Tekstweergave van OJM_1897-04-03_001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
© ©©©©)© ©<©©©©©©© ©©©©©©© © © © © © © © © © © © © ©jy © © ©©©©©©©©©©©©©©©© ©©©©©©©©©© Onze Jonge Meisjes UITGEGEVEN DOOR. Fereemg’ïng !©© ©©©©©©© ©@ ©© ©©©©©®© 5 c < . - J ...........TT . < 11 I I ! I I. < I 1 1 < 111 111 111 I 111 11 I 11: I 111 111 1 1 1 I I II H I I I II 11.111 111 I I 11 i II I i 11 I II 111 111 I I 11 I 11 I. I 1 : 1 1 . I I 11 11 I I I II 111 . 1 1 . 11 I I 1 1 H I I . I I 11 I 11 11 I I 11 I I I I I I I I I I I 111 111 11 I II I I 11 I l: I 111 I 111111111111111111 1111 11111111111 1 ri 1111 > 1 111 i'i I i 1 1 < 111 f I > REISHERINNERINGEN. ii. MAANDBLAD Tqn T nn n u , WM® L g8 Meis h zich opnemend al wat hunne verdorde ziel aan poëzie en vertroosting nog in zich kan verwerken. Vooral des Zondags is het in deze parken overvol en ziet men er gansche gezinnen uit den neringdoenden stand zich verpoozen. Ou zulk een Zondagmorgen breng ik u naar een kleineren parkiaanleg wij hebben zooeven het grootste, Hydepark, u bescireven. Wij zijn voornemens om naar de St. Pauls te gaan, die Drachtige kathedraal, die ik u vroeger reeds noemde, om daai 1 ' 11 nog eenmaal onze overtuiging te toetsen aan onze indruk ­ ken betreffende dezen geesteloozen en levenloozen namaak van den'’ eeredienst Ger oude Moederkerk. Vele mijner lezeressen wëierï het toch wel, dat engeische Staatskerk niet anders is dan het creatuur van den gewetenloozen Hendrik den Achtste, die de Kerk wilde gebruiken om zijn infaam huiselijk leven te doen wettigen, en toen Rome’s Opperpriester dit terecht weigerde, zich onwettiglijk afscheurde en in zijn Staatskerk een belachelijk namaaksel van Rome stichtte. Onze weg voert ons door een klein park of tuin, Victoria- gardens (Victoria-tuinen) geheeten, en niet ver verwijderd van de Theemskade. Al voortwandelende staan wij stil bij het standbeeld van Robert Raikes, den man wiens naam op dui- zende lippen zweeft, als de stichter der Zondagscholen, en wien het danklied der verlosten, die door hem tot den Heer gebracht werden, Daarboven reeds sedert lang tegenruischt. Wij gaan dezen man met het goede, ernstige, maar niet geniale gelaat voorbij en spoeden ons voort door den schoenen aanleg, totdat onze aandacht gevraagd en onze belangstelling gewekt wordt bij het standbeeld van een man, wiens gelaats ­ trekken ons sinds lang met den diepsten eerbied in de ziel gegrift zijn. Eene hooge gestalte, in het geestelijke gewaad zijner dagen, het fijn besneden gelaat getuigend van strengen ernst, door weemoed getemperd, en gestempeld door een vastberadenheid die alleen eene onuitroeibare overtuiging geven kan. In de eene hand het opengeslagen Bijbelboek, met de andere hand den wijsvinger gericht op de gewijde bladen, zoo staat hier het standbeeld van William Tyndale, opgericht door een dank ­ baar volk, dat hij de onschatbare weldaad bewees om het Licht des eeuwigen Woords weer op den kandelaar te plaatsen. In de schaduw van een paar hooge boomen, omgeven van zuidelijke palmen, die door de zomerkoelte bewogen hem tegen- ruischen, staat hij daar en brengt ons het lied in de gedachte: „Boven de starren daar waaien de palmen”, waarvan deze strijder en geloofsheld sedert den dag zijner martelaarskroning reeds ten volle geniet. William Tyndale, in hooge eer bij zijn volk, welks kern ten allen tijde den geestelijken zegen het hoogst heeft geacht, maar onder ons veel te weinig gekend en gewaardeerd, was een hervormer van de echte soort! Deze man heeft het ver ­ staan, meer dan de meesten, dat revolutie nog geen reformatie is. Door geen mokerslagen op slotpoorten heeft hij van zich doen spreken; maar met het zwaard des Geestes, Gods Woord, in de hand, heeft hij rustig en stil, in navolging van Hem Redactrice: Mej. H. W. SPIERING te Tiel. Met medewerking van Mevr. WILDEBOER GUITINGH en Mej. H. SWA VING. Al wat rein is, al wat liefelijk is en welluidt, bedenkt dat. Alles wat Administratie van dit Blad ï ï . , Arptr ft as to W6d e e m w 1 XLb t a 1 BO^'R e LUltLurlf '1' Vrijs PCT ja»r ƒ0.60. i teixtiën, benevens opgnaf vapbieuwe shnds- W ij hebben de vorige maand zooveel gesproken over de groote drukte en de overbevolking van Londen, dat de indruk bij eene of andere lezeres kon gewekt zijn, dat de bezoeker der wereldstad niet tot zichzelf kan komen en niet, zelfs niet in den geest, in de stilte kan wonen, tenzij hij een van de tallooze kerkgebouwen binnen ga. Toch zou deze indruk verkeerd zijn ; wij hebben reeds met een enkel woord gespro ­ ken v au Louden’s grootsche parken en vei en onzer hêboen daarvan in engeische verhalen gelezen, vaak ons verwonderende hoe dat wezen kon, te midden van zulk een druk gewoel en zulk een handelswereld. Maar o, de weldadige, de oplevende en rustgevende stilte, die over den reiziger komt, als hij uren lang getoefd heeft in het centrum der groote stad, en het hoofd hem duizelt van het gewoel, het schreeuwen, fluiten, rijden, rossen; het reclamegeroep van verkoopers en omnibusconduc ­ teurs; van het dreunen der wagens, het trappelen der paarden, van het uitwijken en laveeren tusschen paarden, wielen, men- schen, kinderen, dieren, straatvegers, schoenpoetsers en het vuil der straten door; als bij dan eindelijk staat voor eender hooge, statige hekken, die den toegang verleenen tot een der groote parken. Hier is het stil en rustig, hier kan men kalm te samen praten of alleen in gepeinzen zijn weg gaan. Hier onder de schaduw der hooge boomen voelt men den zonnegloed niet Ïi kan men zich het stoffige vuil der straten afschudden. Hier artelen jonge honden over de grasperken en huppelen kin ­ deren over de breede paden. Hier weerklinkt zelfs der vogelen lied. Hier streelt een keur van bloemenpracht de vermoeide oogen van den wandelaar en o weldaad ook de ver ­ weende oogen der smart. Want dit is juist de heerlijkheid dezer parken zij zijn vrij toegankelijk voor ieder die wil.— Maak dan ook niet de gevolgtrekking uit bovenstaande beschrij ­ ving dat het hier eenzaam is; honderden wandelen hier rond of zetten zich op de talrijk aangebrachte, keurig onderhouden banken. Ontelbaar zijn de equipages die hier door de breede, eindelooze lanen af- en aanrijden. Maar de aanleg is zóó grootsch en de afmetingen zijn zóó groot, dat men hier eenzaam kan zijn als men wil, en genieten kan van de rust die de natuur altijd brengt. Waarlijk, het verwondert ons niet, hier, als we ons ergens rustig neerzetten om op te merken, de meest onderscheiden gestalten te zien voorbijgaan. Kinderen der weelde en der armoede dwarrelen hier door elkaar; de eersten, geblaseerd van eenvoudige liefelijkheid als ze veelal zijn, verreweg de minderen waar het geldt te ge ­ nieten en op te merken der zonne licht, der vogelen lied, het mollig grastapijt en de smaakvolle bloemperken, die hier met kwistige hand zijn aangebracht. De kinderen der armoede, de eenzamen en verlatenen uit de groote stad, met ingezonken wangen en verbleekte gelaatstrekken, gretig en hongerend in © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © © ©