Tekstweergave van SCHW_1956-02-28_002

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
strepen zij vermeld, dat het overgrote deel van de nageteelde groentegewassen van het seizoen 1955 aanzienlijk beneden de kostprijs moest worden afgezet. Dit fiasco bleef voor de buitenstaander een geheim, hetgeen voor een deel moet worden toegeschreven aan de werkelijk goede opbrengst van glas- en koudegrond- aardbeien, zonder welk '55 voor de tuin¬ bouw in onze streek een debacle ware ge¬ worden. Voor het andere deel concludeert het publiek aan de hand van de groentenprijzen dat het de tuinder beslist niet slecht gaat! Keren wij thans terug naar de vraag of iedere kleine zelfstandige moet blijven stre¬ ven naar een eigen bedrijf. Een vraag die zich in vele gevallen niet beperkt tot de ondernemer, doch die even¬ tueel ook zijn kinderen betreft. Om zo voor de vuist wreg enkele voor¬ waarden te noemen waaraan men moet kunnen voldoen: in de eerste plaats is de kennis voor een zelfstandige bedrijfsvoe¬ ring aamvezig? Bezit men het noodzakelijke kapitaal, heeft men grond welke is geschikt, ligt het bedrijf bij huis, beschikt men in de zomer over gezinsarbeidskrachten, zonder dat men deze aan het bedrijf bindt waar zij alleen tijdelijk rendabel zijn enz. enz. Is er een afzetmogelijkheid in de buurt, zijn de transportkosten van de produkten niet te hoog enz.? Is de ondernemer voldoende doordrongen van de noodzaak zich te organiseren, aan¬ gezien zelfstandigheid tevens wil zeggen op de bres te staan voor gemeenschappelijke belangen? Wil hij hiertoe ook wat offeren, zelfs al ziet hij van dit laatste niet direct resultaat? Ziet hij het nut van voorlichting in, onge¬ acht of deze van Overheidswege of van particuliere zijde werd gesticht? Wil hij nog cursussen volgen wanneer deze ook in zijn belang worden georgani¬ seerd? Dan verder nog een zeer belangrijke vraag voor de tuinder die één of meer van zijn kinderen wil opleiden voor de voort¬ zetting van zijn bedrijf n.1. is hij overtuigd, dat het onderwijs van jongsafaan hierop gericht dient te zijn? Gaarna willen wij over dit laatste de vol¬ gende keer nog eens bij U terug komen. Enkele beschouwingen over net Borgstellingsfonds en Je Waarborginstitnten. Zoals wij U in één onzer artikeltjes al eens aankondigden, willen wij U nu met betrekking tot de financieringsmogelijk- heden door middel van bovengenoemde In¬ stellingen in nauwer contact brengen. Verschillenden Uwer zullen wellicht het geheel aan dit onderwerp gewijde artikel gelezen hebben in een der vakbladen, doch velen waren hiertoe niet in de gelegenheid. De schrijver van dit artikel behandelt in een bepaalde volgorde het hoe en waarom en begint met vast te stellen dat elke onder¬ nemer moeilijkheden ontmoet bij uitbrei¬ ding en/of verbetering van zijn bedrijf met de financiering. De gevolgen hiervan zijn dan dat men niet economisch meer kan werken, dat de financiële weerstand afneemt en dat men niet in staat is, die producten voort te bren¬ gen welke op de markt in binnen- en bui¬ tenland door hun kwaliteit en prijs concur¬ rerend kunnen worden afgezet. Er bestaat dus m de tuinbouw met zijn steeds wisselend karakter vrij regelmatig behoefte aan geld. Deze behoeften onderscheiden we in: behoefte aan geld op lange termijn voor de aanschaf van duurzame productiemiddelen, als gebouwen, kassen en warenhuizen enz , en geld op korte termijn voor de meer. directe uitgaven van zaad- en plantgoed, brandstoffen, mest enz. Dit geld op lange termijn zal niet zo snel weer kunnen worden terugverdiend, zodat men met de aflossing hiervan een aantal jaren wordt belast. Het geld op korte termijn zal direct na of tijdens de oogsgtperioden terugbetaald moeten worden, hetgeen o.i. wel grote risi¬ co's met zich brengt. Men denke zich maar eens in als door tegenslag en te lage prijzen die mogelijk¬ heid er niet is. Natuurlijk kan men voor geld op korte termijn gebruik maken van een rekening- courantcrediet bij bijv. Boerenleenbank. Zelfs zou het mogelijk zijn zich via zijn veiling van geld te voorzien, doch tegen dit soort credieten zijn toch wel bezwaren in te brengen, in het geval dat er iets mis zou gaan, zou een bestuur der veiling de on¬ sympathieke weg moeten bewandelen één harer leden straf aan te pakken. Bij het verkrijgen van geld op lange ter¬ mijn komt de teler dikwijls voor vele moei¬ lijkheden te staan, aangezien tegenover langlopende leningen zekerheden worden geëist. Heeft men dus geen eigendommen welke men kan belasten, dan dient men over ac¬ ceptabele borgen te beschikken of men loopt de kans geld te moeten lenen tegen een te hoge rente en te korte looptijd. Anderzijds moet men op bepaalde tijden geld in zijn bedrijf kuimen steken om niet de kans te lopen onrendabel te moeten werken met alle kwalijke gevolgen van dien. Wat dan te doen? Er zijn voor bovengenoemde groepen sinds een vijftal jaren enkele instellingen in het leven geroepen waarvan men gebruik kan maken. o.a. Borgstelhngsfonds en het Waarborginstituut. Het Borgstellingsfonds heeft vanaf 1951 aan in aanmerking komende tuinders 50% borgstelling verleend, terwijl voor de an¬ dere 50% de aanvrager zelf moest zorgen. Dat één en ander uitsluitend plaats vond en vindt aan de hand van gedetailleerde rapporten weke hiervan door het Rijks- tuinbouwconsulentschap worden verstrekt is .vanzelfsprekend, waarbij vooral de be¬ trouwbaarheid en de vakkennis van de aan¬ vrager terdege onder de loupe worden ge¬ nomen. Is aan dit alles naar behoren voldaan dan volgt de lening met de bekende voor¬ waarden van rente en aflossing. Zoals ge¬ zegd, kon dus alleen 50% borg door het fonds worden verstrekt, hetgeen in de prak¬ tijk voor vele aanvragers toch nog bezwa¬ ren met^zich bracht. Teneinde nu ook voor deze gegadigden financiermgsmogelijkheden te openen, wer¬ den Waarborgmstituten opgericht, waar¬ van er mu een viertal zijn ingesteld, t.w. een voor de Veenstreek, een voor N H , een voor Z.H. en sinds kort tevens een voor onze provincie Gelderland. Door samenweiking van provincie, ge¬ meente en veilingen is men er nu in ge¬ slaagd te komen tot een borgstelling van 90%,"zodat de mogelijkheid veel groter is geworden. Aangezien de B.L.B, het risico voor de laatste 10% voor hun rekening nemen, be¬ staat er in theorie de mogelijkheid dat een tuinder zelfs zonder eigen middelen over bepaalde bedragen kan beschikken. Waar deze mogelijkheid velen aantrek¬ kelijk zal voorkomen, wordt er op gewezen dat men slechts dan een beroep op het W.B.fonds kan doen als in een provincie een dergelijk instituut bestaat, als de ge¬ meente toetreedt en als melï lid is van een¬ veiling welke aan het fonds zijn medewer¬ king verleent. Aangezien ook in onze streek nogal eens bedenkingen worden geuit tegen deze en andere mogelijkheden tuinder te zijn of te worden, is het wellicht nuttig het pro en contra zoals de schrijver dit stelt tevens te bezien. Contra: In bepaalde kringen wijst men er n.1. op. dat met name de glasuitbredmg in een te hoog tempo tot stand komt. hetgeen vooral bij de tomatenteelt zou voorkomen, terwijl tevens het bezwaar wordt geuit dat al vrij grote bedrijven nog op deze wijze worden geholpen. Daarnaast het psychologisch effect wat deze uitbreidingen zouden hebben op die tuinders die in deze vorm van financiering een aanwijzing zien dat een teeltuitbreiding nog wel verantwoord is. Tenslotte nog het bezwaar dat een tuin¬ der uit eigen middelen tot uitbreiding over¬ gaat omdat zijn buurman via het B.F. bouwt. Terecht zijn deze reacties menselijk en verklaarbaar, doch men bezie ook de andere zijde der medaille. Pro. De voorstanders wijzen erop dat een on¬ rendabele tuinbouw het nationale inkomen vermindert, zodat als men van deze natio¬ nale koek een grotere hap wil hebben de productiviteit moet worden opgevoerd. Zo eenvoudig is dit ook weer niet. al zal een verantwoorde besteding zeker z'n ren¬ dement afwerpen. Is het dus noodzakelijk te intensiveren en te rationaliseren, dan moet er geld zijn en zal het geen verschil uitmaken of het langs de weg der hypotheek of via het B.F. wordt verstrekt. In beide gevallen blijft de tuinder verantwoordelijk en zal hij moeten zorgen voor een tijdige rente en aflossing. Het zal dus volledig van hemzelf afhan¬ gen of hij met dit geld al dan niet tot resul¬ taten komt. Het B.F. en W.B. houden zich in hoofdzaak bezig met de kleinere bedrij¬ ven wier eigenaren geen mogelijkheden hebben uit eigen middelen voorzieningen te treffen. Nog enkele cijfers: 68% der verleende borgstellingen kwam terecht bij bedrijven met een gemiddelde bruto-opbrengst van f 8.500 en 27% bij omzetten van ƒ 15.000 tot ƒ 40.000 per jaar, terwijl 5% een hogere omzet dan ƒ 40.ÖÖ0 per jaar haalde. De glasuitbreiding in de afgelopen jaren bedroeg 29 ha, hetgeen 8% is van de totale uitbreiding qua glascultures. Er is dus geen reden om aan te nemen dat de uitbreiding zoveel minder zou zijn geweest als het B.F. niet gewerkt had, aan¬ gezien er bij lonende teelten vanzelfspre¬ kend velen zijn die hiervan willen profi¬ teren. Blijft dus nog het voordeel dat zij die ge¬ bruik maakt van het B.F. en W.B. niet het vel over de neus werden gehaald. Tenslotte nog een conclusie waartoe de schrijver in de eerste plaats opmerkt dat Nederland zijn plaats in sommige landen verovert, ook dient te verdedigen, zowel tegen een eigen productie in die landen als wel door eventuele concurrenten. Een intensivering van de tuinbouw is hiertoe één dezer middelen, terwijl de gro¬ tere welvaart in binnen- en buitenland aan¬ leiding geeft tot een stijgende fijnere con¬ sumptie. Hieraan te voldoen door het telen en af¬ leveren van prima produkten met hoge kwaliteit, goed gesorteerd en verpakt bhjve het streven van de nederlandse tuinders. Het B.F. en W.B. zijn instellingen welke zeer nuttig kunnen werken als nauwkeurig in het oog wordt gehouden dat rentabiliteit en productiviteit gezamehjk worden opge¬ voerd. Naast voorlichting, onderwijs en onder¬ zoek zal blijvend gestreefd moeten worden naar verlaging van de postprijs en ver¬ hoging van de kwaliteit. Tot zover de inhoud van het artikel B.F. en W.B. Instituut. Hebben bovenstaande gegevens bijna uitsluitend betrekking op de tuinbouw, in andere centra dan de B.W.: toch menen wij dat, nu ook in onze streek de mogelijkheid tot financiering tot 100% geopend wordt, men niet te hard van stapel moet lopen. Wij zijn het n.1. helemaal niet eens met de schrijver die in zijn onder ..Pro'' opge¬ nomen zin zegt: Wat maakt het voor ver¬ schil uit of het geld verkregen wordt door middel van een hypotheek of langs de weg van B.F. en W.B.I.? Hij. (de tuinder) zal zelf moeten zorgen voor rente en aflossing, voor productiever¬ groting enz. Wij zijn nu van mening dat dit we! dege¬ lijk verschil maakt, n.1. lang niet iedereen is in staat om met andermans geld zodanig om te gaan dat het tot a. productievergro¬ ting en b. tot renteaflossing leidt. Dit met elkander in overeenstemming te brengen is de lang niet gemakkelijke taak van de in te stellen beoordelingscommissies. Overigens zien ook wij het nut van de Instellingen wel in, doch men make er op gepaste wijze gebuik van. Interparochieel Sociaal Charitatief Centrum Ook in de Bommelerwaara heeft de jengd de toekomst Ook al lijkt het er weleens op, dat niet de jeugd de toekomst, maar de toekomst de jeugd heeft, gaat dit oude gezegde ook op voor ónze streek. Activiteiten der jeugd! Wij noteren: jongerenavond te Kerkdriel — Kerstavond der K.A.J., in samenwerking met K.A.B, en K.A.V. te Rossum — boeren- jeugddag te Ammerzoden. Het is jammer, dat we zo geen tijdje door kunnen gaan. We zouden het niet willen, het werd te saai. maar we zouden het ook niet kunnen. We zouden het niet kunnen? Neen! Het is triest het te moeten zeggen, maar de raeesten van onze jongeren schijnen zich constant te verkwikken aan een soort gees¬ telijke slaap, die bijna het hele jaar duurt.. In sommige plaatsen is wel veel activiteit, er zijn alle mogelijke toneelverenigingen, zangverenigingen etc, maar wie zijn hier de toonaangevende figuren? Wie nemen hier doorgaans de initiatieven, van wie gaat de meeste activiteit uit? Is het niet van de_ ouderen? Durven de jongeren dan niet? De jeugd heeft de toekomst, maar alleen dan, waanneer de jeugd aan die toekomst werkt, eraan werkt in ieder opzicht. Het is niet alleen van belang zich voor de toe¬ komst 100 gulden per week te verzekeren, het,is evenzeer van belang, ja van veel gro¬ ter belang, zich van een zo gelukkig-moge- lijke toekomst te verzekeren. Men zal niet gelukkig kunnen zijn, wanneer men uit zich¬ zelf niet alles kan halen wat er in zit, wan¬ neer men zich a.hw. niet kan uitpeuren. In onze jonge jaren moeten we ons hier op voorbereiden, we moeten ons oefenen, ons trainen. Als we dit niet doen. dan brengen we er als we volwassen zijn niet veel van terecht. Waar blijft echter die activiteit van de jongeren, of zijn ze op een verkeerde manier actief? Een feit is, dat er door de jeugd zelf tot nu toe heel weinig is gebeurd. Men loopt de ouderen na. is actief als zij actief zijn, loopt als zij lopen. Waar blijft die zelfactiviteit? Waar blijven die jongeren die zich schamen dat de oude of oudere garde de pit heeft van de jonge garde, en andersom? Wat de bedoeling is7 Jongeren, ga zelf initiatieven ontplooien, sluit je aan bij de bestaande jongcrcngrocpcringen der K.A.)., R.K.J.B, en hoe ze verder ook mogen heten. Geeft je er volledig aan, want je hebt er zelf het meeste belang bij. Je kunt dan ook vol¬ ledig rekenen op de steun der ouderen, want hoe wil je steun van de ouderen ontvangen, wanneer zij dit boter aan de galg smeren vinden en nog gelijk hebben ook. Wanneer je belangstelling en daadwerkelijke steun van de ouderen wilt ontvangen, moet je er voor werken, moet je er iets. liefst veel, voor presteren. Moeilijkheden desondanks? Natuurlijk blijven er desondanks moeilijk¬ heden. Er is een slechte behuizing, er zijn weinig leiders, er is zo weinig geld. Deze en andere moeilijkheden zijn echter juist dat, wat we als jeugd hebben moeten. We wor¬ den er sterk van, en kunnen dan eerst tonen, wat we in onze mars hebben. Jongeren, aan de slag, overtroef de oude¬ ren door jullie activiteit en vitaliteit. Breekt met die sleur en die geest van ,,we geloven hel wel'', breekt met die gewoonte van het alleen maar grote potten koffie drinken en vergaderen, breekt met die gewoonte van alleen maar praten, praten en nog eens pra¬ ten, en het niet tot actie komen daarna. Weet je niet waar, hóe, wat je moet begin¬ nen, neemt contact op met de maatschappe¬ lijke werker-jeugdleider. Hij zal en kan je met raad en daad bijstaan. Zijn adres is: H. Linssen. Mgr. Zwijsenplein A 154 te Kerk¬ driel. Besef echter dat deze man geen Über¬ mensch is, niet overal tegelijk kan zijn dus. Zijn gebied is uitgestrekt, zijn werkzaam¬ heden vele. Hij rekent op de versterking van de infanterie, die jullie moeten vormen. Hij kan het niet alleen, wil het ook niet alleen, want willen jullie de Bommelerwaard wer¬ kelijk laten bruisen van activiteit, dan moe¬ ten jullie het leeuwenaandeel zelf in hanJen nemen. Willen jullie van dit alles rijker wor¬ den, dan moet je tot zelfwerkzaamheid komen, en tot zelfverantwoordelijkheid. Dan wordt je ook een rijk mens, een mens met een karakter, een persoonlijkheid, het tegen¬ deel van de kuddemens, die ja knikt, omdat zijn buurman dit ook doet. die loopt, omdat het boekje zegt, dat men behoort te lopen, die actief is. omdat Pietje hem anders zo'n rare vindt. IA? Boerenleenbank-berichten In de algemene inleiding hebben wij U het ontstaan der Boerenleenbanken uiteen¬ gezet. U hebt daaruit kunnen lezen, door welke oorzaken de Boerenleenbanken haar huidige omvang hebben bereikt. Wij noem¬ den als de drie pijlers: het onbeperkt ver¬ trouwen, de toevertrouwde spaargelden en de billijke kredietverstrekking. Wij willen deze keer stilstaan bij de be¬ tekenis van het spaarkapitaal, terwijl het vertrouwen daarmede onlosmakelijk ver¬ bonden is. Het zal een ieder duidelijk zijn, dat in de eerste bestaans-jaren der Boeren¬ leenbanken het spaarkapitaal gering zal zijn geweest. De behoefte aan goedkoop be- drijfskrediet was veel groter dan de omvang van de belegde spaargelden. Allengs nam de betekenis van de Boerenleenbanken als spaarbank toe. Dit heeft mede geleid tot de stichting van een afzonderlijke spaarbank. Met het toenemen van deze spaargelden kwamen de zorgen voor belegging van deze deposito's. De oprichting der Coöp, Centra¬ le Raiffeisenbank kwam tot stand om als finantieel middelpunt voor de oplossing van deze problemen te zorgen. Tot aan de tweede wereldoorlog kenden de Boerenleenbanken slechts enkele moge¬ lijkheden tot sparen. De inleg op het beken¬ de spaarbankboekje en voor de jeugd waren spaarbusjes beschikbaar om op deze wijze een bedrag bijeen te brengen. Na de laatste oorlog is er ook op dit gebied wel het een en ander gewijzigd. Door de veelzijdige taak der Boerenleenbanken zijn zij sedert¬ dien in het middelpunt der belangstelling komen te staan. Mensen uit alle groepen der samenleving sparen thans bij de Boeren¬ leenbank en als gevolg daarvan zijn ook de mogelijkheden om te sparen geleidelijk uit¬ gebreid. Momenteelt kan men bij de meeste Boerenleenbanken sparen door middel van: a, Spaarboekjes; b. Spaarbusjes; c. Spaar- contracten; d. Spaardepositobrieven; e. Be- drijfs-sparen; f. Schoolsparen. Welke van deze mogelijkheden kent de Boerenleenbank ,,Zaltbommel"? 1. Sparen door middel van het spaar¬ boekje. Behalve inleg in contanten is het