Tekstweergave van SCHW_1957-12-01_002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Toen het einde naderde, groeide de onrust
en de verwarring steeg.
Hoewel zichtbaar ontevreden over' zichzelf.
dat nog zóveel niet kon worden bereikt,
berustte hij er tenslotte in. dat zijn opvolger
deze plannen tot een goed einde zou bren¬
gen.
Maar voordat de Oude zijn moede hoofd
voorgoed zou neerleggen, wilde hij nog eerst
met zijn jonge opvolger spreken.
Wij waren geen getuige van dit gesprek.
doch toen wij de jonge opvolger in zijn ogen
keken wisten wij. dat ook hij niet lang on¬
bezorgd zou blijven.
Toen de Oude ter aarde werd besteld, heeft
men op de bekende wijze nog kans gezien
heel wat goeds van hem te vertellen . . .
En bij het installeren van de jonge opvolger
heeft men deze vooral veel „Heil en Zegen"
toegewenst hetgeen hij meer nog dan zijn
voorqanger ook nodig zal hebben!
N. G. DEN DRIJVER
Stichting ter bevordering v. d. welvaart i. d. Bommelerwaard.
instanties minstens een 5-tal is, dat als niet-
agrarisch kan worden bestempeld.
Ook al zou hier sprake zijn van een zuiver
agrarisch blad, dan nog zou het voor de
industrieel zijn grote betekenis kunnen heb¬
ben. De belangrijkste problemen, waarom
het gaat m landbouw en industrie, zijn n.l.
voor beide van betekenis. Als onze boeren¬
jongens niet allemaal in de land- en tuin¬
bouw meer emplooi kunnen vinden en als de
industrie goede arbeiders zoekt voor haar
werkplaatsen, dan ligt hier een gezamenlijk
probleem. Dan mag het waar zijn. dat de
industrie in ..De Schijnwerper" niet vindt
de dingen, die thuishoren in een technisch-
industrieel blad, zij kan er misschien van
tijd tot ti|d wel in vinden een artikeltje, dat
verband houdt met die gemeenschappelijke
menselijke problemen.
In ieder geval lijkt het ons beslist onjuist
om als de schrijver van; „Waar blijft de in¬
dustrie?" te spreken over tegenovergestelde
belangen. Natuurlijk zijn er wel bepaalde
tegenstellingen tussen landbouw en indus¬
trie. Maar deze te accentueren is niet ver¬
standig. Beter is het te trachten de nodige
waardering op te brengen voor eikaars doel¬
stellingen en de blik te richten op de posi¬
tieve dingen. Waar zou de landbouw moe¬
ten blijven als handel en industrie er niet
waren; evenzo, wie kan zich de laatste in¬
denken zonder de eerste? Een samenoptrek-
ken is noodzakelijk om ■— wat we toch allen
willen — een bepaald gebied tot meerdere
welvaart te brengen.
Wie akkoord kan gaan met het bovenstaan¬
de zal meteen het antwoord hebben gevon¬
den op de gestelde vraag: „Wat hebben
een steenfabriek en een scheepswerf met
elkaar gemeen7" Deze hebben wel degelijk
allerlei gelijklopende belangen. Beide moe¬
ten personeel hebben, dat personeel moet zo
goed mogelijk geschoold worden, ze zijn dus
beide gebaat bij goede scholen en andere
onderwijsinrichtingen; het probleem van het
afnemend aantal landbouwers en het toe¬
nemende aantal mensen in andere bestaans-
takken nodig, is voor beide van belang.
Met één ding zijn we het met v. d. W. roe¬
rend eens, n.l. waar hij de grote psycholo¬
gische betekenis noemt van het samengaan
naar binnen en buiten ter bevordering van
het industriële klimaat. Hieraan moet in ons
gebied nog zeer veel veranderen
Beiderzijds zal men inzicht moeten krijgen,
dat zowel het een als het.ander noodzake¬
lijk is. dat de landbouw moet blijven ter
wille van het voedsel voor de mens en dat
eveneens de industrie niet gemist kan wor¬
den als voorname schakel in de keten van
het voortbestaan dezer wereld. Laten we
het eenvoudig stellen; de boer haalt het
voedsel uit de grond maar hij moet ook wo¬
nen, de steenfabrikant bakt de stenen voor
het woonhuis, de boer moet zijn produkten
vervoeren vanaf zijn boerderij, dit gebeurt
met een vrachtauto of wel een schip, de au-
tomobielfabnck en de scheepswerf zijn in¬
geschakeld; alle vruchten van de boerderij
kunnen niet meteen worden opgegeten, de
conservenindustiie is geboren; het gebouw¬
de woonhuis kan per ongeluk afbranden,
gelukkig is er een brandspuitenfabnek; en¬
fin, ga zo maar door.
Nog een enkele opmerking over wat van de
Welvaarstichting werd gezegd en wat ver¬
band zou houden met de genoemde indus¬
triële samenwerking
De stichting wil gaarne in dit opzicht al
haar zwakke krachten ter beschikking stel¬
len omdat zij meent dat daaraan tot nog toe
veel te weinig aandacht werd besteed.
Een laatste opmerking in dit verband moge
zijn. dat het te pas en te onpas gebruikte
woord „bestedingsbeperking" niet zal ver¬
mogen dit doel uit het oog te verliezen en
activiteiten ter bereiking daarvan te ver¬
zwakken.
■Mogen we eindigen met v. d. W. te dan¬
ken voor zijn bijdrage.
1.
Op woensdag 11 december kwam het dage¬
lijks bestuur van de stichting in vergadering
bijeen.
In zijn openingswoord stond de voorzitter
enkele ogenblikken stil bij het overlijden
van de heer Hovens Greve in leven secre¬
taris der stichting.
„Maar het leven gaat verder." aldus de
voorzitter, „zo zijn wij hier ook weer bij el¬
kaar om ons gezamenlijk te bezinnen op de
vele problemen in ons gebied. Er is bij de
provinciale overheid veel belangstelling voor
ons werk. Men ziet vele mogelijkheden voor
de Welvaartstichting en. Hoewel de tijden
moeilijker worden, vooral in financieel op¬
zicht, moeten wij doorgaan. Want wat is
waardevoller dan in eendracht iets op te
bouwen onder moeilijke omstandigheden?"
Na de behandeling van enkele ingekomen
stukken, kwam de begroting 1958 in be¬
spreking. Ondanks vermeerdering der pro¬
vinciale subsidies blijft er een tekort.
Men was van mening, dat het beter is in
de toekomst de subsidies te verhogen dan
met een tekort te blijven werken, hiervan
komen op den duur moeilijkheden. De vraag
of het niet mogelijk is particulieren en bedrij¬
ven in ons gebied voor dit werk te interes¬
seren werd nog gesteld. Men achtte dit in
de toekomst wel mogelijk als het werken en
streven der stichting meer bekendheid gekre¬
gen heeft onder de bevolking. De voorzitter
zei; „Wij als bestuur, die het werk en de
mogelijkheden zien, moeten doorgaan en
optimistisch blijven, al lijkt dit optimisme
wel eens ongefundeerd." Hij haalde in dit
verband het werk van de Veeteeltcommissie
(ontstaan uit de Welvaartstichting) aan,
ook daar is de financiële toestand wel eens
verre van rooskleurig geweest, maar deze
mensen hebben met een onverwoestbaar
vertrouwen doorgewerkt en met succes, zo¬
dat dit werk nu door de hele Bommeler¬
waard gekend en gewaardeerd wordt.
Het volgende punt op de agenda was de
benoeming van een secretaris. No. 1 van
de voordracht, de heer H. Prak uit Maarn.
Ija¬werd gekozen en zal met ingang van I ja¬
nuari 1958 in functie treden.
Daarna volgden enkele mededelingen over
het werk der stichting. Het verheugde de
voorzitter te kunnen mededelen, dat alle zes
kandidaten van de cursus handenarbeid voor
het in september gehouden examen geslaagd
zijn.
Over het werk der culturele commissie kon
de voorzitter het volgende vertellen. De in
november begonnen cursus onder leiding
van de heer Arend Hauer (landelijk toneel¬
adviseur) loopt uitstekend: er zijn 25 deel¬
nemers uit de hele Bommelerwaard.
Het rapport betreffende het komen tot de
oprichting van een muziekschool in de Bom¬
melerwaard, een werkstuk van de overleden
secretaris, is in het dagelijks bestuur bespro¬
ken. Men achtte het beter met de uitwerking
hiervan te wachten tot de nieuwe secretaris
in functie is.
Bij de rondvraag kwamen nog verschillende
zaken aan de orde. Onder meer de depressie
op de arbeidsmarkt, met de toenemende werk¬
loosheid. In nauw verband hiermee kwam
ook de zo noodzakelijke beroepskeuzevoor¬
lichting ter sprake. Er volgde een interes¬
sante bespreking, waaruit bleek, dat ook op
dit terrein voor de stichting een belangrijke
taak ligt.
2.
Het stukje; „Waar blijft de industrie?" in
het vorig nummer van dit blaadje heeft ons
bijzonder veel genoegen gedaan. Een paar
opmerkingen daarin geven ons aanleiding
van repliek te dienen.
Ons inziens behoeft geen enkele industrieel
te schrikken van de in het hoofd van ons
blad genoemde instellingen om dan te ver¬
zuchten: „Wat heb ik met een zuiver agra¬
risch blad te maken?" Als men goed leest
zal men zien, dat-er onder de deelnemende
„G/e/
en i
ikh
„En nou is ut de letste keer gewiest," zee
Giel. ..
Nou daor ston ik van te kijke, want as ge
al bekant een joar mee raekoare hè gewerkt.
dan motter nog al iets mis lope om er dan
mee op te houwe!
Hij lachte zun bietje om dè geschrokke ge¬
zicht van mijn en toen liet ie 't lége blad
van de scheurkelender zien!
„Het zit er weer op," zee Giel, „'t is weer
verbij. we beginne wir mee een fonkelnij
jaor."
t Is mar goed ok da we nou oan een nij
kunne beginne want dè ouwe was op 't
letst toch al geducht slecht gewone, nim
nou doar in Indië, de hele boel in de soep,
doalik wir ene hele hoop minse terug noar
ons land, allemoal ellende, den éne die ge-
hollepe mot worre nie tevreje en den andere,
die mot hellepe ok nie tevreje.
Hier bij ons èges in de buurt ok al wir gin
best gezicht as ge vlak onder dè mooie nije
Gasthuistorentje een heel stel bromfietse zie
stoan, die thuisheure bij de minse, die wir
es komme vroage ofter soms werk vur der is.
„Hoogconjunctuur" noemen zé dè. doalik
motte die werkelose wir es in de grond goan
stoan vrute, net ofter gin raesjienes genogt
zijn, die mee 6 liters van dieje stmkolie net
zoveul werrek verzette as 200 werkeloze
heidemijers!
Het is om oe ège op te vrete, oan den éne
kant overal nog van alles tekort en oan den
andere kant tot niks doen gedoemde arbeids¬
krachten
Giel schudde mee zunne kop en begreep mar
nie da ze die minse nou wir in de grond
oan 't werrek wilde zette.
„Op die menier," zee Giel, „makte van die
minse nog grotere stakkers!"
Want as nou één mesjien vur 200 man .
werrek kan doen, loat dan dè mesjien mar
werreke. mar bouw dan erst vur al die jonge
kels die der nog geschikt vur zijn een groot
omschohngsgebouw, want, en doar ben ik
ut mee Gielke hardstikke ins, hoe ut er ok
in de toekomst noar toe zal goan, mar mee
een schup in de grond goan stoan moddere,
nou, dè zoude mee een geleerd woord ok
wel ,,a-sociaal" kunne noeme.
„Schrijf mar wa anders," zee Giel. „want as
ge den erste keer in 't nije joar al zo geducht
somber mot beginne, dan zit ut nie best.
Schrijf mar. dat dieje Kerstveiling geducht
mooi was en da wij best kunne begrijpe da
Minister Hofstra een poar van die fruit-
mïnse een eervolle vermelding wil geve om
ze as veurbeeld te stelle vur al die andere
Iruitkwekers."
Ik geleuf nooit, dat die poar lui nou zo gruts
zulle zijn mee dé geboar van de Minister,
mar oan den andere kant kunde wel begrijpe
dat ie ut kan waardere in ene tijd dat ie ut
zo goed kan gebruike!
Nou nog wa' anders, Giel ha geheurd da
we ok wir ene nije secretoans van de Wel-
voartstichting hebben gekrege. We zulle
mar hope dat dieje nije meneer in stoat zal
zijn om de welvoart van den Bommelerwèrd
mee te vergrote.
„Hij zal z'n ège wel kunne redden." zee
Giel, „mar hij kan as ut nodig is op ons
allebei rëkene!"
En nou we toch een bietje in de nijjoarsfeer
zitte, von Giel ut nodig om allemoal, die iets
van ons afwete veul heil en zegen toe te-
wensen. Mar hij makte der één veurbehoud
bij. hij zee; „Dan inottet ok echt mène want
anders is ut mar een geducht gehuichel, erst
veul heil en zegen toewense, dan gauw een
poar boneltjes, dan nog cffe Jan en alleman
over den hekel hoale en dan oan ut nije joar
beginne."
Giel hee gelijk, want as ge af en toe nie es
efkes vasthoudt oan alles wa nog béter kan,
dan is ut goeie net zo schiehk foetsie as dè
hallef literke „Witte Hengst", dè Moeder
vur den Nijjoar achter den inmoakpot weg¬
gemoffeld ha. En omda ikke nou wel een
bietje loat kom vur dè boneltje, wil ik toch
alleman, die dit léze veural, een veurspoedig
1958 toewense. mar echt gemeend hur!
Van het waterschap.
Hetkiesrechtende15dejan,1958.I. Het kiesrecht en de 15de jan, 1958.
Ofschoon in 1958 geen gewone aftreding
van hoofdgeërfden zal plaatsvinden, valt
van tussentijdse aftreding uiteraard niet het¬
zelfde te zeggen.
Voor het geval er in het tijdvak 1 april 1958
tot 1 april 1959 verkiezing mocht zijn en
men het kiesrecht zou willen uitoefenen, gel¬
den de volgende bepalingen.
De bevoegdheid tot uitoefening van het kies¬
recht van:
1. hen, die in een bepaalde kring minder
dan 1 ha bezitten, terwijl hun gezamen¬
lijke grondbezit ten minste 1 ha groot is
en die zich daarom tot een groep verenigd,
hebben, berust bij het groepslid, dat on-'
derling aangewezen is;
2. de gezamenlijke eigenaars van onver¬
deelde eigendommen berust bij degene j
hunner, die zij onderling aanwijzen;
3. een rechtspersoon berust bij het bestuurs-;
lid. dat door het bestuur aangewezen is; \
4. minderjarigen, onder curatele gestelden,
gefailleerden en personen, wier goede¬
ren onder bewind zijn gesteld, berust bij
hem. die de ouderlijke macht uitoefent
(of de voogd), de curator of de bewind¬
voerder;
5. hem, die buiten het polderdistrict woont.
berust desgewenst bij een gemachtigde,
die overigens diezelfde bevoegdheid reeds
moet bezitten t.a.v. dezelfde kring;
6. hem. die 70 jaar of ouder is en van hem.
die blijkens over te leggen geneeskun¬
dige verklaring door ziekte of lichaams¬
gebreken niet in staat is persoonlijk aan
een stemming deel te nemen of door
beroepsbezigheden, daaronder begrepen
deelneming aan vergaderingen van pu¬
bliekrechtelijke besturen, in de regel ver¬
hinderd is op de uren, waarop de stem¬
ming gehouden wordt, in zijn woonplaats
aanwezig te zijn, berust desgewenst bij
een gemachtigde als hiervoor bedoeld
(niemand kan als gemachtigde van meer
dan 1 persoon aan de verkiezing deel¬
nemen).
De groepen, de gezamenlijke eigenaars, de
besturen, de voogden, curators en bewind¬
voerders, de buitengeërfden en de bijzondere
personen moeten vóór 15 januari 1958
schriftelijk aan de dijkgraaf van het polder¬
district, Waalkade 2 te Zaltbommel. kennis¬
geven, onder opgaaf van naam en adres:
a. wie aangewezen is (zie 1 t.m. 3);
b. dat zij het kiesrecht zullen uitoefenen
(zie bij 4):
c. wie gemachtigde is (zie bij 5 en 6).
Tenslotte is hij, die binnen elk van 2 of
meer kringen minder dan 1 ha, maar bin¬
nen het polderdistrict, doch niet binnen 1
kring meer dan 1 ha land bezit, gerechtigd
1 stem uit te brengen indien hij, eveneens
vóór 15 januari 1958, schriftelijk aan de
dijkgraaf meedeelt in welke kring hij zijn
stem wenst uit te brengen.
2. De belastingk-iijellen 1957/*58.
Zeer waarschijnlijk hebben de grond¬
eigenaars hun bclastingbiljet 1957-'58 van
het polderdistrict Bommelerwaard boven de
Meidijk ontvangen, want de dagtekening
daarvan is 1 januari 1958. Betaling zal moe¬
Imei1958.ten geschieden vóór I mei 1958.
Bij besluit van de dijkstoel van 16 november
1957 werd het kohier van belastingschuldi¬
gen invorderbaar verklaard tot een bedrag
van ƒ 403.2S7.S4. geheven van S767.16.16 ha
ongebouwd naar f46 per ha.
Vermeerdering of vermindering van lasten
als gevolg van de verevening van bezit en
schuld der opgeheven dorpspolders blijft ook
bij de belasting 1957-'58 nog achterwege.
A!s er zich geen bijzondere omstandigheden
voordben, zullen op de volgende belasting¬
biljetten de uitkomsten van de verevening
voor het eerst tot uitdrukking komen.
Het voor-ontwerp van het vereveningsplan
is namelijk gereed en in bespreking.
De verhoging van de omslag tot ƒ 46 per
ha per jaar (de vorige omslag was ƒ 6 lager),
is toegelicht in „De Schijnwerper" van 30
juli 1957.
Hoe men bij het polderdistrict verdere ver¬
hoging van de omslag over de gronden denkt
te voorkomen, leest u hieronder.
3. Belastinj>lielïing van geoonwen.
(1 ste vervolg).
Het vorige artikeltje werd besloten met de
mededeling, dat een belastingheffing van
gebouwen voor de deur staat.
Zodra die belasting is ingevoerd zal er een
emd zijn gekomen aan een tijdperk, waarin
(eeuw in eeuw uit de kosten van het water¬
schap werden omgeslagen over de gronden
alleen.
Het ligt in de bedoeling bij de omslagheffing
over het gebouwd tegelijkertijd te beginnen
met het verhaal en de uitkering van lasten
op en aan het ongebouwd, zulks als gevolg
van de verevening van bezit en schuld der
opgeheven dorpspolders.
Zouden de uitkomsten van de verevening
eerder tot uitdrukking zijn gekomen, dan zou
een gedeelte van de omslagplichtige gron¬
den nog zwaarder belast zijn geworden dan
met ƒ 46 per ha.
Naar de bedoeling van de invoering van een
aanslag van de huizen hoeft niemand te
raden: men wil de druk van de w^aterschaps-
lasten op de grond verlichten.
Een gedeelte van de kosten van het water¬
schap wordt voortaan afgewenteld op de
gebouwen.
Dat daarvan niet elke tegenwoordige belas¬
tingplichtige beter wordt zal in de loop van
deze artikelenreeks duidelijk worden.
Om verkeerd begrip te voorkomen moet
thans vooropgesteld worden, dat het water¬
schap zijn belastingbetalers niet mag gaan
zoeken onder de pachters van gronden en
de huurders van woningen.
Het waterstaats- en waterschapsrecht staan
dat niet toe. Belastingplichtig tegenover het
waterschap zijn uitsluitend de eigenaars van
gronden en gebouwen of in voorkomende
gevallen de erfpachters, vruchtgebruikers of
opstalhouders.
Het zou met die belastingplicht van de
eigenaars nog wel kunnen meevallen als zij
de belasting geheel of voor een gedeelte kon¬
den verhalen op de pachters of huurders.
Pacht- en huurwetgeving evenwel schijnen
een dergelijk verhaal in de weg te staan of
dit nu rechtstreeks of onrechtstreeks ge¬
schiedt, d.w.z. in de vorm van bijzondere
betaling of langs de weg van pacht- of huur¬
verhoging.
Is een belasting van het waterschap op de
gebouwen billijk?
De enkele „huisjesmelker", die er nog per
ongeluk onder de huiseigenaren mocht zijn
overgebleven, zal terecht de vraag kunnen
stellen wie „huisjes melkt", hij of de over¬
heid?!
Het is in ons land immers zo, dat de burger,
die een huis (of grond) bezit, alle overheden
op zijn weg vindt met belastingbiljetten.
Het rijk opent de rij met de heffing van
grondbelasting, de provincie neemt daaraan
deel door vaststelling van opcenten, de ge¬
meente doet hetzelfde en heft nog straat¬
belasting en de rij wordt gesloten door het
waterschap met zijn omslagheffing.
Zoals men in de voetbalwereld het begrip
van het „magisch vierkant" kent zouden wij
hier kunnen gaan spreken van het „tragisch
vierkant": aan elk der 4 hoeken van een huis
zit een der belastingheffende overheden!
Het zal later blijken, dat het waterschap