Tekstweergave van nieuwe_tielsche_courant-18800103-001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1880. Zeven en Dertigste Jaargang. 2428. VOOR DE STAD EN Abomements-prijs: Per jaar . . . ƒ 3,00, Franco per post . - 3.—. Advertentitón : Tan één tot zes regels 60 Cents. Yoor eiken regel meer 10 Cents, ARRONDISSEMENT. De Uitgave: geschiedt eiken Dingsdag- en Vrijdag-Avond. Zaturdag 3 Jan narij. Verkrijgbaar: bij den Uitgever; bij alle Boekhandelaren en Postkantoren in dit Kijk. Afkondiging. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Tiel; _ ' brengeo hiermede ter kennis van de belangheb 172 benden, dat het op heden voorloop!» vastgestelde Suppletoir Kohier voor eenen hoofdelijken omslag in deze gemeente over 1879 , van heden af ge 172 durende lA dagen (uitgezonderd des Zondags) van des voormiddags 10 tot des namiddags 1 uur, op de plaatselijke Secretarie voor een ieder ter lezing nedergelegd is. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort. Tiel, den 31 December 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd, (Geteekend) B. HASSELMAN. De Secretaris (Geteekend) J. KINK, GrondwetsberaElenlng. Het woord //grondwetsherziening” is thans aan de orde van den dag. Doch veel meer dan het woord niet. Toch beginnen op die of soortgelijke wijze meestal, de voorboden zich te openbaren van min of meer ophanden zijnde belangrijke za 172 ken, Bij ons vooral, moet cr eerst lang, zeer lang, over eétie zaak gesproken zijn, moet deze, nadat er " egonnen is over gesproken te wor 172 den, eerst nog weder een geruimen tijd in het vergeetboek geraakt of ingeslapen zijn voor dat de daarna volgende verschijnselen van ontwaken het begin aankondigen van wakker worden, op 172 staan , in beweging komen, actief worden. Dat wakker maken en wakkor worden van het vraagstuk der grond wetsherziening heeft onlaugs vrij plotseling plaats gehad, tengevolge der laatste ministerieële crisis, waarvan men het fijne wilde weten , en nog niet precies weet, althans niet al 172 gemeen gelooft. Het ligt nog altijd voor de meesten min of meer in het duister bf en in Feuilleton, kien man zonder uaatn. Geschiedkundige verstelling van lierman Hirsclifeld. 1.) Te midden van het leger zijner troepen verhief zich de tent van den grooten keurvorst Frederik Willem van Brandenburg. Ofschoon iets grooter en zich onderscheidende door eene op haren spits waaiende banier, was fij ovrigens evenzoo eenvoudig als de luchtige woningen der ovrige krijgslieden. Voor den binnen tredenden kanselier von Kaudnitz sloeg de hand van den dienstdoen den paadje de plooien van een zwaar gordijn van don- kerroode wol naar achteren; het scheidde eene grootere, slechts met het noodigste voorziene ruimte, die als wachtkamer diende, van bet ver 172 trek dat, eveneens van allen uitwendigen pronk misdeeld , den grooten staatsman en den machtigen krijgsheld herbergde. In ’t midden van dit tent- vertrek zat de keurvorst aan zijne kunsteloos ge 172 sneden arbeidstafel ijvrig bezig met het nazien van een voor hem liggende schetsteekening. De oor 172 log had anderiBr 1 den held en zijn dapper "leger in 't veld geroepen. Op Erankrijks aanhitsen was Zweden, als bezitter van Pommeren, in de Mark gevallen en bedreigde als Brandenburgs gevaarlijke nabuur den jongen , opbloeienden staat, In den slag bij Fehrbellin , op 28 Juni 1675 , had Fre 172 derik Willem de vijandelijke hoofdmneht een be 172 slissende nederlaag toegebracht en was toen naar het Zweedsch-Pommersche land gemarcheerd, om den kamp van zijn eigen staten af te weren. Voor de door de Zweden bezette en goed versterkte Pommersche stad Demmin lagen de Brandenburg- sche troepen ; meer dan eens had hunne dapper 172 heid een geweldigen aanval beproefd, maai' telkens hadden zij die poging onder zwaar verlies tegen de sterkte der muren en den moedigen weerstand der bezetting zien mislukken. //De heer kanselier von Kaudnitz", meldde de paadje zijn gebieder. Frederik Willem stond op. Het zonlicht, dat, met de dunne tentlinnenmuur spottend, het ver 172 trek doorstroomde, omwelfde als met een glorie- hoeverre het voornemen van grondwetsherziening al dadelijk bij het optreden van het ministerie- Kappeijne tot zijn programma behoorde, dan of dit punt eerst later is opgekomen of wel geheel op het laatst, toen dat ministerie op het punt was uit een te vallen, of uit een te gaan en af te treden. Zeker is het eerst in den allerlaatsten meer duide 172 lijk ter sprake gekomen, zoodat het nieuwe ministe 172 rie het noodig heeft geoordeeld zich deswege dui 172 delijk te verklaren. En die verklaring, bij monde van den Heer van Lijnden aan de vertegenwoor 172 diging gedaan, luidde ongeveer : dat de Regering voor eene grondwetsherziening niet terug zou dein 172 zen , aoodra zij de tijd daartoe gekomen achtte (ei!) doch dat vooralsnog de natie zich deswege niet duidelijk genoeg verklaard had. Met dat standpunt, waarop de Regering zich ten aanzien van dit gewigtig vraagstuk blijkt te plaatsen, kunnen wij ons niet vereenigen. Eene regering moet voorgaan, niet volgen. Wel is het pligtmatig en wijs op de volksovertui 172 ging te letten , teneinde te zorgen dat de staats 172 instellingen en de wetten die volksovertuiging weergeven, maar het initiatief moet van de re 172 gering uitgaan. Wanneer, gelijk thans, zich sinds lang, in toenemende mate, van verschillende zij 172 den, en op allerlei wijzen, stemmen verheffen die op grondwetsherziening aandrongen en aandringen, dan is'h'ët de taak en de pligt der regering daar kennis van te nemen, na te gaan wat in die stemmen eenparigs gelegen is , wat daarin voor 172 komt waarmede zij zich zou kunnen vereenigen ; die uitingen te schiften, te leiden en tot een duidelijk en afgerond begrip te maken ; dan be 172 hoort zij niet te wachten tot die stemmen nog. luider, of luidruchtiger, nog algemeener, of al 172 gemeen worden ; die weuschen en verwachtingen niet aan haar zelve over te laten totdat zij aan- groeijen, vermenigvuldigen, en in omvang toe 172 nemen tot dat zij ten laatste aan de bezadigde leiding der regering ontsnappen. Daarbij komt dat, naar onze meening, er schijnsel de statige heersohersgestalte met liet scherp gesneden, gebruind gelaat, waaruit de heldere, doordringende oogen in onweerstaanbare betoovering lachten de oogen eens heersehers, die in de toekomst blikt. //Treed binnen!” beval hij en den over den drempel des vertreks gaan den , in een soort van zwart fluweelen tabbaard gekleèden heer de hand tegemoet strekkend , ging hij voort: //welkom , lieve Kaudnitz, mijn getrouwe raad. Ik heb u noodig; neem aan mijne zijde plaats, en” voegde hij tot den paadje gekeerd er bij //dat ons niemand store!” De paadje verdween; achter hem daalde de portière in dichte plooien neder. Met eigen hand had de keurvorst voor den heer von Kaudnitz een der plompe, houten stoelen naast zijn eveneens houten leunstoel getrokken. De heer von Kaudnitz was wel is waar eerst midden in de vijftig, maar zijn linker zij scheen nagenoeg verlamd, en slechts met moeite, met behulp van een kruk, was hij in staat zich voort te bewegen, En dan de menschenkenner ver 172 mocht het licht te ontraadselen dan nog was het veel meer ziele]ijden dan lichaamsongemakken, dat vóór den tijd de hooge, krachtige gestalte gebogen had , dien eens Brandenburgs heers ober een zijner dappersten had genoemd, dat in dit gelaat diepe voren geploegd en dit haar zilvergrijs gekleurd had, vóórdat de natuur haren eiseh deed gelden. Leopold von Kaudnitz was nog lang geen grijsaard, maar hij scheen het te zijn , vooral tegenover de veerkrachtige gestalte van den keurvorst. Hij had zich aan zijns meesters zijde neergela 172 ten. //Ik dank uwe keurvorstelijke hoogheid voor haar vertrouwen", hernam hij; //mijn raad, zoo 172 veel het geringe inzicht dien vermag te geven, is immers nog het ccnige, wat Leopold von Kaud 172 nitz zijn gebieder wijden kan , sedert zijn lichqam , als van des hemels vloek getroffen , krachteloos en ongeschikt werd voor de werkzaamheid des soldauts.” Hartelijk legde zich ’s keurvorsten hand op den verlamden schouder. //O , spreek zoo niet, mijn vriend", hernam hij. //Gij hebt waarlijk niets misverstand heerscht en aangekweekt wordt, toe 172 vallig of opzettelijk. Men spreekt steeds van grondwetsherziening in den zin als of die grond 172 wet van A tot Z aan eene geheele herziening moest onderworpen worden, en in verband met die voor 172 stelling, beschouwt men die herziening als doel, en niet als middel. En toch is dit laatste het ware gezigtspunt. Wat toch is het geval ? Men moet wel willen toegeven dat cenige gebreken in onze wetgeving, in ons Staatsregt, bestaan, welke dringend verbe 172 tering behoeven, maar tevens dat sommige be 172 palingen der grondwet aan die verbeteringen in den weg staan, Nu behoort men dus slechts die hinderende be 172 palingen der grondwet te herzien, als middel om die gewenschte verbeteringen te kunnen invoeren ; en men dwaalt dus ter goeder of ter kwader trouw, wanneer men spreekt van algeheele grond 172 wetsherziening als doel, en vooral, wanneer men daardoor een schrikbeeld wil verwekken, en van de zaak afkeerig maken. Dat is kortzigtig- heid. De schreeuwende gebreken blijven bestaan , en worden uit het oog verloren, om uitsluitend de aandacht te vestigen op al die vraagstukken, al die moeijelijkheden , al die twisten, die ont 172 staan zullen als men aan eene herziening der I rondwet begint. Daaraan is het welligt ook toe te schrijven dat het groote vraagstuk der verbetering onzer leven 172 de strijdkrachten weder op den achtergrond ge 172 schoven is, zoodat de ruim 20 miliioen voor oor 172 log , waardoor ons kleine volk zoo zwaar gedrukt wordt, zonder eenig afdoend resultaat, wel voor 172 eerst oven vruchteloos uitgegeven zullen blijven worden. Want wie kan tegenspreken dat, zal onze verdediging ooit iets waard zijn , dit hoofd 172 zakelijk afhangt van het persoonlijk gehalte onzer manschappen ? Hoe de Minister, hoe de Kamer over de verbetering van dat gehalte denkt is ge 172 bleken. De Minister wil zooveel mogelijk gelijk 172 heid van persoonlijkheid in de gelederen , en gedaan om Gods toorn te verdienen en”, ging hij, Kaudnitz' tegenwerping afsnijdend, voort: //zijt gij mi mijn trouw hoofd , dan is uw zoon Elimar mijn arm hij is een dapper jonker, een waardig zoon zijns vaders. Gij zijt ovrigens ook tevreden over hem Kaudnitz zuchtte. //Wanneer dapperheid in 't beslissend oogenblik aller deugden inhoud ware ik zou het zijn”, hernam hij; //maar meer dan eens bracht Eli mar's lichtzinnigheid , zijn zwakke, ieder oogenblikkeltjke opwelling toegankelijke zin bitter verdriet over mij. In het eene oogenblik voor de edelste neigingen , de ridderlijkste ge 172 waarwordingen vatbaar, daalt hij in bet volgende tot gemeeue streken af, maakt een der wilde kameraden, met welken hij zich omringt, zich meester van zijn hart.” De vorst fronste zijn voorhoofd. //Ik hoopte een beter bericht van den zoon van mijn Kaud- niU te hooren”, zei hij , //maar" de vurige aard van zijn jeugd zal wel verkceren. Het beste kom 172 pas , dat zulke naturen op den rechten weg stuurt, is de liefde wij zullen aan een huwelijk voor jonker Elimar moeten denken,” //Uwe Hoogheid , ik grond zelfs mijne hoop op deze bloem des Hemels, opdat haar geur de kiem van het booze in mijns zoons borst doe ver 172 stikken. Nauwelijks een half uur van hier ver 172 wijderd ligt de bezitting van den vrijheer von Ebersberg ; ecu toeval deed Elimar kennis maken met zijne dochter, en sedert dien tijd is hij een geheel ander mensch,” De keurvorst knikte goedkeurend. //Keken op onzen steun”, zei hij, //ik ben voornemens bin 172 nen kort den ouden vrijheer een bezoek te bren 172 gen en daarbij de jonge dame te zien. Bij die gelegenheid wil ik gelijktijdig een plicht der dankbaarheid vervullen en ook aan die vrouw een oogenblik wijden, die op Ebersbergschen grond hare hut gebouwd heeft en die mijne soldaten als hunne pleegmoeder prijzen. Gij hebt zeker van //Moeder Anna” gehoord, zooals men haar in den otatrek noemt ?" ^ //Genoeg, om de gezindheid van mijn edelen vorst te waurdeeren ,” hernam Kaudnitz aangedaan, daarom geen vermenging met meer beschaafden door persoonlijken dienstpligt, geen meer, mis 172 schien gevaarlijk, licht voor de onbeschaaf 172 de manschappen doen opgaan, zelfs niet door af 172 schaffing der plaatsvervanging; en de Kamer legt zich daarbij neer. Maar tot het eerste is grondwet- herziening noodig, evenzeer als voor verlenging van den diensttijd, liet cenige middel om een goede reserve, en, met afschaffing der plaatsvervanging, een beter leger te verkrijgen, opdat ook het voorschrift der grondwet van art. 177 tot waar 172 heid kome. Want wie kan ontkennen dat de oefening en voorbereiding, noodig tot verdediging van het Vaderland, al te ligt op onze natie drukt ? Even zoo is het gelegen met de verbetering van ons kiesstelsel, dat tot heden eene nationale ver 172 tegenwoordiging in den weg staat, en ons in de plaats geeft eene vertegenwoordiging van kleine groepjes kiezers, en voorts geheel op belasting be 172 talen berust. Om hierin te voorzien is grond 172 wetsherziening noodig, maar omdat men het doel niet wil, wil men het middel niet , onder voorgeven dat dit doel zoude zijn, en de Regering niet voorgaan moet, maar volgen ; eerst moet de natie duidelijker spreken. Alsof, bijv. het anti- dienstvergangingsbond nog niet duidelijk genoeg gesproken had! Maar, men ban’t beproeven. Men organiseert tegenwoordig Èdlerlei bonden', volks- petitionnementen , enz. Waarom ook niet tot grondwetsherziening ? vooral echter niet tot her 172 ziening van de geheele grondwet, maar uitslui 172 tend tot herziening van die zeer enkele bepalin 172 gen , welke de verbetering beletten van instellin 172 gen , waarvan ons volksbelang, misschien ons volksbestaan, afhangt. Mogt het nieuwe jaar deze vraag in gunstigen zin opgelost zien! Dan zou 1880 als een derge- wigtigste jareu in onze geschiedenis geboekt staan, voor eene ziel, als die van moeder Anna; als de schildering der offervaardigheid , der goedheid, die van ieders lippen weerklinkt, naar waarheid is , is zulk eene onderscheiding het schoonste loon.” //Nu echter heb ik aan iets anders te denken,” zet de vorst, aan 't gesprek eene andere richting gevend; //mijng stemming is somber, Kaudnitz, het ongeduld verteert mij. Wij liggen hier voor die vervloekte vesting, zonder ons doel nader te komen; dag aan dag verloopt, iedere brengt ons gevaar, als wij niet handelen. Demmin moet het onze worden het moet!” De kanselier knikte toestemmend met zijn hoofd. //Niemand begrijpt wel moer dan ik de noodza 172 kelijkheid , keurvorsteljjke hoogheid ,” hernam hij ; //en als dapperheid alleen ons de zege vermag te doen behalen, dan woei reeds lang Brandenburgs banier op Demmins tinnen; maar de maren weer 172 staan het geweld, der Zweden waakzaamheid ver 172 ijdelt onze moeiten en de natuur zelve maakt zich van rondsom tot schutsvrouw en bondgenoote der belegerden tegenover ons want bijna overal omgeeft het diepe breede moeras de muren met zijn ondoordringbaren en onoverkomelijken gordel, Daardoor zijn alle mogelijke aanvallen op zekere punten beperkt, die zoo sterk bevestigd en zoo goed verdedigd zijn, dat al onze moeite en de opofle- rende dapperheid der troepen zonder gevolg blijven.” //Zoo is 't en toch gij zelf roert het punt aan, waarom ik u tot mij ontbood zei de keurvorst. Voor eenige uren ontving ik van on 172 bekende hand deze regelen zonder ouderteekenitig; zij houden een plan in , dat de onbekende schrijver mij bezweert mede aan uwe inzage te onderwerpen. Aan dat verlangen voldoe ik. Beslis t is ’t ees dwaas, is ’t een verrader, uit wiens pen deze regelen vloeiden.?” Met deze woorden reikte hij den kanselier een open blad over. De heer von Kaudnitz stond versteld, toen zijne oogen over het vaste, welge 172 vormde schrift dwaalden ; langzaam , opmerkzaam las hij den inhoud meer dan eens over. Nu had hij geëindigd; zonder een woord te spreken, peinzend legde hij het handschrift weder op ’s vorsten werktafel, {Wordt vervolgd.)