij hopen, een tijd van herleven na den dood; dat, evenals de jaargetijden, zoo ook vreugde en droefheid zich afwisselen hier op aarde ; dat zonneschijn op regen volgt; dat na de donkere dagen voor Kerstmis de heerlijke dagen der lente met haar bloemen en geuren in aantocht zijn. Het oude, afgeleefde jaar moge vrij wegsterven het is de wieg voor een nieuw, schoon tijdperk. Wij zeggen het den dichter Heije na: Gf H jaar uitwendig donker sloot, Toch zal ons, wil het God geheugen, De nieuwe Jaarkring in zijn schoot Inwendig licht en zegen brengen. Ter ruste dan in stillen nacht, Met al de dagen van ’t Verleden, Al wat ons vreeze of kommer bracht; —* En uit die ruste ontwake een Heden Vol hope en ootmoed, liefde en kracht! En nu het Oude Jaar is dood; leve het Nieuwe Jaar! 31 December 1878. slopend; daar hijgt die lange, bleeke Engelsch- man in de flarden der roode gardeuniform onder den last van twee emmers met water. In dit gewoel en gejoel zonder orde , zonder opzicht, ^ in die babylonische verwarring aller talen tot wien zouden zij zich wenden, wie had lust, haar te woord te staan, die vragen van twee arme vrou wen aan te hooren , die haren zoon, haren ver 172 loofde zochten? Wat haar terneerdrukte, toen zij haar somber vertrek in de missie betraden, was niet alleen de verloren tijd, als wel de droevige bekentenis dat, na de ondervinding heden opgedaan, ook alle verdere bemoeiingen vergeefs zouden zijn. Zij waren beiden op hare legerstee gaan zitten. Zij schuwden als ’t ware elkander te zeggen , wat zij na die eerste poging ondervonden. Ieder woord zou ieder van haar als een verwijt toegeschenen hebben. Zij wendden daarom ook niet eens eene poging aan, elkaer troost toe te spreken; zij hadden geen woord van klacht en daarom geen woord van troost In het drukkend bewustzijn van het droevige van haar toestand, in de hope 172 loosheid van haar met zulk een vertrouwen be 172 gonnen en zoo spoedig te schande geworden onder 172 neming, zwegen zij en staarden in bange vertwij 172 feling voor zich heen. ’t Is een oud woord, maar evenzoo een oude leugen, dat gedeelde droefheid halve droefheid is. Dat voelden zij beiden. Hij zaten bijna stilzwijgend peinzende. Maar de God, die der menschelijke ziel zorg en smart als ge 172 leiders op haar levensweg heeft meegegeven, heeft ook daarvoor gezorgd, dat haar een uitweg uit den doolhof van het leed niet ontbreekt. Wel maakt de dood van smarten vrij , maar zij laat zich de vrijheid met den onschatbaren prijs des levens betalen. Wie echter in het rijk der tonen zijne ziel bevrijdt van den last van het zieleleed, verwerft tevens’ de troostrijke hoop op het geluk van toekomstige dagen. Kathlin had naar hare viool gegrepen, Haar instrument was hoogst ge 172 brekkig , maar zij wist zelfs deze ellendige viool met wondcrbaarlijken tact te behandelen, ofschoon zij geen ander onderwijs gehad had, dan dat van haren vader, den ouden muziekant van Limerick. Zij speelde, wat zij haar volk, der wilde en toch zoo prachtige natuur baars lands in het eigen hart had afgeluisterd; maar de wijze, waarop zij hare oude, eenvoudige melodieën teruggaf, in oorspronkelijk gevoel varieerde en in elkacr stren 172 gelde, was in waarheid eene meesterlijke. Zij was opgestaan en op de smalle diepe vensterglooi- ïng gaan zitten. Niet de zon zelf, maar de weer 172 schijn van den door hare ondergaande stralen met goud o vergoten hemel omgaf die jeugdig slanke, schoone gestalte met een verheerlijkt licht. Zacht en bloodc zwollen de tonen onder haren strijkstok voort, zich steeds aanknoopende aan eene oude volksmelodie van haar ver lersch vaderland. Nog waan ik, dat nogmaals ik weer haar aan 172 schouw Doch ach! zij verliet mij zij liet mij in rouw Mijne Kathlin O’More! Zij zat voor de hut in het nachtelijk donker, Om naar ’t windje te luistren bij ’t maanlicht- gcfionker —- Mijne Kathlin O’More 1 En de wind was zoo koud on floot langs den grond. Toen werd Kathlin krank en werd ziek op deez’ stond Mijne Kathlin O’More! Nu ken ik een vogel, die roodborstje heet, Die maakt op het kerkhof zijn nestje gereed Die waakt bij mijn Kathlin, die huppelt om haar. Mijne Kathlin O’More! Hoe ook hare hand onder den invloed van haar ontroostbaar verdriet aanvankelijk had gebeefd, na de eerste versregels verhieven zich de tonen van Kathlin’s viool tot eene kracht een zoo wegslependen gloed en zoo demonisch wilde smart, dat de speelster, als voor zich zelve ver 172 schrikt , plotseling afbrak. En toen zij den strijk 172 stok liet zakken, viel haar blik vol van innig medelijden op de arme, oude Peggy, die roer 172 loos met omfloerst gezicht op dat needng bed zat, als eene statue van rouw op den grafsteen van een afgestorvene. Maar hem zag zij met, die buiten zacht onder liet venster genaderd was , toen zy begon te spelen. Larry O’Neill zag zij met. Ook Mi even doodmoede van de wandeling door de wildernis en de stad teruggekeerd, n.-l zich op een steen onder ’t venster neêrgezet en zich met den rug tegen de muur geleund. Uit zijn ge 172 zicht was de trotsche, sombere smart verdwenen, die hem ’s morgens naar buiten had gedreven. Een kalme zekerheid lag op zijne verweerde, vast 172 besloten trekken, alsof een onveranderlijk besluit van zijne ziel bezit genomen en over de booze neigingen van zijn hart gezegevierd had. Dc me 172 lodie, die hij had beluisterd, hoe smartelijk wild en demonisch zij hem ook had aangedaan, scheen machteloos zijn gevoel te zijn voorbijgevarta. Thans bukte Mj weder naar ’t venster, want Kathlin had eene nieuwe melodie begonnen. Hij kende de wijs welke Ier kent ze niet ? die melodie, welke tot de lersche harten, waar en wanneer zij gehoord wordt, het machtigat spreekt, die den geur van woud en heidebloemen uit de lersche bergen in weemoedige gedachten over 172 draagt en doet vergeten, wat tusschen het heden en verleden ligt! ’t Was de melodie van de //Laatste Roos : ,,’t Is de laatste roos des zomers, Eenzaam bloeiend en alleen, •—• Al haar lieve speelgenooten Zijn verwelkt en gingen heen. En geen bloem, geen enkel knopje En geen roosje is nabij , Om haar bloeien aan te staren, Deelend in haar kozerij Maar het lied bracht zij niet ten einde. Kath 172 lin hoorde bij hare melodie de oude vrouw bij de door het lied - opnieuw ontwaakte zielesmart om haren zoon luid snikken en liep weg van ’t ven 172 ster. Zij snelde naar baar toe en omstrengelde haar met hare armen. Zij wilde spreken, maai 172 de spraak begaf ook haar. Zij kon niets dan Peggy’s hoofd aan haar boezem trekken en met haar weenen. Zij hoorde ook niet vroeger , dat de deur zacht geopend werd, tot Larry O’Neill vlak voor haar stond. [Wordt vervolgd?)